Boekrecensie
Ecomodernisten hangen zelf net zo goed een religie aan
Ecomodernisten trappen tegen de heilige huisjes van de duurzaamheid, maar hangen zelf net zo goed een religie aan.
Ze noemen zichzelf ‘ecomodernisten’. Net als traditionele milieubeschermers streven ook zij naar meer natuur en een schonere leefomgeving. Maar waar de eersten erop hameren dat de moderne mens zijn verspillende en vervuilende activiteiten moet minderen en meer in harmonie met de natuur leven, bepleiten ecomodernisten juist een ontkoppeling: de mens moet zich terugtrekken uit de natuur, zodat die de ruimte krijgt.
Urbanisatie en intensieve landbouw zijn sleutelbegrippen uit het ecomodernisme. Maar vooral: technologische vooruitgang. Stop met dat somberen, is het credo, stop met dat doemdenken. En heb vertrouwen in de vindingrijkheid van de mens.
We hebben in onze geschiedenis vaker voor problemen gestaan die onoplosbaar leken en die ons einde leken in te luiden. “In de ogen van ecomodernisten is een mens niet louter het zoveelste hebzuchtige, CO2-uitstotende zoogdier met een hongerige maag die, helaas, helaas, moet worden gevoed”, schrijven zeven journalisten in ‘Ecomodernisme’, “maar ook, in de woorden van econoom Julian Simon, met een paar handen dat kan werken en een stel hersenen dat iets toevoegt aan het uitdijende arsenaal van kennis en kunde: de ware motor van vooruitgang. Waar onze ambities zorgen voor problemen, zorgt onze inventiviteit voor oplossingen.”
De tekst gaat door onder de afbeelding.
Durf te twijfelen
Het is een prikkelend boek, uitdagend. Het dwingt de duurzaam angehauchte lezer zijn of haar ideeën tegen het licht te houden. Durf te twijfelen, staat er, en blijf nadenken. Wat gisteren een prima oplossing leek, hoeft dat vandaag niet meer te zijn.
Je kunt wel alle kolencentrales willen sluiten omdat ze vervuilend zijn, in arme landen waar de bevolking nu nog bossen kapt om in haar energiebehoefte te voorzien, brengt zo’n centrale voorspoed. En die geeft de mensen de tijd en de middelen om hun levensstandaard te verhogen, hun gezondheid te verbeteren én iets aan de bescherming van natuur en milieu te doen. “Dankzij onze welvaart, gebouwd op fossiele brandstoffen, hebben wij de luxe te werken aan een schonere omgeving. Moderne milieubescherming is te danken aan de fossiele brandstoffen.”
Zo proberen ecomodernisten de lezer op het andere been te zetten. Zon en wind zijn onbetrouwbaar en dus niet de energiebronnen van de toekomst. Kernenergie is veel zekerder en evenzeer CO2-arm. De landbouw moet niet kleinschalig, extensief en biologisch worden, want zo kunnen we de miljarden monden niet voeden. En die manier van boeren is slecht voor natuur en milieu. Nee, ecomodernisten verwachten veel meer heil van bestrijdingsmiddelen, kunstmest, intensieve landbouw en varkensflats. En van gentechnologie. “Gentech vormt een onmisbaar onderdeel voor een snelle transitie naar een voedzamere en groenere landbouw met respect voor kleine boeren.”
Energiearme wereld
De auteurs trappen graag tegen de heilige huisjes van de duurzaamheid. Want het groene gedachtegoed is een geloof geworden, schrijven ze. Compleet met dogma’s die een succesvol milieubeleid in de weg staan. Het groene geloof wil dat de mensheid mindert, maar “dan stevenen we af op een energiearme wereld. Zo’n situatie leidt onherroepelijk tot economisch verval. Ecomodernisten pleiten voor méér energie.”
Maar in hun boek betonen de auteurs zich net zulke gelovigen, alleen hangen zij een andere religie aan. Zij geloven dat we er ‘iets’ op zullen vinden. Zoals we ook op steenkool zijn overgestapt toen de bomen op waren, en kunstmest hebben uitgevonden toen het land niet genoeg meer te eten gaf.
En eerlijk is eerlijk, ze geven ruiterlijk toe dat ze de antwoorden niet paraat hebben. “Wij weten op voorhand ook niet wat de oplossing zal zijn voor reële problemen rondom kernafval, het verlies aan biodiversiteit of de eindigheid van fosfaat. Maar we staan open voor alle mogelijke oplossingen.”
Dat laatste is nog maar de vraag. In hun behandeling van de milieuproblemen gaan de auteurs nogal selectief te werk. Bij de vergelijking tussen zon en wind enerzijds en kernenergie anderzijds worden de problemen van energieopslag bij de eerste breed uitgemeten en schampert de auteur dat de voorstanders vertrouwen op de ontwikkeling van betere batterijen. Kennelijk telt het vooruitgangsgeloof dan niet.
Terwijl ze - tegen de gevestigde opvattingen in - beweren dat de productie van zonnepanelen meer energie kost dan ze ooit opleveren, worden de kosten van kernenergie onder het tapijt geveegd. En als we nu besluiten in Nederland kerncentrales neer te zetten - we zouden er zeker tien of twintig nodig hebben - duurt het zeker 25 jaar eer de eerste stroom levert. Geen woord daarover.
Foute schatting
Of neem de bespreking van de klimaatverandering. Eerst heet het dat er wetenschappelijke consensus is over de conclusies van de IPCC-rapporten. “Dit klimaatpanel van de Verenigde Naties bestaat uit honderden onderzoekers die de wetenschappelijke literatuur over de klimaatverandering elke vijf tot zeven jaar samenvatten.” Maar vervolgens constateert de auteur doodleuk dat de IPCC-modellen de recente opwarming overschatten en dat dat komt door een foute schatting van de zogeheten klimaatgevoeligheid. “Observationele schattingen voor klimaatgevoeligheid vallen veel lager uit.” De voetnoot bij deze bewering verwijst naar de bron ervan: een rapport van de auteur zelf.
Irritanter nog dan dit cherrypicken is de manier van redeneren. De auteurs maken van hun opponenten een karikatuur en rekenen vervolgens met hen af. Met graagte citeren ze Jaffe Vink, die in deze krant ooit de duurzame gedachtenwereld als volgt samenvatte: “We razen op het ravijn af, tenzij wij spiritueel ontwaken. Tenzij wij verlossing zoeken. De verlossing is: duurzaamheid. De hostie is: de biologische winterwortel.”
Maar niet iedereen die zich zorgen maakt over de klimaatverandering is vegetariër, voorstander van kleinschalige landbouw en tegen gentechnologie. Niet ieder lid van de Duurzame 100 heeft thuis een extra trui aan en zet de verwarming uit, terwijl “hij droomt van een sober, laagtechnologisch bestaan op het platteland”. Door hun tegenstanders “die het debat hebben verzuurd met hun alarmistische toon” zo weg te zetten, maken ze zelf dat debat onmogelijk.
De milieuproblemen zijn groot en de wetenschappelijke kennis is niet zo ver gevorderd dat de oplossingen voor het oprapen liggen. Er moeten keuzes worden gemaakt. Dit boek had een slijpsteen voor de geest kunnen zijn. Dogma’s zitten een goede keuze immers in de weg. Maar de ecomodernisten hellen zo ver over naar de andere kant dat hun boek in elk geval bij ondergetekende steeds meer wrevel opwekte.
Lees ook: 'Ecomodernisme: de aarde raakt nooit op', een voorpublicatie van het boek.