Interview
Eelco Runia stopte uit frustratie als universitair hoofddocent. ‘Was ons onderwijs ooit zo bedoeld?’
Eelco Runia zegde vorig jaar zijn baan als universitair hoofddocent in Groningen op. Hij had genoeg van de bureaucratie op de universiteit. Deze week verscheen zijn boek ‘Genadezesjes’ waarin hij zijn ervaringen beschrijft.
Sputteren of kritiek hebben is niet meer genoeg. Volgens historicus en psycholoog Eelco Runia (63) verkeert het onderwijs op de universiteiten in een crisis. De bureaucratie, de protocollen, de uitdijende onderwijscurricula, de management- en controlecultuur, het aantrekken van zoveel mogelijk studenten; het zijn allemaal aspecten die het werken op een universiteit er niet leuker op maken en die bovendien het niveau van het onderwijs ondermijnen. “Van het hele systeem dat we met elkaar hebben opgezet moeten we ons als politiek en samenleving afvragen: willen we dit eigenlijk wel? Was dit ooit zo bedoeld?”
Historicus en psycholoog Eelco Runia, tot anderhalf jaar geleden werkzaam als universitair hoofddocent aan de Rijksuniversiteit Groningen, schreef een boek over de werkwijze op universiteiten, dat deze week verscheen. Hij rekent genadeloos af met het universitaire onderwijssysteem. ‘Genadezesjes’ bestaat uit acht brieven aan mensen die op de een of andere manier zijn betrokken bij de universiteit – variërend van de belastingbetaler tot de bedrijfsarts en van de bestuurders tot politici. Zo probeert Runia de crisis die zich voordoet op de universiteit vanuit verschillende gezichtspunten te laten zien. “Genuanceerd, maar zeer zorgwekkend”, zo omschrijft Runia zijn boek in de tuin van zijn woning op een vakantiepark aan de Noord-Hollandse kust.
Runia’s waarnemingen, want dat zijn het naar eigen zeggen; hij wil zich niet opwerpen als expert, komen voort uit een opiniestuk in NRC Handelsblad vorig jaar. Daarin legt hij uit waarom hij de universiteit de rug toe keerde. Dat zorgde in Groningen voor nogal wat opschudding. Het faculteitsbestuur riep de vakgroep geschiedenis waar Runia deel van uitmaakte in eerste instantie op niet met de pers te praten. De discussie die volgde bleef volgens studentenbewegingen en Runia zelf veel te vrijblijvend. Van een officieel afscheid kwam het niet meer, schrijft Runia nu in zijn boek.
Vanwaar de titel Genadezesjes?
“Het symboliseert het circus op de universiteit. Een genadezesje betekent: studenten verdienen het eigenlijk niet om te slagen, maar vanwege het stelsel dat we met elkaar hebben opgetuigd, krijgen ze toch een zesje. Dat zesje wordt vernuftig gecamoufleerd door alle zogenaamde kwaliteitseisen. Voorbeeld: als eindcijfer telt niet meer alleen het cijfer van je scriptie, je moet er tegenwoordig van alles in verdisconteren. Zelfs de inzet van de student in de groepsdiscussies wordt erin meegenomen.”
De kwaliteit op de universiteit valt tegen?
“Een derde van de middelbare scholieren stroomt nu door naar de universiteit. We hebben het maximum bereikt. De kwaliteit daalt. Van veel studenten die ik tijdens mijn colleges zag, dacht ik: wat doe jij hier. Het klinkt cru, maar er zijn veel mensen die van de middelbare school komen en denken: ik wil studeren, maar die in werkelijkheid geen idee hebben.”
En toch zijn Nederlandse universiteiten populair, blijkt uit de grote aantallen buitenlandse studenten die hier naar toe komen?
“Maar ik betwijfel of dat zo nuttig is. Er wordt altijd geroepen dat het de kwaliteit verhoogt. Maar als ik kijk naar mijn eigen ervaring is dat niet zo. Ik heb colleges gegeven aan buitenlandse studenten waarvan grote percentages het niveau niet aan konden. Ik zie dat als een handelsbalans die uit het lood is geslagen. We exporteren dure studiepunten naar het buitenland en we importeren goedkope punten, in de vorm van Nederlandse studenten die bijvoorbeeld in Bologna colleges volgen.”
Runia’s boek komt op een moment dat er veel is te doen over de werkcultuur op universiteiten. De afgelopen weken volgde het ene kritische rapport op het andere. Zo waarschuwden vakbonden FNV en Vawo voor een onveilige werkomgeving op de universiteit: medewerkers zouden zich niet prettig voelen vanwege roddel en intimidatie.
Daarop volgde een advies van de Commissie van Rijn, de club die op verzoek van minister Ingrid van Engelshoven (onderwijs) de bekostiging van het hoger onderwijs onderzocht. Ook die commissie was kritisch en schreef dat universiteiten veel te veel zijn gericht op het aantrekken van studenten waardoor er te veel tijd wordt besteed aan onderwijs, en te weinig aan onderzoek. Een perverse prikkel die volgens Van Rijn uit het systeem moet. En dan zijn er nog de berichten over hoge declaraties van bestuursvoorzitters die wantrouwen in de hand werken. Terwijl veel medewerkers kampen met een hoge werkdruk.
Uw boek sluit aan bij die onvrede. Er klinkt meer kritiek.
“Er is kritiek, maar het is geen kritiek die de lading dekt en waar veel mensen achter gaan staan zodat het echt effect heeft. Dat wilde ik met mijn boek nu juist wel.
“De groep die het meest kritisch kijkt, is de groep van promovendi. Zij zitten in een tussensituatie: ze komen uit de studentenstand, en misschien worden ze ooit wetenschapper. Het zijn mensen die redelijk onafhankelijk kunnen oordelen. Een van de paradoxale dingen die ik in mijn boek onderzoek is de vraag hoe het komt dat de mensen die in de moeilijkste posities zitten het systeem het meest slaafs volgen.”
Wie zijn dat dan?
“Dat kan iedereen zijn. Wetenschappers die decennialang ervoor zijn gegaan, die zich precies volgens de regels van het systeem gedragen en het draaiende houden. Op een gegeven moment constateren ze dat het op is. Die zie je overal rondlopen. Een van de gevolgen is dat nogal wat wetenschappers blind zijn geworden voor hun eigen belangen en bijvoorbeeld schouder aan schouder met de bestuurders op het Malieveld demonstreren.”
Die kritiek komt niet alleen van buiten. Ook binnen de universiteit is er onvrede, bijvoorbeeld over de hoge werkdruk.
“Er is inderdaad veel gedoe over de werkdruk. Maar dat is denk ik niet waar het om gaat. Werkdruk is gerelateerd aan de mate waarin je autonoom bent, je zelf kunt bepalen wat je kan doen. Juist dat is aan universiteit de afgelopen jaren 180 graden veranderd.
“Het woord professional bijvoorbeeld betekent het tegenovergestelde van wat het oorspronkelijk betekende. Als professional wordt er nu van je verwacht dat je de facultaire onderwijsfilosofie uitvoert. Dat is het tegendeel van wat professionaliteit oorspronkelijk betekende, namelijk: autonoom je eigen product ten uitvoer brengen en zelf garant staan voor de kwaliteit daarvan, eventueel in afstemming met collega’s.
“Met andere woorden: de kritiek richt zich vaak op symptomen, niet op de oorzaken. Er wordt aan allerlei knoppen gedraaid, maar het systeem zelf wordt alleen maar knellender.”
De universiteit wordt tegenwoordig ook vaak afgerekend op de managementcultuur. Herkent u dat?
“Zeker. Het is heel topdown, van verantwoording afleggen is geen sprake. Dat leidt vervolgens tot vervreemding van de realiteit. Als je als universiteit niet de ambitie hebt het maximale te halen uit onderzoek en onderwijs, komen daar andere dingen voor in de plaats.”
Wat was voor u de uiteindelijk reden om op te stappen?
“Dat is moeilijk te beantwoorden. Achteraf constateer ik dat ik na mijn vertrek weer contact voelde met de werkelijkheid. Dat heb ik het meest gemist. Als academicus weet je niet wat je marktwaarde is, je zit in een bubbel.
“Ik had het ook helemaal gehad met de verantwoordingshysterie. Er heerst aan de universiteit een enorme hypocrisie rond beoordelen. Als je een formulier goed invulde, had je goede feedback geleverd. Het circulaire onderwijs staat centraal. Dat betekent dat je als docent alleen dingen doet die je toetst en omgekeerd. De relatie met wat buiten de onderwijssetting gebeurt, verdwijnt uit beeld.
“Onderwijs als gesloten circuit is een dwingende constructie. In je studiehandleiding moet je als docent met juridische precisie uitspellen wat je gaat doen en aan welke ‘prestatieafspraken’ studenten zich moeten houden. Met die handleiding in de hand moet je toetsen anders word je door de examencommissie op het matje geroepen, je moet een bepaald percentage van de studenten laten slagen anders moet je je verantwoorden. Het onderwijs mag vooral niet te moeilijk zijn, anders zakken er te veel mensen. Het zijn allemaal processen die hebben bijgedragen aan het gevoel: dit is niet mijn biotoop.”
U heeft ook lesgegeven in de Verenigde Staten, onder andere aan Berkeley University. Ziet u verschillen met het Nederlandse systeem?
“Ik heb niet heel veel vergelijkingsmateriaal, maar op Amerikaanse universiteiten heerst een grote mate van keuzevrijheid, terwijl in Nederland het basiscurriculum als een gezwel uitdijt en een hele opleiding in beslag neemt. Op de Amerikaanse universiteit gaf elke docent waar ik werkte per semester twee seminars waar studenten op konden intekenen. Als ze niet over de juiste vaardigheden beschikten, zorgden ze maar dat ze die leerden. Dat is een heel vrij stelsel.
“In Amerika kon je als docent denken: dit onderwerp is actueel en urgent en wil ik eens uitzoeken. Dat deed je dan tijdens zo’n seminar. In zo’n systeem is er veel meer een link tussen onderwijs en onderzoek, én met de actualiteit.
“Een voorbeeld: rond verkiezingen twee jaar geleden, wilde ik iets doen met populisme. Het zat niet in ons onderwijs, terwijl geschiedenis bij uitstek een studie is waarin je dat gaat uitdiepen. Toen ik dat signaleerde op de eigen afdeling, heb ik een symposium over populisme georganiseerd, buiten het curriculum om. Studenten waren enthousiast, maar protocollen schreven voor: studenten mogen niet op de hoogte worden gebracht via de mail omdat mails van de universiteit alleen rechtstreeks met het onderwijs te maken moeten hebben. Het symposium was facultatief en stond niet vermeld in de studiegids.”
Hoe moet het dan wel? Wat moet er veranderen aan de universiteit?
“Stop met het draaien aan knoppen, de hele machinerie moet veranderen. Het idee achter het Lambda College in de Verenigde Staten intrigeert mij. Negen maanden lang word je daar onder gedompeld in de computerwetenschap. Het kost niets, met een voorbehoud. Als je klaar bent en je verdient meer dan 50.000 dollar, betaal je gedurende twee jaar maximaal 17 procent van je salaris terug aan Lambda, met een maximum van 30.000 dollar.
“Het hoofdprobleem in Nederland is dat het hoger onderwijs is verworden tot een product waar de klant zo weinig mogelijk kwaliteit van eist. Studenten willen er zo snel en makkelijk mogelijk vanaf zijn. Dat is een krankzinnige situatie. De primaire opgave is dus: hoe kunnen we ervoor zorgen dat studenten weer het maximum uit de studie halen? De universiteit moet weer een plek worden waar nieuwsgierigheid regeert.”
Carel Stolker: kom ook met bewijs
Carel Stolker van de Universiteit Leiden heeft op sommige punten moeite met het betoog van Eelco Runia. Dat het niveau van studenten daalt, herkent de rector magnificus niet. “Kritiek geven is heel goed, maar kom dan ook eens met bewijs zodat het aannemelijk is dat dit voor álle universiteiten geldt.” Stolker wijst op een net gepubliceerd onderzoek in The Times naar internationalisering van het onderwijs. Juist in dat onderzoek springen Duitsland en Nederland er positief uit, met name als het gaat om de waardering van de kwaliteit. “Ik heb bovendien geen signalen dat buitenlandse studenten het niveau van onderwijs omlaag halen, integendeel. Er is natuurlijk wel discussie over de verengelsing van het onderwijs, maar dat heeft met het niveau van buitenlandse studenten, en onze Nederlandse studenten niet zoveel te maken.”
Met Runia's betoog dat de bureaucratisering toeneemt aan universiteiten, kan Stolker gedeeltelijk meegaan. “Maar we willen ook dat de kwaliteit van het onderwijs gegarandeerd blijft. Zo hebben alle universiteiten een tweede lezer voor scripties. Zo proberen we er écht voor te zorgen dat studenten recht hebben op een 6, 7 of 8. Ja, dat kan bureaucratisering in de hand werken. Maar wat wil je dan? Bovendien heeft zo'n tweede lezer nog een ander positief effect: de begeleiders kijken met elkaar mee, waardoor er meer samenwerking komt tussen docenten.”
De bewering dat universiteiten vaak topdown georganiseerd zijn, is volgens Stolker ook een gevolg van een toenemende mate van de verantwoordingscultuur die sowieso heel sterk is in Nederland. “De Colleges van Bestuur (CvB's) worden soms gedwongen om topdown te besturen door de manier waarop we het in Nederland organiseren met veel regels. Je bent als CvB constant aan het monitoren, daar waar je eigenlijk zou willen besturen op basis van vertrouwen. Kijk maar eens hoeveel Kamervragen er worden gesteld over alles wat er misgaat op de universiteit.”
Loopbaan Eelco Runia
Eelco Runia (1955) studeerde geschiedenis en psychologie aan de Universiteit Leiden. Van 1999 tot 2003 had Runia een praktijk als coach/supervisor voor huisartsen en medisch specialisten. In deze periode schreef hij zijn eerste roman, Inkomend vuur. Na toekenning van een subsidie trad hij (in 2003) als research fellow in dienst van de afdeling Geschiedenis van de Rijksuniversiteit Groningen. In 2005 zette hij daar het Centre for Metahistory Groningen op, waarvan hij voorzitter werd. Hij werkte aan twee Amerikaanse universiteiten. Sinds zijn ontslag in 2018 is Runia zelfstandig schrijver en onderzoeker.
Lees ook: ‘
De promovendus die tegen het zere been van de hoogleraar schopt, vliegt eruit’
Twee onderzoeken schetsen een verontrustend beeld over de werksfeer op universiteiten. Vooral de verhouding tussen hoogleraar en promovendi schuurt.