Een jaar na Rana Plaza: er is wel wat veranderd, maar niet genoeg
Het is een open wond in de Bengaalse stad Dhaka, de lege plek met resten beton, staal en onkruid. Hier kwamen vorig jaar in negentig seconden de acht verdiepingen van de Rana Plazafabriek naar beneden. Heeft de ramp, waarbij ruim 1100 doden en 2000 gewonden vielen, geleid tot meer veiligheid, loon en beter arbeidsomstandigheden, of is alles nog zoals het was?
Amerikaanse media maken vaak de vergelijking met de brand in de Triangle Shirtwaist fabriek; een kledingfabriek in New York waar ruim honderd jaar geleden 146 arbeiders omkwamen. Het drama maakte zo veel indruk dat de Amerikaanse kledingindustrie voorgoed veranderde.
Druk op productie
De kledingindustrie van toen is onvergelijkbaar met de huidige 'fast fashion'. Het liefst wisselen grote modeketens om de paar weken van collectie. Dat betekent een enorme druk op de productie. Kwaliteit? Dat is van ondergeschikt belang. Kleding hoeft niet lang mee te gaan. Het is toch goedkoop, dankzij naaisters in onder meer Bangladesh die elk uur zo'n honderd kledingstukken door de machine halen.
Fast fashion is vooral iets van grote ketens als H&M en Zara. Dat wil niet zeggen dat zij de enige zijn die in Bangladesh hun kleren laten maken. Ook dure merken als Hugo Boss, Armani en Ralph Lauren maken gebruik van de lage lonen in het land.
Daar is op zich helemaal niets mis mee. De kledingindustrie biedt werk aan ruim 4 miljoen Bengalen die zonder de ateliers tot nog grotere armoede zouden vervallen. Bijna niemand pleit voor een boycot.
Wie maakt de kleding?
Wat aanpak van de misstanden zo lastig maakt, is de ondoorzichtige keten die de Bengaalse naaister met onze kledingkast verbindt. Zo weten kledingbedrijven vaak niet wie hun kleren maakt. Een tussenpersoon krijgt de opdracht de kleren zo goedkoop mogelijk te leveren.
De fabriekseigenaar die de opdracht aanneemt, besteedt deze geregeld uit aan illegale ateliers die overal in kleine kamertjes, kelders en op de daken van gebouwen in Dhaka zijn te vinden. De werkers in de illegale fabriekjes hebben het zo mogelijk nog slechter dan in de officiële fabrieken. De dagen zijn langer, het loon ligt nog lager.
Voor de (vooral vrouwelijke) werknemers in de officiële fabrieken is het minimumloon vorig jaar met 77 procent gestegen. Een enorme vooruitgang, lijkt het.
Maar de 50,32 euro per maand die een Bengaalse kledingarbeider minimaal verdient, is slechts 21 procent van wat de Asia Floor Wage beschouwt als hetgeen een gezin nodig heeft om te voorzien in de basisbehoeften. "En het minimumloon wordt ook niet overal uitbetaald", zegt Christa de Bruin van Schone Kleren Campagne.
Vakbonden kunnen daar hun rol in spelen, maar fabriekseigenaren zijn niet gediend van hun eisen. Vorig jaar zijn er weliswaar afspraken gemaakt over vakbondsvrijheid, maar intimidaties behoren nog altijd tot de dagelijkse praktijk.
Akoord
Organisaties als Schone Kleren zijn blij met de toegenomen aandacht voor de omstandigheden in een van de grootste centra van de mondiale kledingindustrie, "maar tragisch is het wel dat daar een ramp als Rana Plaza voor nodig is," stelt De Bruin.
Ze vertelt over de lange geschiedenis van rampen in kledingfabrieken waarbij honderden doden en gewonden zijn gevallen. Daar was nauwelijks aandacht voor. Tot vorig jaar. "Sinds Rana Plaza is er sprake van een stroomversnelling."
Dat is vooral merkbaar bij het Bangladesh Accord on Fire and Building Safety; een bindende overeenkomst voor een veilige werkomgeving. "Wij waren al langer bezig met die overeenkomst, maar kwamen niet verder dan twee bedrijven die wilden tekenen. Na Rana Plaza kwam de een na de ander over de brug."
Twintig Nederlandse kledingbedrijven hebben getekend. "Te weinig", vindt Schone Kleren. De Bruin noemt Mexx, Scapino, Hunkemöller en Bristol als bedrijven die zich nog aan het akkoord moeten verbinden.
Toch is het akkoord volgens De Bruin 'baanbrekend'. Meer dan 150 kledingmerken uit twintig landen hebben hun handtekening gezet, waaronder dus ook Nederland. Vóór september dit jaar moeten de 1600 kledingfabrieken die onder het akkoord vallen zijn gecontroleerd. Bij fabrieken die de inspectie al over de vloer hebben gehad, zijn afspraken gemaakt over verbetering van veiligheidsmaatregelen.
Afgaand op de bedrijven die niet willen meedoen aan de compensatieregeling (zie box) kun je zeggen dat het keerpunt nog lang niet is bereikt. Dat zou een te sombere conclusie zijn. Er zijn stappen gezet, vooral met het Bangladesh Accord.
Winst is ook het toegenomen bewustzijn bij consumenten waarmee zij kledingmerken onder druk kunnen zetten. United Colours of Benetton maakte naam met maatschappelijk betrokken campagnes. Zal het Italiaanse modemerk nog altijd gevoelens van sympathie losmaken nu het zo bot blijft weigeren een compensatievergoeding te betalen voor de slachtoffers van Rana Plaza?
Grote merken storten niet in slachtofferfonds
Bij de compensatie voor nabestaanden en slachtoffers van Rana Plaza gaat het niet goed. Een kleine 30 miljoen euro is er nodig om hen te helpen met medische kosten en inkomstenderving. Een schijntje vergeleken met de winsten van kledingmerken.
Toch weigeren enkele grote merken, zoals Benetton, Carrefour en Iconix (Lee Cooper), te betalen. Het fonds had vandaag vol moeten zijn, maar is pas voor een derde gevuld. De helft van de ruim dertig bedrijven heeft een bedrag overgemaakt, dat ook nog eens te laag is. De andere helft heeft helemaal niets gestort. Alleen het Britse Primark heeft voldoende betaald.