De volksverlakkerij van de milieubeweging
Milieuorganisaties vinden dat de biotechnologie vanwege de risico's moet worden uitgebannen. Onzin, zegt de Canadese bioloog prof. dr. Alan McHughen aan de vooravond van het debat Eten en Genen dat maandag in Nederland begint. De risico's van genetisch gemodificeerde planten zijn volgens hem even klein als die van traditionele gewassen. Alle zieke ratjes, dode vlinders en giftige taco's ten spijt.
Jarenlang stond de Canadese ecoloog dr. Patrick Moore, mede-oprichter van Greenpeace, aan het hoofd van de milieubeweging. In de jaren tachtig keerde hij zich van de organisatie af, maar nog steeds kan hij zich opwinden over de koers die Greenpeace vaart. Onlangs beschuldigde hij de groepering er nog van dat ze de wetenschap heeft verlaten. Ze zou een agenda volgen die weinig meer van doen heeft met het redden van de Aarde. Dat merkt Moore vooral aan de vele pogingen van Greenpeace om de biotechnologie zwart te maken. Hij oordeelt scherp: ,,De angstcampagne die momenteel wordt gevoerd tegen genetische modificatie is grotendeels gebaseerd op fantasie en op een totaal gebrek aan respect voor wetenschap en logica.''
Zijn collega dr. Alan McHughen, hoogleraar biologie aan de universiteit van Saskatchewan in Canada, sluit zich daarbij aan. Ook hij ergert zich aan de misleidende horrorverhalen die door milieubewegingen -en door de media- als reële dreigingen worden gepresenteerd. Vlinders die massaal bezwijken aan genetisch veranderde maïs? Ratjes die ziek worden van aardappelen waar vreemd DNA in zit? Mensen die allergisch reageren op gemodificeerde sojabonen en taco's? Allemaal onzin, laat McHughen zien in zijn verhelderende boek A consumer's guide to GM food (zie kadertjes).
Toch scoren deze klassieke non-items al jaren hoog in discussies over de veiligheid van genetisch gemodificeerde organismen (GMO's). Ook in het nationale debat Eten en Genen, dat maandag begint, krijgen ze ongetwijfeld veel aandacht. Dit debat, gevoerd op verzoek van de Tweede Kamer, is bedoeld om te inventariseren of Nederlanders vertrouwen hebben in genetisch gemodificeerde voeding. McHughen doet een tegenvoorstel: laten we eerst eens naar de feiten kijken.
Die zijn bepaald niet alarmerend. Genetisch veranderde gewassen, zoals maïs en soja, worden nu vijf jaar verbouwd en geconsumeerd. Zestig procent van het kant-en-klare voedsel bevat genetisch versleutelde bestanddelen. Daarnaast maakt de farmaceutische industrie sinds een kwarteeuw medicijnen met behulp van gemodificeerde bacteriën. ,,Al die tijd'', laat McHughen vanuit Canada weten, ,,is er geen enkele gedocumenteerde melding geweest van een gemodificeerd organisme dat schade heeft toegebracht aan mensen, dieren of het milieu.''
Met die constatering zou de discussie over de veiligheid ten einde zijn, ware het niet dat aan genetische modificatie risico's kleven. Die zouden weliswaar miniem zijn en geenszins uniek voor de biotechnologie, maar geen enkele wetenschapper kan ze uitsluiten. McHughen: ,,Als je een plant genetisch modificeert, kán er een schadelijke variant ontstaan. Maar dat gevaar loop je ook wanneer je een nieuw gewas op een traditionele manier kweekt, bijvoorbeeld door twee planten met elkaar te kruisen.''
De moeilijkheid zit in het erfelijk materiaal van de plant. Dat bestaat uit gemiddeld 40000 genen. Een biotechnoloog voegt hier nog enkele genen aan toe. In principe levert dat geen problemen op. Maar door een ongelukkig toeval kunnen de genen op een verkeerde plaats in het DNA van de plant terechtkomen, waar ze de functie van andere genen verstoren. Het gewas kan zich dan afwijkend gaan gedragen; het stopt met de productie van een bepaalde voedzame stof, het gaat een schadelijke stof juist in verhoogde mate maken of het vormt een totaal nieuw eiwit dat een allergische reactie kan veroorzaken.
Dat klinkt bedreigend. Maar, argumenteert de hoogleraar, stel je eens voor hoe risicovol een traditionele kruising verloopt. Hierbij worden alle 40000 genen van de ene plant vermengd met alle 40000 genen van een andere plant, keer op keer, net zolang tot er een gewas ontstaat met een bepaalde gewenste eigenschap. Bij de vele genen die hier worden gehusseld valt dat handjevol DNA van de biotechnoloog in het niet. Anders gezegd: de minimale risico's die door de biotechnoloog worden geïntroduceerd, spelen ook mee als kwekers langs natuurlijke weg een nieuw gewas maken.
Overigens, merkt McHughen fijntjes op, zijn veel van onze traditionele gewassen helemaal niet op zo'n natuurlijke wijze totstandgekomen als wij denken. Ze blijken vaak gekweekt met een grove, ouderwetse mutatietechniek. Daarbij vergeleken is de moderne biotechnologie kinderspel. McHughen: ,,Zonder dat we het beseffen zijn veel van onze traditionele voedselplanten genetisch opzettelijk veranderd. De afgelopen vijftig jaar zijn ruim 1400 mutante gewassen gekweekt.''
Daartoe hebben kwekers het genetisch materiaal van hun planten bewerkt met chemicaliën of straling, in de hoop dat de gewassen betere eigenschappen zouden krijgen. Soms pakte dat gunstig uit. Zo heeft een populaire Europese tarwesoort zijn lange stengel verruild voor een kort en stevig exemplaar; daardoor bungelt zijn korenaar na een zware regenbui niet meer op de grond, ten prooi aan bacteriën en ongedierte. Prachtig, maar wie weet wat de kwekers met hun brute techniek ongemerkt nog meer in de plant hebben aangericht? Dáár hoor je de milieubewegingen niet over, constateert McHughen.
De hoogleraar haast zich te zeggen dat hij met deze vergelijking geenszins de indruk wil wekken dat gewassen die met behulp van deze mutatieveredeling zijn verkregen, een gevaar vormen. ,,Integendeel, de producten zijn goed gecontroleerd en volkomen veilig. Hun lange geschiedenis bevestigt dat. Mijn punt is alleen: als we mutatieveredeling acceptabel vinden, dan is er geen logische basis om genetische modificatie principieel af te wijzen.''
Milieubewegingen lijken daar geen boodschap aan te hebben. Ze doen het voorkomen alsof alleen de moderne biotechnologie risicovolle gewassen voortbrengt, waarvan de consumptie volstrekt onverantwoord is. Wie een gemodificeerd product eet, zou een acute allergische reactie riskeren of, erger nog, zichzelf langzaam vergiftigen. Campagnes versterken die suggestie. Zo trokken actievoerders van Greenpeace, gekleed in beschermende witte overalls, in 1999 de supermarkt in om alle blikken Unox-groentesoep en alle potten Calvé-pindakaas uit de schappen te verwijderen.
Met dit soort acties gaat de milieubeweging volgens McHughen voorbij aan het feit dat GMO's uitvoerig zijn getest voordat ze werden goedgekeurd. Het uiterlijk, de groei en de biochemie van nieuwe gemodificeerde planten worden langdurig geanalyseerd. De geringste afwijking is voldoende om een organisme voorgoed van het toneel te laten verdwijnen. Een gewas waar iets aan mankeert, haalt het naar alle waarschijnlijkheid dus niet tot op ons bord.
Gaat het tot zover nog om reële -zij het minimale- risico's, soms zijn de bezwaren die de tegenstanders van biotechnologie aanvoeren aantoonbaar onzinnig. Zo is er de suggestie dat de nieuw ingebrachte genen in GMO's op zichzelf schadelijk zijn. Maar genen zijn helemaal niet schadelijk, schrijft McHughen, ook 'vreemde' genen niet. Wat hooguit giftig kan zijn, is het eiwit dat de plant op basis van zijn nieuwe DNA maakt. Het gaat vaak om natuurlijke insecticiden, pesticiden of antibiotica. In principe zijn die inderdaad ongezond. Maar je moet een flinke dosis binnenkrijgen om daar iets van te merken. En dat zal volgens McHughen niet snel gebeuren, want de concentraties zijn laag. Op jaarbasis zal de consument slechts enkele microgrammen (miljoenste grammen) van de nieuwe eiwitten naar binnen werken. Daar haalt een toxicoloog zijn schouders over op.
Dr. R. Visser, hoogleraar plantenveredeling aan de Wageningen Universiteit, maakte vorig jaar voor Greenpeace een overzicht van de kennishiaten en onzekerheden op het gebied van genetische modificatie. Hij kan zich goed vinden in McHughens geruststellende argumentatie, maar één nuancering lijkt hem hier op zijn plaats. ,,De potentieel giftige stoffen mogen dan in zeer lage concentraties voorkomen, als je ze jarenlang binnenkrijgt zouden ze zich kunnen ophopen. Voor de lange termijn kun je dus moeilijk een veiligheidsgarantie geven. Maar diezelfde redenatie kun je ophangen voor natuurlijke gewassen, waar ook allerlei ongezonde stoffen in zitten.''
Dat beaamt McHughen. Hij wijst erop dat vrijwel alle gewassen van nature kleine en ongevaarlijke hoeveelheden ongezonde stoffen bevatten, zoals cyanide, lectines en aflatoxine. Om nog maar te zwijgen over de schadelijke afscheidingsproducten van schimmels, die tot diep in de jam en de kaas kunnen doordringen. McHughen: ,,Als we ons echt zorgen maken over de hoeveelheid potentieel schadelijke stoffen die we met GMO's -of met conventioneel voedsel- naar binnen werken, waarom lepelen we dan nog steeds secuur het beschimmelde plekje uit de jampot, en waarom snijden we zo zuinig de donzige uiteinden van de kaas, of de zachte plekken van een perzik? Is onze bezorgdheid over biotech-DNA en de nieuwe eiwitten in GMO's nog geloofwaardig als we vrijwillig veel grotere hoeveelheden van bekende gezondheidsgevaren blijven eten?''
De potentiële schadelijkheid van biotechnologische producten valt volgens McHughen in het niet bij de concrete schade die wordt aangericht door biologische verontreinigingen met insekten, mest, schimmels en bacteriën. Binnen de biologische landbouw spelen die een grotere rol dan binnen de conventionele of de biotechnologische landbouw, blijkt uit gegevens van de Amerikaanse overheid. In 1996 registreerden de Centers for Disease Control 250 doden als gevolg van een besmetting met de bacterie E. coli, die in mest leeft. Biologische boeren gebruiken veel mest om de grond vruchtbaarder te maken. Bij ongeveer een derde van de sterftegevallen bleek dan ook dat een biologisch product de boosdoener was, terwijl de biologische landbouw slechts voor één procent bijdraagt aan het totale voedselaanbod in de VS. Hiermee wil McHughen niet suggereren dat biologisch voedsel onveilig is. Hij geeft alleen aan dat zelfs het meest natuurlijke systeem van voedselproductie geen honderd procent garantie biedt.
Al met al vormen GMO's volgens McHughen geen bedreiging voor onze gezondheid. Maar hoe zit het met het milieu? Er mag zich dan nog steeds geen enkel incident hebben voorgedaan, volgens de milieubeweging is dat slechts een kwestie van tijd. De grootste bedreiging zou zitten in de verspreiding van resistentiegenen. Veel biotechnologische landbouwplanten hebben een gen gekregen waardoor ze resistent zijn geworden tegen een bepaald bestrijdingsmiddel. Als zulke genen via het stuifmeel ontsnappen in de natuur, zouden er multiresistente 'superonkruiden' kunnen ontstaan, die binnen een mum van tijd de velden en akkers overwoekeren. Een reële angst?
,,Genen'', antwoordt McHughen, ,,kunnen uit elk nieuw gewas ontsnappen. Of zo'n gewas nu gecreëerd is met genetische modificatie of via een conventionele kweekmethode. In Canada zijn al koolzaadplanten gesignaleerd met drie verschillende resistentiegenen. Die genen zijn inderdaad in de planten terechtgekomen via overgewaaid stuifmeel. Maar let wel: ze waren niet alleen afkomstig uit gemodificeerde gewassen. Ze kwamen ook uit niet-gemodificeerde planten, die van nature een genetische weerstand hebben tegen bepaalde bestrijdingsmiddelen. Kortom, het weglekken van genen is niet uniek voor de biotechnologie.''
Resistente GMO's kunnen dus een milieurisico opleveren, erkent de hoogleraar, net als traditionele planten die resistent zijn tegen een bepaalde ziekteverwekker. Maar moeten we GMO's daarom verbieden, terwijl hun even gevaarlijke traditionele tegenhangers ongelimiteerd mogen worden geplant? McHughen ziet daarvoor geen aanleiding, want het probleem is volgens hem goed te beheersen met een adequaat landbouwbeleid. Boeren zouden een gewas met biotechnologische of natuurlijke resistentiegenen gewoon niet moeten verbouwen in een gebied waar van nature verwante soorten voorkomen; dan kunnen de bewuste genen ook niet via een kruising ontsnappen.
In de praktijk zal het overigens zelden een probleem zijn als genen ontsnappen, verwacht McHughen. Want de meeste genen die in de huidige GMO's zijn ingebouwd, bieden in de natuur geen voordeel. Wat moet een wilde plant met resistentie tegen een bestrijdingsmiddel als er in zijn omgeving nooit wordt gespoten? Zo'n plant bezit geen extra gunstige eigenschap, dus het gen zal zich niet verder verspreiden. Daarom lijkt de vrees voor superonkruiden in de meeste gevallen ongegrond.
Dat wordt een ander verhaal als er genen in het spel zijn die een ecologisch voordeel bieden, dus als een plant dankzij nieuwe genen beter bestand is tegen bijvoorbeeld droogte of kou. Zulke planten zouden zich in de natuur snel kunnen verspreiden wanneer daar geen stokje voor wordt gestoken. McHughen: ,,Als we zulke GMO-planten gaan telen, moeten we goed opletten. Maar datzelfde geldt als we niet-GMO's met zulke voordelen in gebruik nemen. Het gevaar zit in het product, niet in het proces van genetische modifcatie.''
De Wageningse hoogleraar R. Visser onderschrijft die visie, hoewel hij van mening is dat de invloed van biotechnologische gewassen op het milieu beter moet worden onderzocht. ,,We weten niet of resistente GMO's een nadelig effect hebben op bijvoorbeeld de populatie aaltjes in de bodem. Maar ook voor natuurlijke resistente gewassen is dat nauwelijks onderzocht. Daarom beginnen we in Wageningen een project om zowel van GMO's als van natuurlijke planten de invloed op het milieu te bekijken.'' Vooralsnog lijkt er echter geen reden om te veronderstellen dat biotechnologische varianten per definitie schadelijker zijn dan de natuurlijke, of andersom.
McHughen en Visser staan niet alleen in hun relativering van het biotechnologische gevaar. Samen met drieduizend andere wetenschappers, onder wie diverse Nobelprijswinnaars, ondertekenden ze een verklaring waarin de agrarische toepassing van biotechnologie volmondig wordt gesteund (www.agbioworld.org). Hierin staat dat de 'concrete voordelen' van genetische modificatie ruimschoots opwegen tegen de 'hypothetische en soms zelfs verzonnen risico's' die door tegenstanders worden aangevoerd. Betere oogsten, ook voor de derde wereld; voedzamere gewassen waar de ongezonde stoffen uit zijn weggekweekt; gewassen waarbij de boer met minder en met milieuvriendelijkere bestrijdingsmiddelen kan volstaan -dáár draait het volgens de ondertekenaars om.
De milieubeweging denkt daar anders over. ,,Wij zijn tegen de verspreiding van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu'', laat een woordvoerder van Greenpeace weten. ,,Zulke planten kunnen overwaaien van de ene naar de andere akker, en ze kunnen kruisen met wilde planten in de natuur. Zo krijg je genetische vervuiling. De gevolgen daarvan zijn onvoorspelbaar, oncontroleerbaar en onherroepelijk. Biotechnologie is nog te experimenteel om er op grote schaal mee te werken. Laat wetenschappers eerst maar eens aantonen dat er geen risico's aan verbonden zijn.''
Daar wringt nu net de schoen, verzucht McHughen. Wetenschappers kunnen geen negatieve uitkomsten -de afwezigheid van gevaar- aantonen. Ze kunnen alleen beredeneren dat er geen reden is om allerlei rampen te verwachten. McHughen: ,,We kunnen niet alle producten op alles testen, zoals sommige activisten lijken te vragen. Een wetenschappelijke werkwijze vereist een hypothese of een reden om iets te onderzoeken. En die is er in de meeste gevallen niet.''
Greenpeace en andere milieugroepen zouden er volgens de hoogleraar goed aan doen als ze hun aandacht zouden verleggen naar echte problemen, zoals de aantoonbare gevaren van natuurlijke kruidenpreparaten. Hij is ervan overtuigd dat de strijd tegen de biotechnologie in feite al gestreden is. ,,Vroeg of laat zullen de mensen beseffen dat de wereld niet ten onder gaat aan biotechnologie. En dan gaan ze zich verzetten tegen groeperingen die het tegendeel blijven beweren.''
Verdere informatie:
A consumer's guide to GM food, from green genes to red herrings. Alan McHughen, Oxford University Press.
Verzwakte ratjes
De Hongaars-Britse bioloog dr. Arpad Pusztai veroorzaakt in 1998 grote paniek. Op de BBC-televisie beweert hij dat enkele proefratjes ziek zijn geworden van genetisch veranderde aardappelen. Ze zouden een groeiachterstand hebben en verhoogd vatbaar zijn voor infecties. Na de uitzending blijkt dat Pusztai zich heeft vergist. Hij heeft gegevens van twee groepen ratten verwisseld, zodat hij een verkeerde conclusie de wereld in heeft gestuurd. Zijn baas bij het Schotse Rowett instituut stuurt hem onmiddellijk met pensioen.
Maar daarmee is de kous niet af. Het instituut ontvangt subsidie van Monsanto, een producent van genetisch gemodificeerde gewassen. Boze tongen beweren nu dat Pusztai is ontslagen om de negatieve publiciteit af te wenden en de subsidie te redden. Als ook enkele wetenschappers zich achter de bioloog scharen, is de verwarring compleet.
Op het hoogtepunt van de affaire besluit de Britse wetenschappelijke academie, de Royal Society, de zaak grondig uit te zoeken. Pusztais resultaten worden voorgelegd aan zes deskundigen. Hun oordeel: het onderzoek rammelt op essentiële punten, zowel in de opzet als in de uitvoering. De conclusie over de giftige werking van de aardappelen, die een extra lectine (een natuurlijk pesticide) maken, had nooit getrokken mogen worden. Miljoenen Amerikanen die al jaren andere soorten gemodificeerde aardappelen eten zonder er iets van te krijgen, kunnen dus rustig dooreten.
Dode vlinderlarven
In 1999 meldt de Amerikaanse bioloog John Losey in het vakblad Science een bevinding die de wereld schokt. Aan larven van de monarchvlinder heeft hij bladeren gevoerd die waren bedekt met het stuifmeel van een genetisch veranderde maïsplant. De helft van de dieren is overleden. Milieugroepen lijken hiermee een belangrijke troef in handen te hebben tegen de biotechnologie.
De sterfte is volgens de onderzoeker echter niet te wijten aan de genetische ingreep zelf. Integendeel, het is een logisch gevolg van de eigenschap waarmee de maïs is verrijkt: het vermogen om een natuurlijk insecticide te maken. Dit zogeheten Bt-gif wordt van nature geproduceerd door de bodembacterie Bacillus thuringiensis (Bt). Het is in de maïs ingebouwd om de stengelboorder, een vraatzuchtige rups, te doden. Helaas bezwijken ook goedaardige monarchvlinders eraan. Biologen weten waarom: het Bt-gif doodt nu eenmaal álle insecten uit de orde van de Lepidoptera (schubvleugeligen). De onfortuinlijke vlinders horen daar ook bij.
In de Amerikaanse praktijk blijkt de schade overigens verwaarloosbaar, want vlinderlarven komen nauwelijks met het gif in aanraking. De gemodificeerde maïsplanten verspreiden slechts een paar dagen per jaar stuifmeel. De larven zijn op dat moment niet altijd aanwezig. Bovendien blijft de concentratie stuifmeel laag. De feiten spreken voor zich: in 1999, als een derde van de Amerikaanse maïsoogst het Bt-gen bevat, beleeft de monarchvlinder een topjaar.
Giftige taco's
In de herfst van 2000 worden in Amerikaanse taco's sporen aangetroffen van een genetisch veranderde maïssoort die niet is goedgekeurd voor menselijke consumptie omdat deze mogelijk allergische reacties veroorzaakt. De taco's worden direct uit de handel genomen, evenals driehonderd andere producten waarin de maïs opduikt.
Het gaat om zogeheten Starlink-maïs. Deze bevat een eiwit (Cry9C, een natuurlijk Bt-insecticide) dat bestand is tegen de hitte van koken en bakken. Het wordt maar langzaam afgebroken in het maagdarmkanaal. Daarom kan het in theorie een allergische reactie opwekken. Waarschijnlijk is dit niet, want het eiwit zit slechts in een kleine hoeveelheid in de maïs. Uit voorzorg heeft de Amerikaanse Environmental Protection Agency (EPA) de groente echter alleen goedgekeurd voor dierlijke consumptie.
Het is niet fraai dat een vermengde partij van deze maïs dan alsnog op het bord van de mens belandt. Maar afgezien daarvan lijkt er weinig aan de hand. De EPA heeft slechts 28 serieuze meldingen van allergische reacties binnengekregen. Bij zeventien hiervan konden de Amerikaanse Centers for Disease Control nader onderzoek doen. Conclusie: een verband met de maïs kan niet worden hard gemaakt. De producent van Starlink, de Frans-Duitse firma Aventis, heeft inmiddels ontdekt dat de hoeveelheid Cry9C in de maïs lager is dan gedacht; de mogelijkheid van een allergische reactie zou hierdoor vervallen. Aventis heeft de EPA daarom verzocht om Starlink-maïs alsnog voor menselijk gebruik goed te keuren.