Dozen
Sinds een jaar werk ik in een glazen doos. Vanuit een betonnen doos met Oostblok-uitstraling aan de Amsterdamse Wibautstraat verhuisden de burelen van uw krant naar een glazen doos met de uitstraling van een ijspaleis in het oostelijk havengebied van de hoofdstad.
Het is hier redelijk gerieflijk, daar niet van - en eenmaal binnen, zie je die doos niet. Maar ik vraag me wel eens af hoeveel glasscherven ze uit mijn lijf moeten peuteren als er ooit een gastanker in de haven ontploft. Of achter welke muur ik me moet verschansen als er ooit een superstorm over het oostelijk havengebied trekt. Muren heeft deze glazen doos namelijk niet. Na de kleinschaligheid en de gezelligheid, heeft de designmaffia hier ook de geborgenheid bij het grofvuil gezet.
Als je de doos via de glazen uitgang verlaat, wordt je blik gevangen door een enorm reclamedoek van zeker veertig meter lang, waarop een afbeelding staat van een sloopkogel, en hoe het omliggende terrein er in de nabije toekomst gaat uitzien. Nu staan op dit terrein nog een paar sfeerrijke bedrijfsgebouwen uit het roemvolle verleden van de scheeps- en machinebouw. Straks alleen nog glazen dozen. ’Transparantie’ heet die mode, en de design-maffia negeert het feit dat de mensen in die dozen de glazen volplakken met posters, in een kennelijke behoefte aan zo iets basaals en mens-eigens als privacy, schaalverkleining en geborgenheid. Gezelligheid, geborgenheid en een menselijke schaal, daar zijn de mooiste, drukst bezochte en meest bewonderde steden ter wereld op gebaseerd. Ik hoop stiekem op die superstorm.