DNA-spoor verraadt straks het uiterlijk van de crimineel
Een DNA-test verraadt nu al de kleur van ogen, haar, huid en de geografische herkomst. Een compositietekening op basis van een huidschilfer komt in zicht. In deel 3 van een serie vertellen experts over de vorderingen op forensisch gebied.
Stel je voor: een spatje bloed, een huidschilfer, opgedroogd speeksel. Gevonden op een losgestoomde postzegel uit 1947, een zakdoek, een parkeerkaartje, tape, een pinapparaat, kogelhulzen, zelfs op een tomatensteeltje. Van de gekste dingen die rechercheurs van een plaats delict haalden, heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in de loop der jaren DNA gepeld en geanalyseerd.
In de jaren negentig leverde een dikke druppel bloed een beperkt DNA-profiel op en niet meer dan het geslacht van een dader. Maar DNA geeft steeds meer geheimen prijs. De wetenschap gaat zo snel vooruit dat het streven nu is om uit een miniem stukje menselijk materiaal een gedetailleerde compositietekening van het gezicht van een dader te kunnen maken. In het project Visage werken wetenschappers in heel Europa hieraan, met 5 miljoen euro steun uit Brussel. De aandacht gaat vooral uit naar uiterlijk, leeftijd en geografische afkomst.
Hoogleraar forensische moleculaire biologie Manfred Kayser van de Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam coördineert het project. Hij is bijzonder enthousiast over de vooruitgang die zijn eigen onderzoeksgroep al jaren boekt. “Ja, er komt in 2021 een compositietekening beschikbaar. Maar de vraag is hoe gedetailleerd die zal zijn. We staan nog aan het begin.”
Toch is Kayser al een heel eind op weg. Hij ontwikkelde eerder een test voor oog- en haarkleur, die de Tweede Kamer toestond in 2012, respectievelijk 2017. Die test wordt steeds preciezer. Haarkleur blijkt door ruim 120 genen bepaald te worden. Ook wat betreft kaalheid en structuur van het haar – steil of krullend – is meer bekend. Lastiger zijn nog de gemengde tinten.
Dit jaar heeft Kayser de DNA-test voor uiterlijk uitgebreid met huidskleur. Tevens is de geografische komaf al te bepalen, net als sproeten en de vorm van de oorlel (los of vast). Daarbij komt misschien in de nabije toekomst de afstand tussen de ogen, en die tussen oog en oor. Kayser is druk bezig meer genen voor het gezicht te vinden.
Tweelingen
Zelfs de hoogleraar blijft het spannend vinden, al die vooruitgang. “We hebben het genetisch onderzoek inmiddels uitgebreid naar andere, niet-erfelijke factoren die tot veranderingen in DNA-modificaties leiden. Daardoor kunnen we nu bijvoorbeeld zien of iemand wel of niet rookt.”
Die uitbreiding is tevens een waarschuwing voor eeneiige tweelingen. Zij zijn in het verleden vrijgesproken – ‘rechter, het was mijn tweelingbroer’ – en strooien als enigen nog straffeloos met DNA bij een inbraak. Maar ook het eind van hun criminele carrière komt nu in zicht. “Hun DNA is hetzelfde, maar er zijn dus DNA-modificaties die wel veranderen en verschillen.” De wetenschap is er, de technologie nog niet. “Maar daar werken we ook aan.”
Een andere vooruitgang is geboekt bij het bepalen van iemands leeftijd op grond van bloedsporen. “We zitten nu op een foutmarge van ongeveer drie à vijf jaar”, zegt Kayser. Het grote voordeel is dat de politie met deze informatie gerichter kan zoeken naar verdachten in de bevolking.
Overigens is in de VS al een bedrijf, Parabon, dat claimt goede DNA-compositietekeningen van het gezicht te kunnen maken. Die levert het ook al aan de politie. Onlangs gaf een moordenaar in Texas zichzelf aan toen zijn portret op tv was vertoond. Kayser: “Het bedrijf publiceert geen wetenschappelijke artikelen dus ik kan niet beoordelen hoe betrouwbaar het is. De literatuur toont dat het nog niet mogelijk is.”
Cold cases
Het NFI beheert in Nederland de nationale strafdatabank met 300.000 DNA-profielen, maar daarin zitten alleen verdachten en veroordeelden. “Ons onderzoek is juist bruikbaar voor opsporing van personen die nog niet met justitie in aanraking kwamen”, aldus Kayser.
Het verbeteren van DNA-onderzoek zorgt voor politie, justitie en nabestaanden voor doorbraak na doorbraak, zelfs in stokoude cold cases. Veel Nederlanders leefden intens mee met de ontknoping van de zaak van Nicky Verstappen, de elfjarige die in 1998 werd gedood. De hoofdverdachte is na twintig jaar gevonden, mede omdat uit een oud spoor jaren later wel een bruikbaar DNA-profiel kon worden gehaald.
Vaak werkt het NFI onder de radar. “Eigenlijk hebben wij nooit contact met nabestaanden. Maar als wij een match vinden zoals bij Nicky Verstappen, dan is dat prachtig! Dat vieren we hier echt wel”, aldus DNA-deskundige Arnoud Kal, die bij het NFI aan grote moordzaken werkt.
Sinds 2012 is het inzetten van verwantschapsonderzoek in strafzaken wettelijk geregeld. Dat leidde ertoe dat snel daarna Kal en collega’s de moordenaar van Marianne Vaatstra in Friesland (1999) vonden. In 2017 koppelden politie en NFI bij de moord op Milica van Doorn in Zaandam (1992) voor het eerst geografische herkomst aan DNA-verwantschapsonderzoek. Ook dat zorgde voor een klapper. Kal: “Bij onderzoek naar voorouders van de sporendonor op het lichaam van Milica van Doorn concludeerden collega’s van het forensisch lab voor DNA-onderzoek in Leiden dat de man voorvaderen moest hebben in Turkije. Daarom kon de politie een gerichte selectie maken van Turkse buurtbewoners.” Zo vond Kal de verdachte, 25 jaar later. De zaak is nu onder de rechter.
Ook de advocaten van de verdediging gaan met hun tijd mee. Zo komt er in de zaak-Milica van Doorn een tegenonderzoek, omdat er met het DNA zou zijn ‘gezeuld van laboratorium naar laboratorium, wat tot verwarring of besmetting zou hebben kunnen leiden’. Kal hekelt die insinuatie: “Transport van DNA naar een ander lab gaat zeer zorgvuldig. Daarnaast houden wij altijd DNA apart, dat bewaren we voor tegenonderzoek.”
DNA van mens op mens
Andere advocaten probeerden het met ‘secundaire overdracht’, het doorgeven van DNA van mens op mens bijvoorbeeld via een handdruk of een pinautomaat. In reactie hierop is het NFI zich meer gaan richten op het ‘activiteitenniveau’: hoe en wanneer is het spoor op de aangetroffen plaats terechtgekomen?
Die vraag stond bijvoorbeeld centraal bij de moord op miljonair Koen Everink (2016). De advocaat gaf toe dat het DNA dat op het bij de moord gebruikte mes inderdaad van de verdachte was. Maar hij betoogde ook dat daar een verklaring voor was: de twee vrienden hadden samen gekookt. Dan gaan NFI-deskundigen aan de slag met het dossier en met wetenschappelijke studies over DNA op messen, op zoek naar antwoord op de vraag hoelang DNA bewaard blijft op verschillende oppervlaktes. Op grond van de NFI-bevindingen kon de officier van justitie concluderen dat de sporen beter pasten bij het scenario dat het DNA van de moordenaar is. Die kreeg in januari achttien jaar cel.
“Ons onderzoek is altijd maar een klein deel in de totale bewijsvoering”, benadrukt Kal. Beide wetenschappers signaleren dat wettelijke kaders soms opsporingskansen onbenut laten. Zo is voor het gebruik van de nieuwe huidskleurtest van Kayser nog een besluit van de Tweede Kamer nodig. Het stoort de hoogleraar dat die goedkeuringsprocedure jaren duurt hoewel er al sinds 2003 een wettelijke basis is. Kostbare tijd waarin politie en NFI al zouden kunnen scoren. “Dat kan echt veel sneller. Je wilt het gaan toepassen.”
Vondelingen
Ook Kal kent de bureaucratie Hij wijst op onbenutte mogelijkheden: “Huidskleur, geografische herkomst, zelfs een zeldzame achternaam helpen bij het prioriteren: in welke categorie zoeken wij een dader eerst.” Dat kan ook groepen vrijpleiten: “In de zaak-Marianne Vaatstra wees DNA-onderzoek steeds op een dader uit Europa en dus niet uit het nabijgelegen asielzoekerscentrum, zoals sommigen beweerden.”
Kal past verwantschapsonderzoek toe na een opdracht van de officier van justitie. Ook hier zijn soms beperkingen, bijvoorbeeld bij onderzoek naar de ouders van de ruim honderd baby’s die de afgelopen decennia als vondeling of dood zijn achtergelaten. “Het is bekend dat dezelfde moeder soms vaker een kind achterlaat. Maar DNA-profielen van vondelingen worden niet opgeslagen in de DNA-databank. En zonder DNA-onderzoek komt de politie nooit achter zo’n link”, zegt Kal. “We willen niet elke nacht alle baby’s door de databanken rollen. Maar het zou enorm helpen als we elke nieuwe achtergelaten baby één keer kunnen vergelijken op verwantschap.”
Bedrijven zien kansen
Terwijl forensisch DNA-onderzoek in Europa soms nog gevoelig ligt, neemt het aantal commerciële, niet-forensische DNA-databanken dankzij internet een grote vlucht. Ook steeds meer Nederlanders betalen deze Amerikaanse en Israëlische bedrijven en sturen hun speeksel op omdat ze benieuwd zijn naar hun afstamming of onbekende familieleden. Deze databanken (zoals Ancestry en MyHeritage) bevatten daardoor al miljoenen DNA-profielen van burgers die er geen moeite mee hebben hun gegevens te delen.
De politie in Californië vond dit voorjaar een beruchte seriemoordenaar na dertig jaar zoeken door zijn profiel door zo’n commerciële databank te halen. De zogeheten Golden State Killer bleek een oud-politieman die verantwoordelijk is voor meer dan vijftig verkrachtingen en twaalf moorden in Californië.
Die doorbraak zette ook burgers aan om daders te zoeken met behulp van commerciële DNA-databanken en leidde zelfs tot een nieuwe tak van detectivewerk. Zo noemt de Amerikaanse CeCe Moore zich nu ‘DNA-detective’. Zij trad op in diverse tv-shows in de VS omdat zij de afgelopen maanden eigenhandig een aantal cold-casemoordenaars voor de politie wist op te sporen. Zij combineert DNA-verwantschapsinformatie uit de databanken met zoeken op social media.
Waarom zouden Nederlandse politie en vrijwilligers die kans niet gebruiken? Arnoud Kal van het NFI ziet zeker kansen in deze techniek, niet alleen bij strafzaken, maar ook voor identificatie van onbekende doden: “Voor sommige cold cases en achtergelaten baby’s kan dit soort verwantschapsonderzoek naar een oplossing leiden. Daarover is nu overleg tussen het ministerie van justitie, politie en NFI. Zodra het mag, gaan we ermee aan de slag.”
Lees ook:
De wetenschap achter de vingerafdruk gaat snel vooruit
Dankzij nieuwe technieken kunnen vingerafdrukken steeds vaker worden herkend. Deel 1 in een serie over nieuwe opsporingstechnieken: vingerafdrukken.
‘Toen ik aan de reconstructie van het Hollandse meisje werkte, was mijn dochter van die leeftijd’
Ooit hielp een kleihoofd om de moord op een onbekend meisje op te lossen. Nu gebeurt datzelfde werk vooral digitaal. Experts vertellen in een serie over vorderingen op forensisch gebied. Deel 2: gezichtsreconstructies.