De tijd van Adam Smith is voorbij
De auteur is bedrijfseconoom.
Kouwenhoven, lid van de Sectie sociale vragen van de Raad van Kerken, viel de nota 'Naar een ondernemende samenleving' van het NCW aan, waarin het eerste standpunt vervat zou zijn; Klamer, secretaris van het NCW en schrijver van de nota, verdedigde zijn geesteskind.
Steen des aanstoots voor Kouwenhoven is, dat de nota uiteindelijk geen afstand neemt van de bekende uitspraak van de conservatieve econoom Milton Friedman: 'De enige verantwoordelijkheid van de onderneming jegens de maatschappij is te streven naar een zo hoog mogelijke winst'. Volgens Kouwenhoven moet de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemers ruimer gezien worden: zij hebben niet alleen de plicht zich aan de wet te houden en winst te maken, maar moeten uit zichzelf meer doen voor de samenleving dan op grond van economische en juridische eisen van hen verwacht mag worden.
Adam Smith
De vraag wat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen is of zou moeten zijn, speelt al sinds het ontstaan van de eerste moderne ondernemingen in de loop van de 18e eeuw. Adam Smith zag de ondernemer als de pionier van de vrije, moderne samenleving. Als de ondernemers vrij gelaten worden, zorgt uiteindelijk de 'onzichtbare hand' van de markt voor een optimale maatschappelijke welvaart.
Friedman is, in navolging van Smith, altijd een fanatiek verdediger van de vrije markt geweest. Iedere vorm van overheidsbemoeienis met het bedrijfsleven is in deze visie het begin van staatssocialisme. Als de ondernemer zijn streven naar maximale winst ondergeschikt moet maken aan maatschappelijke doelen, wordt de vrije markt ondermijnd en daardoor indirect de samenleving.
Het volgende citaat uit zijn 'Capitalism and Freedom' (1962) is typerend voor zijn opvatting: 'De bescherming en uitbreiding van vrijheid worden heden ten dage van twee kanten bedreigd. De eerste bedreiging behoeft geen nadere uitleg: zij komt van buitenaf, van de slechte mannen in het Kremlin, die zich hebben voorgenomen ons onder de grond te stampen. De andere bedreiging is veel subtieler. Zij komt van binnenuit, van mensen met goede bedoelingen en van goede wil, die ons willen hervormen.'
Krasse taal. Als het NCW uitgerekend deze econoom als leidsman kiest, kunnen de vakbonden hun borst wel natmaken.
Met de ideeën van Friedman komen we in een hoogontwikkeld land als Nederland niet ver. Adam Smith had destijds goede redenen om het vrije ondernemerschap te verdedigen tegen kortzichtige protectionistische ideeën. De vrije ondernemers die Smith in zijn tijd kende, zijn echter niet vergelijkbaar met de multinationals van tegenwoordig. Het is niet zinvol om een filosofie die uitgaat van een bonafide 18de-eeuwse naaldenfabrikant, ook van toepassing te verklaren op bij voorbeeld Amerikaanse vliegtuigfabrikanten of afvalverwerkers. Het moderne bedrijfsleven heeft daarvoor een te grote invloed op de samenleving: economische macht over markten, sociaal-culturele macht over werknemers en consumenten (marketing) en daarnaast technologische en politieke macht.
De geschiedenis heeft sinds Smith laten zien dat de 'onzichtbare hand' in de praktijk niet werkt. Het bedrijfsleven is in het verleden zelden uit zichzelf overgegaan tot het invoeren van noodzakelijke sociale hervormingen: denk hierbij aan arbeidsomstandigheden, kinderarbeid, minimumloon, 5-daagse werkweek, milieumaatregelen enzovoorts. Stuk voor stuk zaken die onder druk van vakbonden, overheid en actiegroepen aangepakt zijn.
Concurrentie
Het is dus duidelijk dat van ondernemingen maatschappelijk verantwoord gedrag geëist mag worden. Even duidelijk is dat de meeste ondernemingen van zichzelf niet 'verlicht' zijn. Het is voor een individuele onderneming vaak niet aantrekkelijk om te investeren in sociale maatregelen, die niet direct winst opleveren, als de concurrent het ook niet doet. De meeste ondernemingen hebben het al moeilijk genoeg om zich staande te houden tegenover de concurrentie - ook uit landen waar bedrijven het niet zo nauw nemen met ethische normen. Om dit prisoners dilemma op te lossen is dikwijls druk van buiten nodig.
Voordat ondernemers het 'enge' standpunt ten aanzien van maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen verruilen voor een ruimer standpunt, zal eerst aan een aantal voorwaarden moeten zijn voldaan: het bedrijf moet een gezonde winst maken; de continuïteit moet gewaarborgd zijn; klanten, werknemers, aandeelhouders, leveranciers, banken en de overheid moeten minimaal volgens de geldende wetten en fatsoensnormen behandeld worden.
Winstgevendheid is een noodzakelijke voorwaarde voor ethisch gedrag. Of, zoals Peter Drucker het heeft gezegd: 'In order to do good, a business must first do well.'
Uit praktijkonderzoek blijkt dat bedrijven die zich ethisch gedragen over het algemeen ook winstgevend zijn. Deze twee kanten van de medaille versterken elkaar: omdat het bedrijf zich netjes gedraagt heeft de buitenwereld er vertrouwen in, waardoor goede winsten behaald kunnen worden. Dit stelt het bedrijf dan weer in staat om meer voor de samenleving te doen dan strikt genomen geëist kan worden. Omgekeerd zal een onfris bedrijf schade ondervinden van een negatief imago.
Morele plicht
Het NCW heeft gelijk als het stelt dat de economische mogelijkheden van een onderneming in eerste instantie bepalend zijn voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid die het bedrijf op zich kan nemen. Dat neemt niet weg dat ondernemers wel de morele plicht hebben hun uiterste best te doen hogere doelen na te streven dan alleen het wettelijke vereiste minimum. Vrij naar Solzjenitzin: 'Een samenleving die alleen de wet als maat der dingen heeft, is de mens onwaardig . . . Een samenleving die alleen gebaseerd is op de letter van de wet en nooit hoger reikt, laat de mogelijkheden van de mens grotendeels ongebruikt.''