Een missie die vaak strandt
Ze vinden de Nederlandse kerken ingedommeld. Afrikaanse zendelingen zien het als hun droom hier missionaris te worden. Vaak met weinig succes.
Tientallen missionarissen uit vooral Afrika en Azië zag Moses Alagbe in de afgelopen twintig jaar naar Nederland komen. Hun droom: missie bedrijven in het ongelovige Nederland. Maar een aanzienlijk deel van hen heeft die droom helemaal niet kunnen verwezenlijken.
Alagbe, een van oorsprong Nigeriaanse pastor van de Amsterdamse migrantenkerk Maranatha Community Transformation Center, ziet het al te vaak misgaan. De zendelingen krijgen geen podium in het traditionele kerkelijke landschap. Ze sluiten zich vervolgens maar aan bij een bestaande migrantengemeente. Of ze stichten zelf een nieuwe kerk, veelal voor gelovigen van hun eigen etniciteit. Sommigen vliegen door naar andere Europese landen.
Hoeveel niet-westerse missionarissen exact de laatste jaren naar Nederland kwamen, kan Alagbe niet zeggen. Het aantal van tientallen is een schatting. Maar volgens hem is het de afgelopen vijftien jaar 'sterk toegenomen'.
Wat de overwegend niet-westerse missionarissen volgens de pastor in ieder geval gemeen hebben: ze beschouwen het geseculariseerde Nederland als één groot evangelisatiedomein waar de ingedommelde kerk moet worden wakker geschud.
Dat hun missie, eenmaal hier aangekomen, niet zelden in rook opgaat, heeft verschillende oorzaken, legt Alagbe uit. Anders dan westerse zendelingen hebben veel Afrikaanse en Aziatische missionarissen vanuit hun thuisland geen zendende organisatie. Ze komen op eigen houtje hiernaartoe. Daarnaast moeten ze het meestal doen zonder thuisfrontcommissie die zorgt voor funding, faciliteiten en contacten tussen thuis- en zendingsland. Onder meer om deze redenen komen ze relatief onvoorbereid in Nederland aan. Ze spreken de taal niet en begrijpen weinig van de postmoderne cultuur.
Tot dusver zou het wat Alagbe betreft allemaal nog overkomelijk zijn. "Maar", zegt hij, "Nederlandse kerken nemen geen verantwoordelijkheid voor deze mensen. Zendelingen krijgen bij de geloofsgemeenschappen nauwelijks voet aan de grond, ze worden niet geholpen bij hun integratie en taalontwikkeling, en ontvangen geen steun in de vorm van onderdak, voedsel en logistiek. Ik begrijp eerlijk gezegd niet zo goed waarom medechristenen elkaar op dit vlak niet helpen. Deze mensen hebben een zeer waardevolle boodschap voor Nederlandse geloofsgemeenschappen."
Dat traditionele en migrantenkerken in de praktijk nauwelijks samenwerken, kan coördinator Anmar Hayali van Samen Kerk in Nederland (SKIN) bevestigen. En dat is jammer, vindt hij, want niet-westerse missionarissen zouden bij uitstek christelijke allochtonen van dezelfde afkomst kunnen bereiken. "Zij kennen immers de taal, de cultuur en de context van deze mensen, waardoor ze beter kunnen aansluiten bij hun geloofsbeleving. Missionaire organisaties en kerken die zending bedrijven vanuit Nederland, maken echter nauwelijks gebruik van de voorsprong van deze zendingswerkers."
Alagbe ervaart dat zelf ook zo. Al ruim vijftien jaar spant hij zich in om Nederlandse kerken en migrantenkerken aan elkaar te verbinden in een poging tot een gemeenschappelijk platform te komen. Het zou de geloofsgemeenschappen ook in staat stellen een goed vangnet te creëren voor niet-westerse missionarissen, meent hij.
Het oecumenische samenwerkingsverband dat hem voor ogen staat, zou ook de opgevangen missionarissen naar behoefte kunnen spreiden over het land. "Ze klonteren nu een beetje samen in de Randstad, terwijl ze ook nodig zijn in Leeuwarden, Maastricht en dorpen op het platteland."
Voorganger Jurjen ten Brinke van de Amsterdamse multicultikerk 'Hoop voor Noord' herkent de problematiek die Alagbe schetst. Maar de haperende aansluiting tussen missionaris en kerk komt volgens hem niet uitsluitend door onwelwillendheid van traditionele kerken. "Die is er zeker, maar wat ik ook constateer: missionarissen met een roeping voor Europa vervallen soms gemakkelijk in een soort zendelingschap dat passé is. Ze nemen teveel hun eigen geloofsbeleving mee in hun poging postmoderne christenen in een geseculariseerde cultuur te bereiken. Dat is ongeveer hetzelfde als de Nederlandse zendeling die in Papoea met de inheemse bevolking psalmen op Geneefse melodieën zingt bij een harmonium."
Wat ook niet helpt, zegt Ten Brinke, is dat sommige missionarissen vooral snel carrière willen maken in de kerk. "Ik kom ze tegen die op hun visitekaartjes 'profeet' hebben staan, of 'bisschop'."
undefined
'Niemand in de kerk bekommerde zich om mij'
Godspower Ugwa (rechts) in de Maranatha Community kerk in Amsterdam.
Godspower Ugwa (43) kwam in 1998 vanuit Nigeria naar Nederland, en is nu diaken in een Amsterdamse migrantenkerk. "Veel traditionele kerken stellen zich gesloten op richting buitenlandse gasten. Toen ik hier net was, bezocht ik eens de Grote Kerk van Hattem. Tot mijn verbazing was er niemand die zich om mij bekommerde. Dat is zo anders dan in de kerken waar wij zelf vandaan komen. Daar voelt het als een familie die voor elkaar zorgt als broeders en zusters, naar het voorbeeld dat Jezus Christus heeft gegeven."
Alleen al op dat vlak zouden de Nederlandse kerken een opfrisbeurt kunnen gebruiken, en daarbij zouden migrantenchristenen een belangrijke rol kunnen spelen, denkt Ugwa. "De kerk behoort aan God toe, niet aan mensen. Ze moet daarom van nature open staan voor alle nationaliteiten. Niet alleen voor leden van de eigen cultuur of nationaliteit."
undefined
'Missionaris moet soms bijna bewijzen dat hij geen alien is'
Seth Bempong (52) is voorganger van de Acts Revival Church International, een multiculturele geloofsgemeenschap in Den Haag. Hij kwam in 1990 als missionaris vanuit Ghana naar Nederland, "met een hart vol liefde en een boodschap van God voor Nederlandse en migrantenchristenen".
Min of meer door het lot bepaald kwam zijn focus echter te liggen bij die laatste groep. "De migranten-christenen die op dat moment in Nederland waren, hadden behoefte aan spiritueel leiderschap. Ze voelden zich niet welkom in gevestigde kerken en waren daarom zelf allerlei initiatieven gestart, maar er was niet echt sprake van georganiseerde gemeenten, laat staan van pastors die de gemeenten leidden. Het kon niet anders of daar lag mijn roeping."
Hoewel hij die roeping aanvankelijk in overleg met gevestigde kerken wilde oppakken, kwam de beoogde samenwerking niet echt van de grond. "Ik wilde ooit spreken met een dominee om iets van mijn missie te delen, maar het eerste wat hij vroeg, was: 'Mag ik je paspoort zien?' Dat was een beetje het klimaat begin jaren negentig."
Moeten Afrikaanse en Aziatische zendelingen zich ook gewoon niet wat beter voorbereiden? "Natuurlijk", zegt Bempong, "voorbereiding is nodig. En dat kan zonder meer beter. Maar kijk eens hoe Nederlandse zendingswerkers in Afrikaanse landen met open armen zijn ontvangen. Wat een wereld van verschil! Voor mij was de kennismaking met kerkelijk Nederland als een koude douche. En zo ervaren veel missionarissen dat, weet ik uit ervaring. Ze moeten soms bijna bewijzen dat ze geen aliens zijn, maar christenen met een missie voor Nederland."
undefined
'Eerst mijn PhD, over twee jaar naar Nederland'
De Ethiopische theologiestudent Israel Kebede (36) bereidt zich momenteel in Zuid-Afrika voor op een missie naar Nederland. Hij is een van de naar schatting tientallen niet-westerse missionarissen die jaarlijks hier neerstrijken.
In de afgelopen tijd reisde Kebede, die ondertussen een PhD-programma missiologie volgt aan de North-West University in Potchefstroom in Zuid-Afrika, al twee keer naar Nederland. Hij maakte kennis met taal en cultuur, en netwerkte met pastors en kerkleiders van veelal internationale, multiculturele of migrantenkerken.
Over een jaar of twee wil hij zich als zelfstandig missionaris definitief in Nederland vestigen, om 'God te dienen buiten mijn eigen culturele context'.
In Nederland ziet hij voldoende mogelijkheid aan die droom invulling te geven. "Terwijl jullie grootouders in Afrika het evangelie kwamen brengen, krijgen hun kleinkinderen vandaag niet eens meer de kans dat verhaal te horen, laat staan dat het ze wordt voorgeleefd. Er is behoefte aan christelijke vaders en moeders, die op pure wijze praktiseren wat ze geloven."
undefined