Economie kan ook auf Deutsch
Tweetalig onderwijs begon 25 jaar geleden na een lobby van idealisten. Anno 2014 klinkt alom de roep om steeds meer Engels op school, en steeds vroeger. Ook in andere talen wordt al onderwezen.
Het was het jaar van het protest op het Tiananmenplein in Peking, 1989. Van die eenzame demonstrant tegenover een colonne tanks. Het was ook het jaar van de hoop. De Berlijnse Muur viel, Oost en West waren niet meer zo naargeestig en rigoureus gescheiden, de Koude Oorlog voelde wat minder ijzig.
In 1989 begon het tweetalig onderwijs (tto) officieel, op het Alberdingk Thijm College (ATC) in Hilversum. De wereld kwam de huiskamer in, de school zette de deuren wijd open voor het buitenland, voor internationale oriëntatie, globalisering. "Idealisme vormde onze drijfveer", aldus Henk Oonk, pionier van het eerste uur die zich al sinds 1975 inzette voor tweetalig onderwijs.
"Het was niet altijd makkelijk. In eerste instantie had de overheid er niet zoveel geld voor over. Na de val van de Muur kregen we de wind mee", vertelt Oonk in het jubileumboek ('Passie voor tweetalig onderwijs in Nederland: een geschiedenis van 25 jaar succesvol onderwijs vernieuwen') dat vandaag wordt gepresenteerd. Dat gebeurt tijdens een symposium in het Beatrixtheater in Utrecht.
Inmiddels telt het landelijk netwerk tto 128 scholen. In het begin ging het louter om het vwo, later sloten zich ook havo- (sinds 1995) en vmbo-afdelingen (sinds 2010) aan. In totaal krijgen dit schooljaar 30.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs minimaal 30 (vmbo) tot 50 procent (havo/vwo) lestijd in het Engels.
Ook in het basisonderwijs rukt het Engels en het vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) al enige jaren op. Nog steeds is het zo dat Engels op de basisschool pas verplicht is vanaf groep 7. Maar hoe vroeger, hoe beter, vindt staatssecretaris Sander Dekker (onderwijs). Ruim duizend basisscholen bieden inmiddels vvto aan, meestal een uur per week vanaf groep 1. Daarnaast draait er nog een proef met twintig basisscholen met volledig tweetalig onderwijs.
Kritiek op de plannen van Dekker is er ook. Emeritus-hoogleraar onderwijssociologie Jaap Dronkers stelde dat de sociale cohesie wordt bedreigd. Docente Engels Vanessa Lobo deed onderzoek naar vroeg Engels in het basisonderwijs en noemde het eerder in Trouw onverstandig dat Dekker het Engels aan zeer jonge kinderen wil uitbreiden. "Laten we alsjeblieft niet te snel gaan", waarschuwde ze.
Ook tto was in de eerste jaren vaak mikpunt van kritiek. In 1997 noemde Ludo Beheydt, hoogleraar moderne Nederlandse taalkunde in Leuven, al die moderne fratsen 'een elitaire aangelegenheid'. Tweetalig onderwijs zou volgens hem leiden tot een verdere verbreding van de kloof tussen haves en have-nots. Hij voorspelde de toekomst van Nederland, zo staat in het jubileumboek, als een 'kikkerparadijs waar straks 80 procent van de bevolking steenkolen-Engels zal kwaken en de rest plat-Rotterdams vol germanismen'.
undefined
Examenresultaten
Zorgen dat de kennis van de eerste taal onder druk zal komen te staan, zijn ongegrond, zegt de Utrechtse hoogleraar tweetalig onderwijs Rick de Graaff. "We hebben uitgebreid gekeken naar internationaal onderzoek over tweetalig onderwijs en daaruit blijkt dat er geen negatieve effecten zijn voor de eerste taal. De eindexamenresultaten Nederlands van tto-leerlingen zijn minstens zo goed als van reguliere leerlingen."
Ook de vrees dat de kinderen misschien wel goed Engels leren, maar dan van de aardrijkskundeles in het Engels te weinig opsteken, is volgens De Graaff onterecht. "Het kan gebeuren dat je na drie jaar aardrijkskunde in het Engels bepaalde termen in de Nederlandstalige bovenbouw niet meteen herkent. Dat is weer even omschakelen. In de praktijk is dat iets wat docenten en hun leerlingen prima aankunnen."
Na het pionierswerk en experimenteren in de eerste jaren kreeg het tweetalig onderwijs eind jaren negentig steeds meer vorm. Er werd een standaard opgesteld waaraan alle deelnemende scholen moeten voldoen: in de onderbouw 50 procent van de lessen in het Engels, een internationaal samenwerkingsprogramma, goede taal- en onderwijsvaardigheden van docenten.
Nederland loopt voor op landen als Duitsland, Oostenrijk, Spanje en België, zegt De Graaff. Het komt door de samenwerking van het tto-scholennetwerk met het Europees Platform, de minimumeisen die zijn gesteld, de kwaliteitscontrole die is georganiseerd. "In veel andere landen zie je scholen het op eigen houtje uitzoeken, iedereen is daar zelf het wiel aan het uitvinden."
De stormachtige groei van tto vond vooral plaats tussen 2000 (26 scholen) en 2007 (99 scholen). Vlak voor de eeuwwisseling was een nieuwe stap in de ontwikkeling genomen in Utrecht, waar een universitaire lerarenopleiding begon voor het tto.
In die jaren kwam er ook steeds meer specifiek lesmateriaal beschikbaar voor tto, gemaakt in samenwerking met het Europees Platform. Het jubileumboek meldt dat de primeur in 1999 was voor het aardrijkskundeboek 'Dutch Mountains', drie jaar later gevolgd door de geschiedenisserie 'Dutch Roots' met de titels: 'Do the Dutch have a fair political system?' en 'How did Dutch-Indonesian relations change?'
undefined
Eigen lesmateriaal
Dankzij de groei van tto werd het ook voor Nederlandse uitgevers aantrekkelijk Engelstalig lesmateriaal te ontwikkelen. De Graaff ziet daarin ook een risico. "In die eerste pioniersjaren werd materiaal door docenten zelf samengesteld, dat sloot daardoor aan bij de actualiteit, en er werden veel authentieke bronnen gezocht. Veel huidige tto-boeken zijn letterlijke vertalingen van Nederlandse methodes. Het is kant-en-klaar-werk zonder aandacht voor de taalontwikkelingskant. Aandacht voor taalontwikkeling blijft belangrijk in elke vakles, en actuele en authentieke teksten vormen juist een kracht van tto."
Tto is een verrijking voor de leerlingen, stelt het Europees Platform. Het biedt een bredere basis om het vervolgonderwijs met succes te doorlopen. De uitstekende beheersing van het Engels en de internationale oriëntatie vormen een meerwaarde voor het leven. "We hebben goud in handen", zegt directeur Jindra Divis. "Geen enkele onderwijsvernieuwing heeft in de afgelopen 25 jaar zulke goede resultaten behaald en wordt nog steeds zo breed gedragen door docenten, ouders en leerlingen. De groei in het aantal scholen en leerlingen is ongekend."
Dat is de jubelstemming die hoort bij een verjaardag. Maar vandaag zal ook kritiek klinken. Sociologe Inge Sieben van de Tilburgse universiteit stelde onlangs dat tto het risico kan vergroten op toenemende sociale ongelijkheid.
"Tja. Het gaat om bewust nadenken en keuzes maken", zegt De Graaff. "Sommige ouders en hun kinderen kiezen bewust voor een technasium, categoraal gymnasium, een montessorischool of bepaalde vmbo-opleiding. En anderen zien meer in tweetalig onderwijs. Als je de opvattingen van Sieben of van Dronkers opvolgt, zou je maar één type opleiding moeten aanbieden. Voor iedereen hetzelfde. Maar er is toch niets mis met bewust voor een bepaalde onderwijsvorm kiezen? Bovendien leidt het tto ook tot inzichten voor beter vreemdetalenonderwijs op reguliere scholen."
De ene school profileert zich met techniek, een andere met sport, en tto met taal en internationale oriëntatie. Zo mag het wat De Graaff betreft blijven. Tto mag de komende 25 jaar zeker verder groeien, ook op vmbo en mbo. Maar in zijn toekomstdroom ziet hij vooral 'verbreding'. Er zijn nu twee tto-scholen in Nederland met Duits als tweede taal , dat zouden er meer moeten worden. En waarom geen Frans of Chinees? "Ik pleit ook voor andere vormen van geïntegreerd taalonderwijs. Met internationale projecten die je in een bepaalde taal doet. Of met afzonderlijke vakken. Economie in het Duits, geschiedenis in het Engels, aardrijkskunde in het Frans."
Posters ter promotie van tweetalig onderwijs in Nederland.
Des te vroeger op de basisschool Engels wordt gegeven, des te beter, vindt staatssecretaris Dekker
undefined