EEN MOORD OM NOOIT TE VERGETEN

In de nacht van 8 op 9 februari 1963 begon de Rotterdamse politie het grootste onderzoek in de Nederlandse misdaadgeschiedenis. Maar dertig jaar na dato is de dubbele moord in de tabakszaak aan het Brekelsveld nog een groot mysterie. Ook al zijn de wrede moorden volgens het wetboek verjaard, het dossier ligt nog steeds voor het grijpen. Geraadpleegde bron: 'Laatste rit van een taxichauffeur en andere moorden' van J.A. Blaauw (uitg. Fontein).

ADRI VERMAAT

In Zuidwijk is het, met het weekeinde voor de deur, haast stiller dan anders. De bewoners van deze Rotterdamse buurt dromen van de Rudi Carell Show, de avond tevoren. En van de Mounties, de Limelighters en Annie Palmen, die in de show optraden. De televisieavond heeft veel langer geduurd dan anders. Na Filmvenster van Jan Blokker - met Bert Haanstra - was er nog de Dick Powell Show geweest en een reportage van kampioenschappen kunstrijden op de schaats. Tegen twaalven was het al toen de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) het laatste nieuws uitzond en de sluiting volgde.

Nachtwaker Vink loopt drie uur later door de straten van Zuidwijk en voelt overal aan winkeldeuren. De man kent de bijna tien jaar oude buurt op een prik en weet dat die een van de veiligste in de stad is. Er gebeurt weleens wat, een diefstal en soms fikse burenruzie, een enkele keer wat meer rottigheid, maar verder is dit een rustige wijk met vooral jonge gezinnen.

Als vanzelfsprekend slaat Vink een zijstraatje in van de Slinge, richting Brekelsveld. Rechts ziet hij daar de lage, sobere flatwoningen met hun langgerekte ballustrades, links aan het einde z'n doel: het rijtje van vier, goed verlichte winkels. Ze zijn keurig op slot, ook de sigarenzaak op nummer 3, van Barbara van der Hoff-Van Heck. Babs, zoals ze wordt genoemd, is een hardwerkende vrouw van 38, die in 1957 vlak voor de geboorte van haar vierde zoon weduwe is geworden. Ze verruilt Rotterdam-West voor Zuid, begint wilskrachtig als zij is een sigarenzaak, ze zingt in een koor en heeft een grote kennissenkring.

Routinematig kijkt Vink even de winkel binnen. Als hij zijn weg wil vervolgen, schiet zijn blik terug de winkel in. Ziet hij het goed? Verrek, daar staat een jongetje te huilen, de oudste van de weduwe, Hans van tien. Z'n pyjama heeft hij aan. Hee zeg, wat gaat die jongen tekeer, moet je horen, dat gehuil en gesnik. En hij roept z'n moeder, waar die nou kan zijn.

"Is je moeder nog niet thuis?" , roept Vink naar Hans. Door de winkelruit heen ziet hij dat Hans terugroept, maar hij verstaat niets. Het ventje huilt maar door. De nachtwaker loopt om naar de achterzijde van de winkel, het Helmveld. Ook daar is de deur gesloten, zoals altijd op dit uur.

In politiebureau Slinge heerst een serene rust als Vink binnenstapt. Laat agenten een kijkje nemen op Brekelsveld 3, zegt hij tegen de wachtcommandant, die de bemanning van surveillance-auto RT.71 naar de aangewezen plek dirigeert. De agenten moeten maar zien of zij iets kunnen doen voor die huilende jongen, van wie de moeder kennelijk 'uit' is. Om precies acht minuten over drie zet de auto de vaart erin. Twee minuten later doen de agenten een afschuwelijke ontdekking. In de woning liggen weduwe Van der Hoff en haar zoontje Marcel (8), een pienter joch uit de tweede klas met blond haar en blauwe ogen, in een grote plas bloed, net naast de trap bij het magazijn. Direct wordt alarm geslagen, het grootste onderzoek in de Nederlandse misdaadgeschiedenis is begonnen.

Rechercheur Joop Goudappel van bureau Slinge is dan nog in diepe slaap. 'Top of Flop' heeft hij de avond tevoren moeten missen net als Achter Het Nieuws dat onder meer 'Supporters van Feijenoord in Parijs' in de uitzending had. Goudappel had dienst gedraaid en die liep flink uit bovendien. Hij had een meisje aan de tand moeten voelen dat van een collega een paar schoenen zou hebben gestolen. Een beetje triest geval eigenlijk, had Goudappel gedacht. En hij was blij dat zijn werk er, met een vrij weekeinde in het vooruitzicht, tegen elven eindelijk op zat. Even afstand nemen, dat is goed voor hem en z'n werk, hield hij zich op weg naar huis in Lombardijen voor.

Als grauwe balen hangen op zaterdagochtend wolken en nevel boven de stad. Het weerbericht voorspelt dat de ijzige kou spoedig zal terugkeren, maar op dit moment lijkt het er eerder op dat de dooi invalt. Snertweer, denkt Joop Goudappel. Even later rinkelt de telefoon. Of hij naar het bureau wil komen, aan het Brekelsveld is een dubbele moord gepleegd en hoewel het ernaar uitziet dat het slechts een kwestie van uren is om de dader te pakken, is er toch flink wat ondersteuning nodig. Goudappel is teveel politieman om tegen te sputteren, krap een half uur later is hij de wachtcommandant/administrateur van bureau Slinge.

Vanuit heel Rotterdam stromen de telefoontjes binnen. Het zijn tips waar de politie niets aan heeft. 'Jan is vannacht dronken thuis gekomen en doet nu zo raar' en 'ik vertrouw m'n buurman al jaren niet', van dat soort zijn ze. Geduldig noteert Goudappel alles om de krabbels naar chef Van der Weijden te brengen. De opwinding in het bureau is groot. Ieder voor zich begint aan de zaak te werken, van enige samenhang is geen sprake. Ook Goudappel ontgaat het niet dat alles er op z'n Janboeren-fluitjes aan toegaat. Maar ja, een zaak als deze heeft dit bureau nooit eerder meegemaakt. Een andere rechtvaardiging is dat in Rotterdam tussen 1945 en de dag van nu, 9 februari 1963, slechts 25 moorden zijn gepleegd, waarvan er maar een, die op de Katendrechtse prostituee Betty Mentox, niet is opgelost.

Op de lichamen van Babs van der Hoff en Marcel verricht de anatoom-patholoog dr. J. Zeldenrust sectie. Zijn bevindingen maken de zaak nog schokkender dan ze al was. De moeder is met minstens dertien slagen op het hoofd om het leven gebracht. Marcel heeft twintig slagen gekregen en elk daarvan had een dodelijke kracht, stelt dr. Zeldenrust vast. Zeer tegen zijn gewoonte in, geeft hij zijn gevoelens prijs aan de buitenwereld: "Dit is een van de wreedste misdaden uit mijn loopbaan." Kranten staan bol van de 'zaak Brekelsveld', de samenleving reageert onthutst. Dichter bij huis overheerst in Zuidwijk de ongerustheid.

Als dagen later de weduwe en haar zoontje naar hun laatste rustplaats worden gebracht - de op zeshonderd meter van hun woning gelegen Zuiderbegraafplaats - is er een massa op de been. Alleen al langs de route staan enkele duizenden mensen, jong en oud. De plechtigheid, voorafgegaan door een mis in de rooms-katholieke kerk aan de Slinge, is kort en indrukwekkend. Wanneer eenmaal thuis iedereen weer bij de kachel kruipt en voor de meesten het leven z'n normale loop hervat, begint voor de recherche de speurtocht naar de dader pas goed. Het ziet er gunstig uit, meent de al snel tot onderzoeksleider gepromoveerde Jan Blaauw (de latere hoofdcommissaris) die dan nog jong inspecteur is bij de Zedenpolitie en voor deze zaak speciaal is vrijgesteld en wordt overgeheveld naar de 'echte' recherche.

Toch zijn er van meet af aan tegenslagen. Het moordwapen is onvindbaar; bruikbare vingerafdrukken in de woning van de twee slachtoffers zijn er niet en hoewel de kleding van de dader vol bloed moet hebben gezeten, levert ook dit geen houvast op. De politie vermoedt dat het om een roofmoord gaat en dat de dader een goede bekende is van Babs van der Hoff en haar zonen, de vermoorde Marcel, de 10-jarige Hans, Roeland van zeven en Gerard van vijf.

Blaauw leidt dit laatste af uit de moord op Marcel. "Hij is van het gestommel wakker geworden en de trap afgegaan. In een fractie heeft hij zijn moeder zien liggen. De dader wist dat Marcel hem herkende, is in paniek geraakt, heeft hem bij de hals gegrepen, tegen de muur gedrukt en met enorme kracht doodgeslagen. Die jongen was kansloos."

Terwijl Blaauw en zijn 25 rechercheurs de omgeving van het Brekelsveld uitkammen en een buurtonderzoek opzetten, zet Joop Goudappel op het bureau Slinge een kaartenbak in elkaar. Hij selecteert daarin met plastic letters de namen van vaste klanten van het sigarenmagazijn, mensen die bij haar wekelijks de voetbalpool inleverden, vertegenwoordigers die de weduwe regelmatig bezochten, haar buren en kennissen, noem maar op. Uiteindelijk houdt Goudappel er drieduizend stamkaarten aan over. "In dit bakje ligt de naam van de dader verborgen, daarvan ben ik overtuigd" , zegt hij.

Vaststaat dat uit de woning van de weduwe een portefeuille met zilveren guldens en rijksdaalders, een aantal sleutels waaronder die van de brandkast, een portemonnaie met inhoud en een stenen asbak zijn ontvreemd. Die asbak, licht van gewicht en een zoals zovele, wordt kort na de moorden op zeventig meter van het Brekelsveld onder een heg teruggevonden. Gelet op het 'glijspoor' onder de heg, neemt de recherche aan dat de asbak met een wijde boog is weggegooid. Het kan niet anders of de dader heeft in de woning van de weduwe gerookt en de sporen daarvan heeft hij willen uitwissen. Peukjes worden niet gevonden. De asbak levert evenmin vingersporen op, wel asresten. Het onderzoek, hoe omvangrijk van opzet ook, lijkt op dood spoor beland.

Twee maanden na de dubbele moord verhuist het rechercheteam naar het politiebureau aan het Charloise Kerkplein. Zodoende krijgt het bureau Slinge weer 'adem' en het tot 35 rechercheurs uitgebreide team dat zich zestien uur per dag met de zaak bezighoudt, kan in alle rust zijn werk doen. Steeds meer mensen worden gehoord, jaren later is hun aantal de 40 000 dicht genaderd. Meer dan 4 500 tips komen bij de politie binnen. Tal van helderzienden bieden hun diensten aan bij Blaauw, maar zijn bij hem op het verkeerde adres: "Van koffiedikkijkers moet ik niets hebben."

In vooral de huisaan huisbladen in Rotterdam-Zuid doen willekeurige burgers oproepen aan de dader zich te melden. Een van hen, W. Habets, schrijft in Het Zuiden, onder het kopje 'Aan de moordenaar van Zuidwijk':

't Is stil geworden in de winkel

de kinderstemmen zijn verstomd

Je hoort er nu geen belgerinkel

omdat voor hen geen klant meer komt!

De laatste die er 's avonds laat kwam .. maar och dat weet je wel

En 't middel wat je toen te baat nam

was het begin van deze hel.

Zeven maanden na de 9e februari laat B.H. Hellendoorn van het Maarland in Zuidwijk vele honderden, misschien wel enkele duizenden folders in de brievenbussen glijden. "Zal het mysterie van Brekelsveld onopgelost blijven?" , luidt de tekst op de voorzijde van het epistel. Als dat zo is, wordt verder gesteld, dan nog zal de dader zijn straf niet kunnen ontlopen. "Misschien vindt U het een geruststelling dat hij absoluut zal moeten verschijnen voor de Hemelse Rechter, die hem naar zijn werken zal oordelen." Want: "De schuldige houdt Hij zeker niet voor onschuldig." (Ex. 34:7).

Blaauw ziet de dader liever eerst voor de aardse rechter verschijnen en zet zijn onderzoek voort. Onderwijl worden Joop Goudappel en andere rechercheurs voortdurend geplaagd door lieden die de moorden bekennen maar nooit begaan kunnen hebben. "Die zaken vreten alleen maar tijd en capaciteit" , moppert Goudappel. "De gekste dingen beleven we. Zo vaart iemand op 9 februari aan boord van een tanker in de Rode Zee en die man beweert dat hij de moorden heeft gepleegd. Het vervelende is dat de politie moet bewijzen dat hij het niet heeft gedaan. Een man, die in de Mesdagkliniek verblijft, houdt eveneens vol dat hij de dader is. En zo zijn er zoveel."

Het optismisme dat ruim een maand na de moorden heerste na de vondst van de portefeuille van Babs van der Hoff in het water van de Waalhaven-Zuidzijde, is dan al lang en breed weggeebd. Sterker, de vondst stelt de recherche voor meer raadsels. Zo worden in de portefeuille 98 zilveren guldens, vier zilveren rijksdaalders, een bankbiljet van tien gulden en een rekening op naam van de weduwe aangetroffen. Volgens de berekeningen van de politie moet de dader echter meer geld uit de woning van de weduwe hebben meegenomen. "Om welke reden hij zich van dat zilvergeld heeft ontdaan, weet ik niet" , zegt Jan Blaauw.

Hij begint een zenuwenoorlog tegen de dader. Er wordt een ingenieus plan ontwikkeld om hem terug te lokken naar de omgeving van de WaalhavenZuidzijde. De pers wordt gevraagd mee te werken. De landelijke en regionale kranten zijn daartoe bereid en schrijven dat de politie het onderzoek naar de Waalhaven zal verplaatsen omdat de dader ook daar het wapen zou kunnen hebben weggegooid en het water er, in tegenstelling tot de bevroren vijvers en singels elders, 'open' is.

Bij de Waalhaven zijn twee observatieposten ingericht. Want, denkt Blaauw, er is een goede kans dat de dader, opgeschrikt door de kranteberichten, zal proberen de politie voor te zijn en het wapen zal ophalen. Maar er gebeurt niets. De politie constateert slechts dat deze plek in trek is bij mannen en vrouwen die het met de huwelijkse trouw minder nauw nemen. De operatie 'Waalhaven-Zuidzijde' gaat niettemin door, maar zelfs de inzet van mijndetectors door de Genie van de Koninklijke Landmacht in Soesterberg om zo het wapen te achterhalen, baat niet. Evenmin het horen van de bemanning van twintig zee- en driehonderd binnenvaartschepen en het verspreiden van tweeduizend circulaires met allerlei vragen onder schippers.

Precies vijfhonderd dagen na de dubbele moord doet Blaauw via de televisie een oproep aan het publiek. De tips stromen weer binnen, zonder dat die ene 'gouden' - goed voor de 'unieke' beloning van 5 000 gulden - erbij zit. De tijd verstrijkt. Na dertig maanden wordt het rechercheteam ingekrompen tot twee man, Thomas Godthelp en Gijs de Heer. Maandenlang posten politiemensen iedere week, telkens in de nacht van vrijdag op zaterdag, in de omgeving van het Brekelsveld. Wie weet, denken ze, keert de dader, zoals wel vaker, nog eenmaal terug op de plaats van het misdrijf.

Als na vele jaren nog steeds verdwaalde tips binnenkomen, krijgen de betrokken rechercheurs telkens opnieuw kriebels. "Dat komt doordat we niet zijn gewend een moordzaak niet tot een oplossing te brengen" , stelt Blaauw nuchter vast. En Joop Goudappel: "Deze zaak laat mij en m'n collega's niet los. Mensen die zelfmoord plegen, vooral in Zuidwijk, daarvan denk je: 'Het zal toch niet zijn, dat...' Een perfecte moord was het bovendien niet. De dader heeft alle geluk van de wereld gehad."

Blaauw: "Het was een ruw, breed en lomp uitgevoerd misdrijf, waarbij de dader het stomme geluk en wij het stomme ongeluk hadden dat de zaak niet is opgelost."

Als Blaauw, Goudappel of andere politiemensen dertig jaar na de dubbele moord in de buurt zijn van het Brekelsveld, gaan ze er 'automatisch' even langs. "De plek heeft de aantrekkingskracht van een magneet" , zegt Blaauw. Ach, ook hij weet als geen ander dat de moorden twaalf jaar geleden zijn verjaard. Maar dan nog. "Je wilt zo verdomd graag deze zaak zien opgelost. We zullen er alleen nooit achter komen. Tenzij de dader nog leeft en op zijn sterfbed zijn grote geheim alsnog prijs geeft. Maar dan moet de familie bereid zijn dat aan de politie te vertellen."

De winkel aan het Brekelsveld 3 bestaat nog steeds. Alleen worden er geen sigaren meer verkocht. Het hofje aan de achterzijde, het Helmveld, is in tijd stil blijven staan. Hoe het Hans, Roeland en Gerard van der Hoff in hun verdere leven is vergaan, is onbekend. Na de moord op hun moeder en broertje zijn zij vrijwel direct ondergebracht bij een oom, een broer van Babs. Tijdens het onderzoek heeft de politie wel tal van andere misdrijven kunnen oplossen. Het dossier Brekelsveld wordt tot op de dag van vandaag door de politie bewaard.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden