Dijsselbloem past ervoor de PvdA te redden
Over twee weken neemt demissionair minister van financiën Jeroen Dijsselbloem afscheid van de politiek. Hij heeft de 'vuurkracht' niet om met de negenkoppige PvdA-fractie oppositie te voeren, zegt hij. Maar die vuurkracht had Dijsselbloem in zijn gehele politieke loopbaan wel.
Eind mei dit jaar publiceerde het Financieele Dagblad een interview met Jeroen Dijsselbloem onder de kop ‘We hebben de afgelopen vijf jaar het land gered, nu gaan we de partij redden’. Wie ‘we’ zijn wordt in het interview niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval hoort Dijsselbloem daar persoonlijk niet bij.
De demissionaire minister van financiën zal zijn functie van Kamerlid namens de PvdA niet gaan vervullen. Het ontbreekt hem, zo schreef hij Kamervoorzitter en partijgenote Khadija Arib, aan de benodigde ‘vuurkracht’ om oppositie te voeren.
Die vuurkracht had Dijsselbloem in zijn gehele politieke loopbaan wel. Scherp en altijd onderkoeld debatteerde hij met zijn opponenten. Uiterlijk immer onbewogen, de indruk wekkend een ijskonijn te zijn die van niets echt onder de indruk kon raken.
Rode ingenieurs
Dijsselbloem kwam in 2002 na een eerdere periode van twee jaar terug in de Kamer als een van de drie Rode Ingenieurs. Met Diederik Samsom en Staf Depla, ook afgestudeerden van een technische universiteit, profileerde Dijsselbloem zich in de campagne voor de verkiezingen van dat jaar als de grote uitdaging van de elite in de PvdA. Hij was een nieuwkomer in de Kamer. Sinds 2000 maakte hij alleen de laatste fase van Paars mee. Hij was dus niet beladen met de, zeker na de verkiezingsnederlaag in mei 2002 en de opkomst van Pim Fortuyn en de LPF, verdachte derde weg van Wim Kok.
Alles moest anders van de Rode Ingenieurs. De PvdA had de grote maatschappelijke problemen te lang links laten liggen. De partij moest een antwoord formuleren op problemen rond integratie en veiligheid en iets doen aan de groei van probleemwijken. De drie zorgden voor een schok in een partij die gedomineerd werd door gefrustreerde voormalige bewindslieden uit de aanvankelijke zeer succesvolle paarse kabinetten.
Dijsselbloem is de laatste van de drie die de landelijke politiek verlaat. Samsom ging hem voor nadat die de strijd om het PvdA-lijsttrekkerschap verloor van Lodewijk Asscher, Depla vertrok al veel eerder toen hij de kans kreeg wethouder te worden in Eindhoven.
Nieuw geluid
Dijsselbloem was zelf slachtoffer van de verkiezingsnederlaag in 2002, toen de PvdA 22 van haar 45 zetels verloor. Hij kwam pas terug in de Kamer nadat, net als hij nu, een teleurgestelde oud-minister na korte tijd het Kamerlidmaatschap opgaf. Dat Kamerlidmaatschap gaf hij tien jaar later op om minister te worden in het tweede kabinet-Rutte.
De benoeming van Dijsselbloem tot minister van financiën verraste. Hij was weliswaar econoom, maar wel een econoom van de landbouwuniversiteit in Wageningen en bovendien profileerde hij zich als Kamerlid op geheel andere terreinen dan de overheidsfinanciën. Een eerste aanwijzing dat hij tot het ambt van schatkistbewaarder zou kunnen worden geroepen was dat dat hij collega-ingenieur Samsom vergezelde aan de formatietafel als mede-onderhandelaar.
Als Kamerlid profileerde Dijsselbloem zich eerst en vooral rond integratie en onderwijs. Met een uiterlijke onbewogenheid kon hij op die terreinen een voor de PvdA totaal nieuw geluid laten horen, een in de ogen van velen veel rechtser geluid dan de partij jaren had laten horen. Het beleid was volgens hem veel te vrijblijvend geweest. Integratie moest niet afhankelijk zijn van de goede wil van mensen.
Overheidsfinanciën
De vrijheid van onderwijs was Dijsselbloem bijvoorbeeld een doorn in het oog. Die zou kunnen leiden tot een strikte scheiding van autochtone en allochtone leerlingen of, uiteindelijk, tot islamitische scholen. “Bij islamitische scholen is alles eenzijdig. De afkomst van de leerlingen, de achterstandssituatie en het sociaal-economische milieu”, zei Dijsselbloem in 2004. Hij was echter pragmatisch genoeg andere partijen niet tegen zich in het harnas te jagen door te pleiten voor het schrappen van artikel 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van onderwijs regelt.
In het onderwijs is trouwens voor Dijsselbloem een standbeeld opgericht. Hij leidde een Kamercommissie die onderzoek deed naar wat de politiek allemaal aan nieuwe eisen stelt aan het onderwijs. Soms tegenstrijdig, meestal grillig en vaak veel te veel, was de conclusie van de commissie. Nog steeds, als er weer eens een Kamerlid met een goed idee komt en het onderwijs een opdracht wil geven, wordt verwezen naar de commissie-Dijsselbloem.
Zijn grootste prestatie blijft echter het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Als mede-architect van het regeerakkoord van 2012 en als uitvoerder van het regeerakkoord. In die rol overtuigde hij ook zijn Europese collega’s die hem aanwezen als voorzitter van de eurogroep. Die rol zal hij als ambteloos burger tot begin volgend jaar blijven vervullen.
Lees ook: Dijsselbloems aanblijven in de Kamer was vreemd geweest