Dit is geen column
Deze rubriek heet al bijna tien jaar Klein Verslag, omdat hij van iets verslag doet en het graag klein houdt. Nu ja, klein in omvang tenminste. Niet altijd stond hij op deze pagina, aan de achterzijde van het Grote Nieuws, nu ja het nieuws dat deze krant groot acht. Je zou kunnen zeggen dat die tweede pagina, de achterkant van de voorpagina, de schaduw vormt van de eerste, die volop in het licht staat, die pagina van de eerste blik.
Maar waarvan doet deze rubriek nu verslag? De schaduw van het nieuws komt dan in me op, maar wat is dat precies? Als nieuws een snelle beweging beschrijft, een ontwikkeling, een voortgang die zo niet eerder voorkwam, dan is het Klein Verslag een verlangzaming, een uitvergroting van een detail, een stilstand bijna. Hier in de schaduw moeten we ons niet druk maken, drukte is overal al.
Nieuws is luidruchtig, schreeuwt om aandacht en hecht zich graag aan het uitzonderlijke, het incidentele, het ongeluk, het drama. Nieuws is vaak slecht nieuws. Het voltrekt zich buiten ons om, in een parlement, een andere stad, een ver land. Maar hier in de schaduw overheerst het gewone, het alledaagse. Het weer. De boodschappen bij de supermarkt, de was aan het rek, het neerlaten en weer ophalen van de markies tegen de zon, het op straat schampen van een vreemde en het simultaan excuseren direct daarna.
Wat is dat, dat Klein Verslag van jou? Ik heb intussen geleerd 'een kroniek' te zeggen. Als anderen me een columnist noemen dan protesteer ik daar niet tegen, maar het Klein Verslag is zeker niet de column waarnaar literatuurcriticus Kees Fens ooit weemoedig verlangde.
Dat was in 2007, een jaar voor zijn dood, en eigenlijk was de column in zijn ogen toen al uitgestorven, hoewel Jan Blokker en Piet Grijs nog schreven. In een column, toen het woord nog geharnast en gewapend was, werd de waarheid gezegd die de krant niet aandurfde.
Schreef Fens.
'En dat in de beste taal die er is en dat is de taal zonder nuances, hoewellen, ofschonen, misschien en maren. De schrijver van de column ging het om ideeën, om denkwijzen en om alle mensen die de lafheid van de zachte krachten vertegenwoordigen. Over al die meningen en mensen schreef hij. Over zichzelf nooit. Zo hoort het ook. Bloed aan de paal - dat was een column, het scheermes dat de redactie zelf niet durfde te gebruiken.'
Nee, zo ferm gaat het hier niet toe. Uitroeptekens zijn een zeldzaamheid. (Fens vond uitroeptekens overigens volmaakt overbodig.)
Hier wordt geschetst met zacht potlood, maar niet zonder contour, zoekend naar een rake lijn, één precies beeld, een ogenblik van waarheid, of de illusie ervan. Dat je een seconde lang denkt: ja, zo is het. Maar niets is zeker. Niet de gebeurtenis zelf is belangrijk - die herhaalt zich maar in het alledaagse - maar de ervaring ervan, de poëzie.
Eigenlijk was ik dit stukje begonnen om over Connie Palmen te schrijven, die de Librisprijs won, en die in de uren na de uitreiking nog een prachtig gesprek voerde op de radio, ook over zaken die met het bovenstaande van doen hebben. Denk ik. Nu ja, morgen verder.
undefined