Duizend premieres per jaar

Het Theater Instituut Nederland aan de Amsterdamse Herengracht gaat dinsdag na een restauratie van anderhalf jaar weer voor het publiek open. Ooit begonnen als 'Tooneelmuseum' herbergt het Theater Instituut archieven uit dans, mime, poppenspel, muziektheater tot circus-zonder-dieren aan toe. De hoeveelheid materiaal is duizelingwekkend, maar door de renovatie sneller te vinden in verdubbelde ruimte. Twee tentoonstellingen markeren de heropening. Vormgever Theo Tienhoven richtte een glazen rariteitenkabinet in met 200 attributen uit de huiscollectie, zoals maskers uit de 'Iphigenia' van de Nederlandse Comedie in 1951. Fotografe Diana Blok vroeg sterren uit verschillende theaterdisciplines naar hun lievelingsrol in de andere sekse. Onder de noemer 'theatrale dromen' legde zij Frieda Pittoors als 'Shylock' vast en Christopher Steel als 'Salomé'. Maar het hart van het Theater Instituut vormen de blijvend uitdijende bibliotheek en archief. Die heeft een land waar jaarlijks 1000 producties in première gaan nodig, ook al valt een theatervoorstelling per definitie niet te boekstaven.

AREND EVENHUIS

Het 50ste Holland Festival begon zondag met een keurige, zoniet brave uitvoering van Shakespeares Midzomernachtsdroom. Als het Holland Festival z'n 100-jarige jubileum haalt, is die 'Midzomernacht' over 50 jaar nog steeds te zien, want de televisie was aanwezig en kopieën van de uitzending liggen opgeslagen in het Theater Instituut Nederland. Dat is min of meer een geval van oneerlijke concurrentie: de 50ste verjaardag van het nationale kunst- & cultuurfestival in Carré, waar ook nog eens de koningin bij aanwezig is, gaat nou eenmaal geheider de geschiedenis in dan een 'Midzomernacht' van een in woonwagens de wereld omzwalkend Engelstalig theaterklupje, met hun rafelig wapperende tent plus zitbanken van opgetimmerd wrakhout als wereldschouwburg.

En toch bezorgt de herinnering alleen al aan dat armzalige 'Footsbarn Theatre' een krullende neus. Zo heftig vermaak je je doorgaans immers ook weer niet dat de brilglazen beslaan en de tranen van de wangen blijven stromen. Dát was toneelspelen, wat die amateurspelers in het stuk zélf met De Leeuw, De Maan en De Muur deden. Behalve verrukkelijk potsierlijk toonde het Footsbarn Theatre zo uitermate helder en behendig hoe acteerlust er uit ziet. Wis en waarachtig dat daar in die rafeltent en in de zomer van 1991, theatergeschiedenis werd geschreven.

Maar wat bleef daar, op de herinnering na, van over? Een recensie of wat. “Ik kon mijn ogen niet geloven.”, schreef NRC's Henk van Gelder. “Pas bij het slotapplaus bleek dat de romantische jongeling Lysander en de bespottelijke amateurtoneelspeler Bottom al die tijd één en dezelfde acteur waren geweest.” En Sjoera Nas in Trouw: “Bij de commune-achtige idealen van Footsbarn past geen regisseur. De kleine dictator op de zeepkist die Pyramus en Thisbe instructies geeft, verbeeldt de ergste nachtmerries van de groep: 'Think brick!/Denk baksteen!' zegt hij tegen de man met kuif die de rol van Muur moet uitbeelden, 'Stel je voor hoe de Muur was toen hij nog een Babymuurtje was'.”

Overigens noteerde de recensent van het Algemeen Handelsblad in november 1864 over het verschijnsel dubbelrol: “Hamlet en Mephistopeles; welk een tegenstelling! Onwillekeurig kwam de vraag bij ons op of het mogelijk was dat een en dezelfde kunstenaar in dezelfde rollen uitmuntte. Thans kunnen wij daarop antwoorden: ja, wanneer die kunstenaar Dawison heet; dat is wanneer hij aan eene even wijsgeerige opvatting eene even grootsche uitvoering paart (-).”

Dagbladen hebben hun eigen archieven, maar die zijn niet altijd voor iedereen toegankelijk. Bibliotheek en archief van het Theater Instituut Nederland zijn dat wel. Een theatervoorstelling valt nooit meer te boekstaven, en toch is dat precies wat het Theater Instituut doet. De collectie is te omvangrijk voor woorden, zelfs van alleen een opsomming krijg je het al Spaans benauwd: 27 achterdoeken, 20.000 affiches, 22.650 vellen bladmuziek, 100.000 (tekst)boeken, 37.000 brieven, 450 films, 190.000 foto's /dia's / negatieven, 5000 geluidsbanden, 5000 langspeelplaten, 250 cd's, 9000 78-toerenplaten, 1500 kostuums, 450 maquettes, 180 maskers, 1000 poppen, 22.000 prenten en tekeningen, 125 schilderijen, 200 schimmen, 15 boekenplankcentimeter originele Vondelteksten, 6600 videobanden, 250 meter tijdschriften en 375 meter programmaboekjes / recensies.

Dat gaat maar door en houdt niet op want morgen is er al weer een première. (In Nederland 1000 per jaar.)

Het is gemakkelijker aan te geven wat wel, dan wat niet in het Theater Instituut wordt verzameld. Tuja van den Berg (bibliotheek) en Anja Krans (archief) proberen dat vermaledijde schemergebied te duiden. Als Harry Mulisch een boek over het Nederlandse toneel in het begin van de eeuw wil schrijven, gaat hij eerst in het Theater Instituut uitzoeken hoe dat nou precies met die talrijke Bouwmeester-bastaardkinderen en het joodse gehalte van Louis Bouwmeester zat. Publiceert hij zijn toneelroman 'Hoogste tijd' vervolgens, dan komt die niet in de bibliotheek van het Theater Instituut omdat die 'gewoon literatuur' is. Maar verfilmt Frans Weisz 'Hoogste Tijd', en praat hij daar op de televisie over, dan belanden de banden uit theatrale overweging wel degelijk in het archief.

Het Footsbarn Theatre is een buitenlands gezelschap, dat bovendien in het Engels speelt, maar komt in publicaties en programmaboekjes toch in het Theater Instituut terecht als ze op toernee ook Nederland aandoen. Omgekeerd, als een nieuwe voorstelling van de Vlaamse choreografe Anne Teresa de Keersmaeker (voorlopig) niet in Nederland te zien is, komt buitenlandse berichtgeving daarover naar het Theater Instituut omdat er sprake van een Lage Landen-belang is. Ook al zou Jacques Brel nooit in Nederland hebben opgetreden, zou zijn biografie toch in het Theater Instituut staan, al was het maar vanwege de navolging en invloed die hij in Nederland kreeg. Als Toneelgroep Amsterdam ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Sevilla optreedt, bewaart het Instituut opgestuurde Spaanse recensies. De theatraal-museale volledigheidsdrang voert weer niet zo ver dat Van den Berg en Krans El País of ABC gaan zitten knippen op zoek naar elke snipper over Toneelgroep Amsterdam in den vreemde. Amateurtheater krijgt geen poot aan de grond in het Theater Instituut - dat heeft met de Stichting Ondersteuning Amateurtheater/NCA trouwens een eigen huis - maar door de bokkensprong van staatssecretaris Nuis en het daarop volgende gekrakeel, is er over het koninginnestuk 'Emily' weer wel wat voorhanden.

Geregeld moet het Theater Instituut ook schenkingen halveren of helemaal weren: niet elke boekhouding van een een (opgeheven) gezelschap of persoonlijk plakboek van een fan noopt tot conservering. Het Theater Instituut maant beroemde toneelspelers niet tot voortijdig overlijden, maar 'informeert soms voorzichtig om een archief niet bij de boom te zetten'. Anja Krans: “Archiveren is nou eenmaal wat anders dan een boek pakken of terugzetten.”

Hoewel de 'Vereeniging Het Tooneelmuseum' in 1925 met een 'toneelcollectie' begon, is die fors uitgebreid met de disciplines dans, poppentheater (de collectie-Guido van Deth), mime, muziektheater (bijvoorbeeld het archief van de Wagner-vereniging), cabaret, variété, circus (en dan weer 'zónder beesten'), kermis, straattheater, krachtacrobatiek, buikspreken of 'de geschiedenis van goochelen' - als er op de een of andere manier maar theater aan te pas komt. Popconcerten en concertante voorstellingen in het Concertgebouw horen dus niet op de Herengracht thuis.

Een programmaboekje geeft volgens Anja Krans een goede vogelvlucht door de geschiedenis. Je kunt het verloop van een carrière volgen, hoe het met de wisseling en opheffingen van gezelschappen zat. En bijvoorbeeld de stijgende invloed van de lichtontwerper, die lange tijd niet eens op het programma vermeld stond.

Overigens moet niet al te lichtvaardig over een programmaboekje worden gedacht. 'Die Haghe-spelers' onder leiding van Eduard Verkade, duidden 'Hamlet' in het voorwoord meteen maar via Goethe ('Die Zeit ist aus dem Gelenke; wehe mir, dass ich geboren ward, sie wieder einzurichten!'). En 'een Limburgs kwartiertje' bestond in het begin van de eeuw nog niet getuige de vermaning bovenaan het programma: “De voorstelling moet, krachtens bevel van den burgemeester, uiterlijk elf uur geëindigd zijn en zal dus stipt op tijd beginnen.”

De toneelcriticus van 'De Atlas' was op 26 juni 1831 wel op tijd in het Amsterdamse Grand-Théatre maar verre van tevreden, hij ontbeert een schilderkunstige karakterschets van Hamlet: “Gaarne zouden wij van deze representatie zwijgen, doch een Midas-oordeel van het publiek der bovenste rangen, na den afloop van het stuk, dwingt ons tot eene verklaring. Zonder ons te gevoelen te willen opdringen, bevelen wij den heer Evers, om zijns eigen roems wille, dringend aan, bevoegde regters over zijne studie en voorstelling van den Hamlet te raadplegen.”

Kennelijk is er in 160 jaar ook weer niet zo veel wezenlijks veranderd, want uit de videoband 'The making of Hamlet - A dialogue' blijkt dat de monoloog die Robert Wilson aan het eind van dit Holland Festival uitvoert (waarin hij alle rollen, inclusief de negen Hamletdoden vertegenwoordigt), dat Wilsons 'Hamlet' eerder een schildering dan een vertolking is.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden