Dordrechts Museum

Dordrechts Museum, Museumstraat 40, Dordrecht, dagelijks van 11 tot 17 uur.

PETER SIERKSMA

Wie dit zo leest, zal bij al die ogenschijnlijk ook nog willekeurig aangebrachte vlekken misschien het eerste aan het woordje 'chaos' denken. Aan de chaos van dooi of ijzel, of aan gesmolten sneeuw, die na een nieuwe nacht met vorst wat opgevroren is. Maar dat beeld klopt niet. Wie het doek ziet, ziet ook dat de verticale verfstreken juist zeer zorgvuldig en nauwkeurig zijn aangebracht. Het schilderij is opgebouwd als de poëzie van Judith Herzberg: terloops, maar nooit zonder de strakke hand van de kunstenaar.

Omdat Dordrecht altijd een stad van het water geweest is, past het schilderij er goed als moderne verfijning van de vele zeeschilders en natuurschilders zoals J. C. Schotel en Martinus Schouman, zou je zeggen. Van wind, lucht en water. Maar voor museumdirecteur Jacob M. Groot is die link toch net wat ver gezocht.

Nee, zegt hij, 'Winter' moet meer gezien worden als “een aanvulling op het werk van Fernhout zelf dat wij hier al hadden en in bredere zin ook als aanvulling op de bijzondere magisch realistische collectie van het museum". Hij draait zich om en wijst eerst naar twee vroegere werken van de schilder, een zelfportret uit 1930 en 'schilderende handen' (ook 1930). Vooral 'schilderende handen' is bijzonder - het is het enige schilderij waarop Fernhout een handeling afbeeldde. Je zou het ook een zelfportret van de bezige schilder zonder hoofd kunnen noemen, want Fernhout poseerde zelf voor een spiegel toen hij het maakte.

Daarop wendt De Groot zich naar de andere hoek van de zaal, het is de hoek waar het magisch realisme zoals Wim Shuhmacher ('Melitta in landschap') en Raoul Hynckes ('Een glas rode wijn') dat tot leven hebben laten komen. Het museum bezit ook werk van Pyke Koch en Dick Ket; alleen een Willink ontbreekt nog.

Maar we dwalen af. Ook al was Fernhout zelf nooit een echte magisch realist, zijn leven lag voor een groot deel wel, zoals De Groot het mooi uitdrukt, 'in die groep besloten'. Bovendien slaat Fernhout een prachtige brug tussen het werk van zijn ouders Jan en Charley en de moderne schilderkunst. De Groot lyrisch: “Ja, Fernhout vind ik daarom ook weer zo leuk omdat er in zijn oeuvre zo'n consequente ontwikkeling zit. Ook die naoorlogse dingen, daar ben ik altijd al gek op geweest. 'Winter' is natuurlijk een hele mooie, maar ik ken ook sneeuwlandschappen, die zijn laten we zeggen nog etherischer, vager, lucide bijna. Dat zijn een soort natuurevocaties waar je stil van wordt. Het doek past ook heel goed in de totale collectie van dit museum. Het is een typisch Hollandse collectie die zich vanaf de twintigste eeuw weliswaar verbreedt, maar waarin het accent altijd is blijven liggen op het schilderachtige.”

Het brengt ons, een zaal verder, bij het licht van Aelbert Cuyp. Vooral zijn 'Rustende ruiters in landschap' en 'Landschap met fluitende herders en vee' (ca. 1645) trekken de aandacht. Hoewel Cuyp (1620-1691) tegenwoordig vooral met een markt in Amsterdam geassocieerd wordt, is hij samen met Samuel van Hoogstraten, Ary Scheffer en Johannes Schotel een van de belangrijkste schilders die Dordrecht heeft voortgebracht. De Groot heeft er de afgelopen jaren dan ook veel moeite voor gedaan de twee doeken naar het museum te halen. Toch is er één doek dat hij graag aan de Cuyp-verzameling (het museum heeft nu vijf werken van Aelbert, plus een van zijn vader Jacob Gerritszoon en halfoom Benjamin) had willen toevoegen. Het gaat om een riviergezicht op Dordrecht dat in bezit is van een van de nazaten van de legendarische familie Rothschild. Maar het doek hangt in Engeland, is niet te te koop en dus rest er dan maar een mogelijkheid om zo'n werk dan 'eens' te kunnen laten zien en dat is lenen. Dat gebeurde dan ook, in 1992, toen het museum 150 jaar bestond.

De Groot: “Wat mensen wel eens vergeten is dat het lenen van een schilderij soms minstens zoveel voeten in de aarde heeft als het kopen ervan. Voor dat 'Riviergezicht' ben ik naar het buiten van Lord Rothschild in Engeland gegaan en werd daar samen met mijn vrouw vriendelijk door een butler ontvangen. De heer des huizes was er niet, maar de butler vertelde dat deze mijn brief ontvangen had en zei 'Kijk u gerust rond'. Dus wij dachten 'dat zit wel goed'.

Maar toen ik er even later op terugkwam, kreeg ik als antwoord 'Hoho, u mag het werk in november hebben, maar in december moet het weer terug zijn, want dan krijg ik gasten en het hangt in de eetkamer, dus. . .' In januari mocht ik het dan weer komen halen. Maar dat is onmogelijk natuurlijk. Je doorbreekt de continuïteit van zo'n tentoonstelling en bovendien is zoiets peperduur.''

“Toen zei ik: 'Ik heb nog wel twee schilderijen van een negentiende-eeuwse navolger van Cuyp, Van Strij, als u die nu tijdelijk van mij leent. . .' Maar dat was nou ook weer niet nodig en vooruit, omdat het werk dan zo belangrijk was voor het museum, Dordrecht en Nederland, mochten we het schilderij voor de hele periode hebben. Zij het niet zonder tegenprestatie: want er moest wel even gekeken of het schilderij in goede conditie was. Dus diende er eerst een restaurator uit Londen komen en enfin, de verf bladderde hier en daar een beetje, weer een brief, dat kostte geld en verder was het doek ook nog eens eigendom van de National Trust, hetgeen betekende: betalen. Ja, dan moet je volhouden hoor! Uiteindelijk heeft het ons een paar duizend gulden gekost. Je ziet, het tekent een beetje hoeveel toeren je soms moet uithalen om een schilderij te kunnen lenen.”

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden