Naschrift
De sensuele Jacoba Haas (1946-2018) stond haar mannetje
In Nederland was kunstenares Jacoba Haas niet zo bekend. In Frankrijk wel, daar kreeg ze zelfs een eigen postzegel.
Jacoba Haas werd veelal gezien als de muze van surrealistisch kunstenaar Willem Wagenaar met wie ze jarenlang samenleefde. Die typering deed haar tekort, ze was een naturel surrealist, een kunstenares pur sang; ze kon als geen ander dingen opmerken die niemand opvielen. En ze hield van het absurde als iets heel vanzelfsprekends.
Als kind kreeg Jacoba alle ruimte om haar kunstzinnige gevoelsleven te uiten. Dat lukte goed met een uitvinder en antiquair als vader en een vrijdenker als moeder. Urenlang scharrelde Jacoba, door intimi Cobi genoemd, rond in haar vaders winkel en knutselde van alles. Zo bouwde ze kleine huisjes voor de muizenfamilie in haar slaapkamer, die al snel tientallen nakomelingen had. Haar moeder, op wie ze dol was, vond dat geen probleem.
Jacoba leefde zo in haar eigen wereld, dat ze niet in de gaten had dat er flinke donderwolken samenpakten boven haar zorgeloze jeugd. Haar moeder kreeg longkanker en door de aanleg van de Amsterdamse metro moesten hun huis en winkel aan de Weesperstraat worden gesloopt. Het lukte haar vader niet voor Cobi en haar twee oudere broers te zorgen; het gezin viel uit elkaar en de tienjarige Cobi werd naar een kindertehuis gestuurd.
Cobi vond het er vreselijk. Ze werd eens opgesloten in een hok en vervolgens vergeten door de nonnen. Ze zat er twee volle dagen. Het beschadigde de levenslustige Jacoba en voedde haar vrijheidsdrang. Toen haar moeder twee jaar later overleed, mocht ze de uitvaart niet bijwonen. Dat diepe verlies droeg ze altijd met zich mee en ze sprak daar met niemand over. Ze hield er wel een kwetsbaarheid aan over: zodra iemand haar in de steek liet of teleurstelde, werd ze behoorlijk somber.
Vlucht
Zodra ze kon, vluchtte ze als tiener weg uit het tehuis. Om op haar vijftiende net zolang Amsterdamse grachtenhuizen af te lopen tot ze een eigen kamertje vond. Ze werd binnengelaten door een meelevend ouder echtpaar en kreeg een zolderkamer. Vanaf dat moment nam ze de regie in eigen hand en liet ze zich niets meer voorschrijven. Ze had legio baantjes - zoals met haar vader antiek verkopen op het Waterlooplein - en vertrok op haar zestiende naar Parijs, waar ze de ateliers van de Academie La Grand Chaumière bezocht en portretten tekende op Place du Tertre.
Eenmaal terug in Amsterdam ontmoette ze de Surinamer Humbert Rijsdijk, machinist op de grote vaart, en na een periode van lange brieven en enkele dolverliefde ontmoetingen trouwden ze in 1967. Kort erna werden hun zoons Kenneth en Mikel geboren. Als moeder met twee jonge kinderen bleef ze net zo ondernemend; ze schilderde, gaf acrobatieklessen en richtte het gezelschap 'Los Acrobatos' op. Daarna verdiepte ze zich in buikdansen en gaf er jaren les in; die dans paste goed bij haar, met met haar wulpse, sensuele uitstraling.
Wanneer ze tijd over had, zat ze te lezen en te studeren. Dat ze alleen lagere school had, vond ze vreselijk: kennis vergaren werd een eerste levensbehoefte. Ze vulde haar boekenkast met boeken over de Oriënt, een voorliefde van haar, en alle boeken van Simone de Beauvoir. Later zou ze zichzelf Arabisch, Frans en Latijn aanleren.
Op reis
Haar huwelijk strandde na enkele jaren: Jacoba had veel vrijheid nodig en de zachtaardige, wat minder belezen Humbert kon niet op tegen zoveel energie en daadkracht. Wel bleven ze goede vrienden. Het avontuur lokte Jacoba voortdurend en na de scheiding ging ze veel op reis: ze bezocht Egypte en India. Haar zoons schreef ze lange brieven en op belang-rijke momenten was ze er altijd. Als moeder bood ze veel structuur, maar ze wilde liever Cobi dan 'mama' genoemd worden. En toen haar zoons gingen studeren - wat mede haar verdienste was, want ze lette als een havik op hun huiswerk - kondigde ze aan dat ze vanaf nu hun vriendin was. Ze hield van dergelijke gelijkwaardigheid en voerde diepe, filosofische gesprekken met hen. Jaren later, als oma, werd ze door haar twee kleinkinderen Babushka genoemd. Voor oppassen had ze weinig tijd, ze bleef tot op het laatst een dynamisch kunstenaarsleven leiden.
Op een dag, midden jaren zeventig, botste ze al rolschaatsend tegen kunstenaar Willem Wagenaar op. Ze kende hem nog van vroeger, hij was een oude vriend van haar vader. Er ontstond een romance. De veertig jaar oudere Willem trok al snel bij haar in en werd een lieve stiefvader voor Kenneth en Mikel. Wagenaar was een bekend kunstenaar, hij introduceerde in de jaren dertig het surrealisme in Nederland. Maar de oorlog traumatiseerde hem ernstig en nadat de Duitsers al zijn kunstwerken hadden vernietigd, had hij nooit meer geschilderd.
Het was Jacoba's verdienste dat hij het penseel toch weer oppakte. De twee inspireerden elkaar. Ze richtten het surrealistisch genootschap op met kunstenaars als Jopie Moesman en Louis Lehman. De schildering 'Het Laatste Avondmaal' (1994) met dat genootschap is haar bekendste werk. Hoogtepunt uit die tijd was een surrealistisch diner in haar Amsterdamse bovenhuis vol draperieën, kunstwerken en oriëntaalse kostuums. Die avond kwam ook culinair journalist Johannes van Dam langs, hij bracht een reusachtige schaal met truffelpastei mee. Jacoba was een en al gastvrijheid, er werd veel gelachen.
De buitenwereld zag Jacoba vooral als Willems muze, maar ze had echt haar eigen stijl en werk en was veelal de initiator van hun projecten. In 1990 maakte ze op uitnodiging van het Centraal Museum in Utrecht voor een tentoonstelling in Japan samen met Willem een surrealistische manshoge kijkdoos. Jacoba kon van niets iets maken, was krachtig en zette altijd door. Ze stond haar mannetje en kreeg met haar vasthoudendheid dingen voor elkaar die niemand voor ogen hield. Zoals die keer toen ze met de inmiddels bedlegerige Willem naar een opening wilde. Ze belde de brandweer en regelde dat Willem naar beneden werd getakeld.
Bus vol zonnebloemen
Na zijn overlijden in 1999 was ze intens verdrietig. Ze had hem jarenlang verpleegd en reed hem zelf in haar witte bestelbus - 'het witte paardje' genoemd - vol zonnebloemen naar zijn graf. Daarna pakte ze haar leven weer op. In 2001 hielp ze met de inrichting van een herinneringstentoonstelling over Willems leven en werk in het Centraal Museum. Kort erna regelde ze dat haar eigen werken in de Amsterdamse Stopera kwamen te hangen.
Vlak na Willems dood ontmoette ze Anne Bouwman, bij een Keltisch muziekfestival. De twee kregen een relatie. Ze voelde geen wroeging, want vanaf het moment dat Willem krakkemikkig werd, gunde hij zijn sprankelende, sensuele geliefde nog een actief liefdesleven. Zo had ze in Willem laatste jaren diverse relaties on the side.
Ook hierin had Jacoba de regie. Ze liet zich door geen man beknotten. Soms zag Anne zijn vriendin maanden niet, dan vertrok ze naar haar een houten cabane in Frankrijk, waar ze genoot van de vrijheid en de natuur. Ze had behoefte 'aan haar privé', zei ze dan. In Frankrijk was Jacoba erg bekend en geliefd. Wanneer ze daar een tentoonstelling aankondigde, waren die altijd drukbezocht en in 2014 verscheen zelfs een postzegel met haar naam en kunstwerk. Ook was ze een graag geziene gast in het plaatselijke café, waar ze de dorpelingen vaak opfleurde met de deuntjes uit haar trekharmonica.
De afgelopen jaren bleef Jacoba energiek, ze holde nog altijd de steile trappen op naar haar bovenhuis en atelier. Wel werd ze wat vergeetachtig. De laatste tijd werkte ze nauwgezet aan een eigen tentoonstelling. Haar hartstilstand op 30 juli kwam als een grote schok voor familie en vrienden. Jacoba werd net als Willem naar haar laatste rustplaats gereden in haar eigen bestelbus vol zonnebloemen.
Jacoba Haas werd geboren op 17 april 1946 in Amsterdam, ze overleed op 30 juli 2018 in Amsterdam.
In Naschrift beschrijft Trouw het leven van onlangs overleden bekende en minder bekende mensen. Meer naschriften vindt u in ons dossier.
Een tip voor Naschrift? Mail naar naschrift@trouw.nl. Of per post naar Trouw/Naschrift, postbus 859, 1000 AW Amsterdam.