Desi Bouterse maakt langzaam positie steviger
PARAMARIBO - De straten zijn schoon, maar na honderd dagen Wijdenbosch vraagt Suriname zich nog steeds af waar de eerste concrete plannen blijven.
De eerste honderd dagen zitten er op, reden dus voor een feestje in de Palmentuin, achter het presidentieel paleis. Geen officiële receptie voor hoogwaardigheidsbekleders, maar een ontvangst voor het volk, althans het gedeelte dat meegewerkt heeft aan de actie 'Krien Sranang' (Maak Suriname schoon).
Buurtcomités, brandweerlieden en andere genodigden zoeken een plaatsje aan de rand van het gazon, waar de heg wat schaduw biedt. Kelners en serveersters lopen af en aan met dienbladen drank en hapjes.
President Wijdenbosch, even weggelopen uit de vergadering van de assemblee, schuin aan de overkant in het voormalige kabinet van de bevelhebber, belooft dat eind volgend jaar niet alleen Paramaribo schoon is, meer heel Suriname. “Anders is mijn naam geen Wijdenbosch meer.”
Het staatshoofd heeft haast, de volksvertegenwoordiging wacht, maar hij vertrekt niet zonder het grondvest onder “het nieuwe Suriname” nog eens uit de doeken te doen. “Het honderd-dagenplan is een begin. Morele stabiliteit is de basis waarop wij verder gaan. Het respecteren van waarden en normen is de sleutel voor ons succes.”
De terminologie in de speeches van Jules Albert Wijdenbosch is niet veranderd in zijn eerste honderd dagen als president. Paramaribo werd opgeruimd, straten werden opgelapt, de malariamuskiet in het binnenland bestreden en een lesprogramma 'waarden en normen' voor alle scholen werd ontwikkeld. Maar het staatshoofd bleef de werkelijke bedoelingen met het land verhullen in vage richtlijnen en vooral veel beloften over hoe paradijselijk het land tussen de Marowijne en de Corantijn er bij zal liggen in de komende eeuw. Aan concrete plannen over hoe het land uit het slop te trekken, ontbreekt het nog. Het voordeel van de twijfel, dat de nieuwe regering meekreeg, lijkt te slinken.
Naar verwachting zal het eerste grote concrete masterplan over hoe Suriname uit het sociaal-economische dal te halen over pakweg nog eens honderd dagen, dus komend voorjaar, in de nationale assemblee worden gepresenteerd. Dit grote plan wordt nu voorbereid in een nieuw bestuurssysteem, dat Wijdenbosch in alle stilte neerzet, terwijl de successen van het honderd-dagenplan luidruchtig worden verkondigd.
In twee achtereenvolgende regeerperiodes van het Front voor Democratie en Ontwikkeling, waarin de oude traditionele partijen samenwerkten, werd Suriname, nog geen half miljoen inwoners rijk, opgescheept met een tot zestien ministeries uitgedijd regeringsapparaat. Zestien bewindslieden met elk een eigen beleid, waarvoor ze bij iedere stap eerst de politieke steun moesten verkrijgen van de vier frontleiders. Het gebrek aan slagvaardigheid was gedurende die jaren een doorn in het oog van menig ontwikkelingsdeskundige en financiële donor.
Wijdenbosch ontwikkelt nu een model waarbij hij als 'executive president' functioneert, min of meer naar Amerikaans voorbeeld. Het beleid wordt op zijn bureau geformuleerd door een uitgebreide staf, bijgestaan door commissies en adviseurs. Ook de zestien bewindslieden hebben hier een adviserende stem. Nadat het beleid is aangenomen door de ministerraad, voeren de ministeries het uit met een eigen mandaat in een strakke onderlinge taakverdeling, gecontroleerd door parlement en presidentiële staf.
De nieuwe bestuursvorm, die over een maand of drie met het presenteren van het eerste grote plan van aanpak haar beslag moet hebben gevonden, lijkt redelijk goed te zijn ingericht voor het formuleren en uitvoeren van grote programma's die noodzakelijk zijn om de overheid weer enigszins grip op het land te laten krijgen. Minister Pronk van ontwikkeling-samenwerking prees begin deze maand in Paramaribo de ontwikkelingsvisie van de nieuwe Surinaamse regering als 'modern'.
Behalve een krachtdadiger en meer samenhangend overheidsoptreden bestaat die visie uit het idee dat het particuliere kapitaal van levensbelang is voor de opbouw van het land, ook als dat kapitaal afkomstig is uit de informele sector, die zich in het schemergebied tussen legaliteit en illegaliteit beweegt. Het is vooral deze koerszetting die de gemoederen bezighoudt in de wandelgangen en aan de borreltafels.
Sceptici zien in het bondgenootschap van Desi Bouterse met zakenman en huidig minister van financiën Atta Mungra het uitkomen van een boze droom: een bondgenootschap tussen de militaire machthebbers van de jaren tachtig en de hindostaanse handelselite, die als enig belang heeft hoe dan ook snel rijk te worden. De meer opportunistisch gestemden zien de omhelzing van Bouterse en de hindostaanse kapitaalsgroep als een 'strategische alliantie', gericht op het ombuigen van handelsrijkdom naar produktie-investeringen.
Spookscenario of modern ontwikkelingsdenken: de grote onzekerheid die politiek Paramaribo beheerst is gericht op hoe de relatie tussen de NDP van Bouterse en de BVD van Mungra zich ontwikkelt; tot in hoeverre de links-intellectuele NDP-kaders bereid zijn de aanwezigheid van het handelskapitaal in het machtscentrum te tolereren.
Vooralsnog lijkt Mungra weinig manoeuvreerruimte gegeven buiten zijn ministersfunctie. Het afbreukrisico voor de NDP als grootste en toonaangevende regeringspartij is te groot. “Hij hoeft maar naar de schatkist te kijken, of we sluiten hem op”, aldus iemand uit regeringskringen.
Het zal Mungra niet plezieren hoe Bouterse zijn politieke positie langzaam verstevigt, door vriendschappelijke contacten te onderhouden met politieke tegenstanders. Dat een van die contacten Jaggernath Lachmon heet, moet de minister van financiën zo ongeveer de stuipen op het lijf jagen.
Lachmon voelt zich verraden door Mungra, die met zijn BVD-'vernieuwings-beweging' de VHP-fractie van Lachmon halveerde. “Mungra kan geen kant op”, zegt een waarnemer. Bouterse speelt met hem als een schaker die de stelling van zijn tegenstander langzaam dichtsnoert, maar de mataanval steeds nog even uitstelt. Of misschien wel als een leeuw die een konijntje dolt. Het is maar hoe je het bekijkt.”