Die banaantjes er ook bij

Schrijver Jan van Mersbergen bezoekt vrijwel dagelijks een winkel. De afgelopen weken beschreef hij daar wat hij ziet en beleeft. In april keert Jan terug met een nieuwe reeks verhalen.

JAN VAN MERSBERGEN

Als mijn kinderen een goed rapport hebben gaan we naar het Kruidvat en halen we zakken snoep. Traditie. Achter in de winkel staan bakken snoep met luikjes van plexiglas ervoor waar grote scheppen doorheen steken, en er hangen doorzichtige puntzakken die je met snoep kunt vullen. Ook is er een digitale weegschaal.

Mijn kinderen weten de weg. Ze gaan voor de bakken staan.

Ik zeg: Tweehonderdvijftig gram, niet meer.

Ze knikken allebei en beginnen te scheppen. Die vind ik lekker, zegt de een. Die zijn ook lekker, zegt de ander. Die banaantjes er ook bij. En een smurf. En colaflesjes, een paar. En die groene platte.

Ik zeg: Daar staat de weegschaal.

Hoe moet dat? vraagt mijn dochter.

Ik zeg: Probeer meer.

Ik laat haar het zelf uitzoeken, haar broer kan helpen. Ze legt de zak erop en mijn zoon helpt haar om de zak nergens tegenaan te laten komen, anders wordt het gewicht niet goed gemeten. De rode cijfertjes op de display verspringen. Iets meer dan tweehonderd al, zegt mijn zoon.

Tweehonderdveertien, zegt mijn dochter.

Dan kan er nog wel iets bij, zeg ik. Als ze tot de driehonderd gram doorscheppen volgt het moment waarop ze werkelijk keuzes moeten maken. Eerst is alles open, de zak nog leeg, de snoepbakken imponerend. Dan nadert de grens die ik aangegeven heb en die ze in hun hoofd geprent hebben, heel serieus, en dan moeten ze plots kiezen: dit snoepje wel en dat snoepje niet. Dat is veel moeilijker.

Mijn dochter doet een te grote schep in de zak en moet een keuze maken. Het duurt heel lang. Ze legt een banaantje terug, een zure mat. Weer wegen. Nog een paar snoepjes terug in de bakken. Waar was de bak van die witte schuimpjes ook alweer?

Bij ons in het dorp had je vroeger een man met een snoepwinkeltje. Hij was al oud. Hij zat achter de toonbank, de potten snoep stonden achter hem. Met vriendjes ging ik naar binnen, we waren een jaar of tien. We lieten de man een gulden zien en een van ons zei: 'Doet u maar honderd van die kleine ronde snoepjes' - ik ben de naam vergeten, ze waren zuur en hard. De oude man pakte de pot, graaide erin en legde één voor één de snoepjes op de toonbank. Hij telde: 'Een, twee, drie, vier.' Helemaal door tot de veertig, eenenveertig, tweeënveertig, verder naar de tachtig, éénentachtig, tweeëntachtig en als hij bij zesennegentig, zevenennegentig, acht... was dan zei de dapperste van ons: 'O nee, doe toch maar tien van die dikke dropsleutels.' Dan joeg hij ons de winkel uit.

Mijn dochter heeft uiteindelijk tweehonderdzeventig gram snoep en mijn zoon iets minder, dus ik zeg dat het wel goed is zo en dat hij er nog wat bij mag pakken, dat is makkelijker.

Hij pakt nog een zure mat, een groene. Dat vind hij heel erg lekker. Allebei draaien ze hun zak dicht en halen ze hem door het apparaat dat er een rood plakbandje om doet.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden