DNA-onderzoek kan een doorbraak forceren, maar een wondermiddel is het niet
Tot 2012 mocht het niet, inmiddels is het een methode die met enige regelmaat van stal wordt gehaald: het DNA-verwantschapsonderzoek. Zo'n veertig keer ging het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) op zoek naar een dader van een delict aan de hand van DNA van familieleden. En niet alleen in oude zaken als die van Nicky Verstappen. Ook lopende onderzoeken profiteren van de techniek, zegt Arnoud Kal van het NFI.
Zo werd in 2013 een serie-aanrander in Utrecht opgespoord, waarvan het idee bestond dat hij elk moment opnieuw kon toeslaan. Traditioneel recherchewerk had niets opgeleverd. Dus werd zijn DNA, gevonden bij slachtoffers, door de DNA-databank gehaald en er bleek een match met een familielid te zijn. De zaak is een voorbeeld dat je met een verwantschapsonderzoek niet jaren hoeft te wachten, zegt Kal.
Relatief nieuw
Aanleiding om zo'n onderzoek via familie in het strafrecht mogelijk te maken, was in 2012 de zaak Marianne Vaatstra. Zij werd in 1999 vermoord en verkracht gevonden, maar de dader bleef jaren spoorloos. Tot hij gehoor gaf aan de oproep vanwege het grootschalige DNA-onderzoek. Hij voelde dat hij geen keuze had.
Ook in de zaak Nicky Verstappen werd het verwantschapsonderzoek bestempeld als de ultieme poging de raadselachtige dood van de 11-jarige jongen in 1998 op te lossen. 21.500 mannen werden opgeroepen. Dat verwantschapsonderzoek was niet doorslaggevend in het vinden van de man van wie het gevonden DNA-materiaal op het lichaam van Nicky blijkt te zijn. Maar mogelijk voelde ook hij zich door het verwantschapsonderzoek in het nauw gedreven - volgens het onderzoeksteam is hij eerder dit jaar bewust spoorloos verdwenen.
Vaatstra en Verstappen zijn voorbeelden van grootschalige onderzoeken, waarbij veel mensen uit de omgeving worden opgeroepen DNA af te staan. Vaker doet het NFI verwantschapsonderzoek door een gevonden spoor op een plaats delict door de DNA-databank te halen, in de hoop dat er familieleden uitrollen. "In ongeveer één op de zes zaken levert dat een resultaat op", zegt Kal. Een mooie score, vindt hij.
Tijdrovende klus
Toch zou de slagingskans nog groter kunnen zijn als er van méér mensen DNA in de databank zou zitten. Nu is dat beperkt tot iedereen die veroordeeld is voor een ernstig misdrijf - ongeveer 250.000 mensen. Wat zou het opleveren als iedereen DNA af zou moeten staan?
Ten eerste schijnveiligheid, zegt Kal. "Het is echt niet zo dat elk misdrijf dan direct wordt opgelost. Denk aan al die toeristen die jaarlijks Nederland bezoeken."
Onderzoeken worden bovendien minder effectief, gaat hij verder. "Als iedereen in die databank zit, dan gaat het om 99 procent onschuldige mensen. Stel dat op een plaats delict verschillende sigarettenpeuken worden gevonden, die worden allemaal opgestuurd voor onderzoek. Dan krijg je dus een hoop matches met onschuldige mensen. Het vergt vervolgens veel onderzoek de juiste persoon aan het misdrijf te koppelen."
Daarnaast vraagt het veel capaciteit, benadrukt hij. Nu al rollen er bij elk verwantschapsonderzoek zo'n vijftig potentiële hits uit de computer: DNA dat overeenkomsten bevat met de man of vrouw die gezocht wordt. De mensen bij het NFI gaan die lijst één van één langs, om uit te zoeken of het een toevalstreffer is of dat het daadwerkelijk een verwante is. Nu al een tijdrovende klus, laat staan als er nog veel meer DNA-profielen in de databank staan.
Lees ook:
Onderzoek Nicky Verstappen wacht nieuwe obstakels
Een doorbraak waarop twintig jaar is gewacht. Maar feitelijk is het onderzoek naar de vraag wat de 11-jarige Nicky Verstappen in de zomer van 1998 overkwam, terug bij af. Een onderzoek dat nog flink wat obstakels wacht.
Niemand kende Jos Brech echt, zelfs zijn collega's niet
Hij was introvert, op zichzelf. “Niemand kende Jos echt”, zegt Siegurd Jan van Leusen. Hoe hij zijn geld verdiende, waar hij opgroeide, wie zijn jeugdvrienden waren? Hij zegt het allemaal niet te weten.