De schrik om het hart

Thilo Sarrazin. (AFP) Beeld
Thilo Sarrazin. (AFP)

Frank Ankersmit las het boek van Thilo Sarrazin, dat in Duitsland het integratiedebat deed exploderen. De kracht ligt volgens de historicus in de manier waarop Sarrazin reeksen verontrustende cijfers, doorgaans in losse rapportjes verpakt, binnen een groter geheel plaatst. Dat ook voor Nederland pijnlijk herkenbaar is.

Frank Ankersmit

Komt een man bij de dokter. Die licht hem grondig door. Een week later volgt de uitslag. „Laat ik het zo zeggen”, aldus de huisarts, „als U een auto was, zou ik hem inruilen.”

Het is wel even slikken als je dat te horen krijgt. Maar het kan ook anders. Stel de huisarts zegt: „Uw blindedarm moet eruit. Vervelend, maar zie het als een auto waaraan ook wel eens iets kapot is. Is dat gerepareerd, dan kan die auto weer jaren mee.” In het tweede geval moet je onder het mes moet en in het eerste niet. Desondanks hoort iedereen liever het tweede dan het eerste.

In de politiek krijgen we doorgaans het tweede te horen. Denk aan de rapporten van WRR, ROB, SCP of CBS waar de boodschap vaak is dat het op een bepaald terrein niet goed gaat en wat we daar wat aan moeten doen. Daar liggen we zelden wakker van. Loopt het ergens verkeerd, dan kan het elders nog best oké zijn. De balans is positief. Anderzijds: maak je een goed geïntegreerd totaalbeeld van al die afzonderlijke terreinen, en valt die balans slecht uit, dan wil je daar wél wakker van liggen.

De waarheid ligt nooit in detailrapporten, hoe juist ze ook zijn; die krijg je pas in het vizier als je die integreert binnen één totaalbeeld. ’Das Wahre ist das Ganze’ zei Hegel al. De regering zou daarom eigenlijk ieder jaar iemand moeten opdragen om de belangrijkste rapporten van het afgelopen jaar in elkaar te schuiven. Pas dan kunnen we onze toekomst recht in de ogen zien. Daar kan je het beste een historicus voor inhuren; historici doen namelijk beroepshalve nooit anders dan het integreren van allerlei ongelijksoortige zaken binnen één begrijpelijk en overzichtelijk geheel.

Zo is het ook met het boek ’Deutschland schafft sich ab’ (Duitsland schaft zichzelf af) van Thilo Sarrazin, de voormalige Berlijnse SPD-senator en (inmiddels eveneens oud-) lid van de raad van bestuur van de Deutsche Bundesbank. Dat boek biedt meer dan alleen maar reeksen ongunstige rapportcijfers, zoals die rapporten van de WRR of het SCP – hoewel Sarrazin ook daar verontrustend goed in is. Maar de kracht van het boek is bovenal om al die rapportcijfers binnen één groter geheel te plaatsen.

En dan slaat je de schrik om het hart.

Dat geldt trouwens niet alleen voor de Duitsers, die al weken avond aan avond op radio, tv en elders met die hen eigen romantische hoekigheid over Sarrazins boek somberen, maar ook voor ons. Want de Nederlandse lezer van Sarrazins boek zal duidelijk zijn dit een fabula de te narratur is, een verhaal dat ook over ons gaat. Ook onze samenleving zal de komende decennia gaan lijken op een bejaardentehuis, ook hier zullen de rollators fietsen en auto’s uit het straatbeeld verdringen, ook wij hebben een vroeger voortreffelijk onderwijssysteem verruïneerd tot infantiele bezigheidstherapie, ook hier werden wiskunde en natuurwetenschappen verdreven door communicatiewetenschappen of ’internationale organisaties en betrekkingen’. Aldus ontdekte Sarrazin dat het voortgezet onderwijs in Bremen afzakte naar het niveau van de Verenigde Staten en, aardig detail, daarmee zit je op het niveau van de meer hopeloze ontwikkelingslanden.

Aan deze ook voor ons herkenbare lijst voegt Sarrazin nog enkele minder bekende zaken toe. Zoals het gegeven dat de welvaartsgroei al twintig jaar geleden stagneerde en er geen enkel reëel uitzicht is dat dat nog anders wordt. Integendeel, in de toekomst zullen we verarmen. Dat is de bittere waarheid. Verontrustend is ook dat de sociale mobiliteit tot stilstand kwam, wat leidde tot zogenoemd statusfatalisme bij de lagere klassen: zij identificeren zich niet meer met de samenleving, waardoor een onderlaag ontstaat die niet meer meedoet met de maatschappelijke ontwikkeling.

Maar het meest maakt Sarrazin zich zorgen om enkele harde demografische cijfers: niet alleen wordt de verhouding tussen ouderen en jongeren steeds ongunstiger, maar bovendien is het gemiddelde kindertal in de hogere klassen beduidend lager dan dat van klassen waar dat statusfatalisme toesloeg. Illustratief is een grafiek waaruit blijkt dat in 2005 op ieder kind met een immigratie-achtergrond slechts twee autochtone Duitse kinderen geboren werden. De cijfers wijzen uit dat die tendens zich steeds verder door zal zetten. En dat terwijl Sarrazin later in zijn boek uitvoerig betoogt dat een immigratie-achtergrond weinig bevorderlijk is voor identificatie met Duitsland. Waarvoor hij trouwens de schuld zonder aarzelen meer bij de Duitse overheid dan bij de immigranten zelf legt.

Het hoeft niet te verbazen dat het boek – waarvan inmiddels ruim 1,1 miljoen exemplaren zijn verkocht – bij onze Oosterburen insloeg als een bom, net als bij ons Paul Scheffers befaamde artikel van januari 2000 in NRC Handelsblad over het multiculturele drama. Sarrazins boek en Scheffers artikel zijn inderdaad goed vergelijkbaar en beiden komen tot ongeveer dezelfde conclusies.

Geen wonder dat Sarrazin Scheffer met instemming citeert en dat hij in veel opzichten Nederland inzake immigratie en integratie aan Duitsland ten voorbeeld stelt. Dat geldt vooral voor het Rotterdamse integratiebeleid. Wij liggen hier tien jaar voor op onze Oosterburen. Dat blijkt ook daaruit dat Sarrazin toestanden beschrijft die in Nederland nooit bestaan hebben. Je kunt concluderen dat de Nederlandse overheid weliswaar laat, maar nog niet té laat ingreep en dat we hier op de goede weg zijn. In Duitsland zijn ze nog naar die weg op zoek.

Meest schokkend is zijn beschrijving van de Parallelgesellschaft Neukölln, een stadswijk van Berlijn. Van de 300.000 bewoners van deze schaduwmaatschappij is 55 procent immigrant; 80 tot 100 procent van de scholieren is van allochtone afkomst; 45 procent van de immigranten leeft van sociale voorzieningen en zelfs 60 procent van de jongeren tot 25 jaar. En 90 procent van die jongeren is niet (meer) integreerbaar in de (legale) arbeidsmarkt, op 10.000 niet-bestaande adressen wordt illegaal steun ontvangen, arbeid is zwartwerken, er heerst straatterreur, een paar honderd jongeren zijn verantwoordelijk voor een goed deel van alle misdrijven en zien veroordeling door de rechter als een morele verdienste, ze spreken niet of nauwelijks Duits en staan met de rug naar het gastland. Het is evident: hier voltrekt zich een sociale catastrofe van de eerste orde.

Zo erg is het gelukkig lang niet altijd. Maar voor alle grotere concentraties van (moslim)immigranten komt Sarrazin tot de volgende zorgelijke opsomming:

sabotage van het onderwijs

onwil tot aanpassing aan de arbeidsmarkt

knoeien met sociale voorzieningen

bovengemiddelde vruchtbaarheid

ontwikkeling van Parallelgesellschaften

sterke religiositeit men een geneigdheid tot fundamentalisme

bovengemiddelde criminaliteit.

Bovendien is in al deze zaken, vooral door de toestroom van steeds weer nieuwe immigranten, ontmoedigend weinig verbetering te zien. Des te schrijnender is dan ook het contrast met immigranten uit Oost-Azië, waarvan de eerste generatie zowel in het onderwijs als op de werkplek de Duitsers zelf al de loef afsteekt.

Over de oorzaken van dat alles is nog weinig overeenstemming. Is het een kwestie van cultuur, van religie, van mentaliteit of instelling, van de opvang van immigranten, of van nog iets anders? Of van alles tezamen?

Thilo Sarrazin zelf bezondigde zich aan de veronderstelling dat moslims een ’gen’ zouden hebben dat succesvolle integratie in ontwikkelde westerse samenlevingen in de weg staat. De dwaasheid daarvan blijkt al uit het historische gegeven van de hoogontwikkelde moslimbeschavingen in een tijd toen we hier nog in berenvelletjes rondliepen en het kunnen berekenen van de datum van Pasen een absoluut toppunt was van westerse wetenschap. Het feit dat hij anderzijds een soortgelijk gen aanwees dat verantwoordelijk zou zijn voor het bovengemiddelde intelligentieniveau van de Joden maakte de zaak er niet echt beter op. Het heeft weinig gescheeld of Sarrazins boek was door deze, zeker in Duitsland onvergeeflijke, bêtise uit het publieke debat geweerd.

Wel valt veel te zeggen voor zijn vermoeden dat royale sociale voorzieningen de integratie ontmoedigen. Ledigheid is des duivels oorkussen, nietwaar? Dat is anders in de VS, waar de immigrant vanaf de eerste dag op zichzelf en op eigen inzet is aangewezen. Hij ziet zich dan vanaf die eerste dag gedwongen om zich met zijn nieuwe vaderland te identificeren. Alleen dan kan hij het redden. De lange immigratiegeschiedenis van Amerika bewijst dat immigratie dan een zegen voor een land kan zijn.

En ook voor de immigranten zelf. Want hoe oordelen die in Nederland – en elders in West-Europa – eigenlijk over hun lot? Daar hoor je verrassend weinig over. Het oordeel van autochtone Nederlanders over immigranten is tot op decimalen achter de komma bekend. Maar hoe gelukkig zijn moslims eigenlijk zelf in hun nieuwe vaderland? Het is waar: ze zijn hier doorgaans beter behuisd en financieel beter af dan in het land van herkomst.

Maar we weten allemaal dat dat niet genoeg is om gelukkig te zijn. Zou er achter de ramen van die huizen in de Neuköllns van Duitsland en andere West-Europese landen niet vaak met nostalgie aan Marokko en Turkije worden teruggedacht? Aan de gezellige drukte en de gesprekken bij de bazaar, het kleurige straatbeeld, aan het mediterrane klimaat en de natuur daar? Wij denken altijd aan wat de massa-immigratie voor ons betekende. Maar wat betekende die voor de immigranten zelf? Zijn zij zoveel gelukkiger geworden in hun kille, natte nieuwe vaderland met een taal en cultuur die hemelsbreed verschilt van de hunne? Zou veel van de frictie tussen de autochtone en de allochtone bevolking komen doordat die laatste zich hier overwegend ongelukkig voelt? Een besef waar veel immigranten door gebrek aan andere bezigheden de hele dag mee rondlopen? En zou het onszelf onder soortgelijke omstandigheden in een vreemd buitenland niet net zo vergaan? Werd daarom moslims zelf niet het tegendeel van een goede dienst bewezen door hen in zo grote aantallen in onze samenlevingen op te nemen?

Sarrazins boek bewerkstelligde in Duitsland een omslag in het publieke debat over immigratie en integratie. Zo verklaarde bondskanselier Angela Merkel recentelijk de multiculturele samenleving tot een totale mislukking.

Dat had zeker met Sarrazins boek te maken. Meer nog: dit alles past in een Europees patroon. Denk aan de recente Zweedse verkiezingen, aan Denemarken, aan Sarkozy en de Roma, of aan ons eigen land waar het regeerakkoord van VVD, CDA en PVV de harde lijn voorstaat inzake immigratie en integratie. Het lijkt erop dat het politieke establishment zijn twintig jaar lang volgehouden ontkenning van de immigratiemisère Europa-breed opgeeft en dat nu ook daar de handschoenen uitgaan.

Dat heeft zijn gevaarlijke kanten. Zeker in Duitsland, dat met de Hitlerperiode in het achterhoofd de problemen van de immigratie altijd onder het tapijt veegde. Allerlei lange tijd opgekropte onlustgevoelens kunnen dan ineens ongeremd naar buiten komen en zoiets kan gauw heel lelijke vormen aannemen. Dat moet tot iedere prijs vermeden worden. Omdat Scheffer (en Pim Fortuyn) tien jaar terug de moed had het debat over immigratie en integratie uit de politiek-correcte taboesfeer te halen, is er gelukkig weinig kans dat het debat in ons land derailleert. Het contrast tussen het stormachtige verloop van het proces tegen Geert Wilders enerzijds en de kalme publieke reactie erop anderzijds bevestigen dat.

Zeker is dat het debat over de immigratie in heel Europa een nieuwe fase ingaat; en het is van het allergrootste belang dat we dan het juiste midden zullen weten te behouden. Dat lukt alleen wanneer we op het niveau van de Europese Unie een principieel en tot in alle consequenties doordacht concept ontwikkelen voor hoe wij in Europa om willen gaan met (massa-)immigratie.

Wat voor immigratie willen wij wel en welke niet; en welke morele, politieke, culturele en economische criteria horen daarbij doorslaggevend te zijn? Een debat daarover werd in Europa – anders dan in traditionele immigratielanden als de VS, Canada of Australië – merkwaardig genoeg tot op de huidige dag nooit gevoerd. Het debat over immigratie en integratie beperkte zich hier steeds tot de gevolgen van de massa-immigratie en hoe we daar het beste mee om konden gaan.

Die massa-immigratie zelf werd daarbij als een soort onontkoombaar noodlot aanvaard. Met een enkele uitzondering, zoals Trouw-redacteur Gerbert van Loenen in een scherpzinnig en clairvoyant commentaar in Letter & Geest van 29 juni 2002. Van Loenen beklemtoont daar de dwaasheid van massa-immigratie: die blijft toch altijd veel te klein om in de landen van herkomst iets op te lossen, maar zij is wel groot genoeg om hier voor sociale ontwrichting te zorgen.

Ook van de onontkoombaarheid van massale immigratie legt Sarrazin niet de schuld bij de immigranten maar bij onszelf. Het gaat daarbij om twee dingen. Allereerst: we waren in de jaren zestig en zeventig gewend geraakt aan het verschijnsel van de gastarbeid en meenden daarom lange tijd dat (moslim)immigranten net zo braaf het vuile werk zouden opknappen als we van de gastarbeiders gewend waren, en na gedane arbeid even braaf weer naar hun eigen vaderland zouden terugkeren. Het heeft daarom lange tijd geduurd voordat we de massa-immigratie überhaupt in de peiling kregen.

Niet minder belangrijk was volgens Sarrazin het koloniale verleden van westerse immigratielanden. De bewoners van de vroegere koloniën hadden soms de nationaliteit van de koloniserende mogendheid. En het zou wel heel kras zijn om die de toegang tot het moederland te ontzeggen; zeker in een tijd waarin de zonden van het kolonialisme breed werden uitgemeten, en waarin aan die zonden moeilijk nog een nieuwe schande van uitsluiting van toegang tot het moederland kon worden toegevoegd. Toelating van immigranten uit de voormalige koloniën werd als een morele plicht gezien. Geheel terecht, uiteraard. Nu was het aan de voormalige koloniale mogendheden om ’te leveren’, of in te leveren, zo men wil.

Maar de ironie van de geschiedenis wil dat Marokko en Turkije nu nét tot die zeer zeldzame landen op deze wereld behoren die nauwelijks (Marokko) of zelfs helemaal niet (Turkije) van het Europese kolonialisme te lijden hebben gehad. Zij wisten hun onafhankelijkheid tijdens het koloniale tijdperk te bewaren. Wij zijn de inwoners van die landen dus in het geheel niets verschuldigd behalve dan datgene waar het volkerenrecht en de medemenselijkheid ons toe verplichten.

Wanneer in Europees verband besloten zou worden om de immigratie uit die beide landen aan nauwe banden te leggen op grond van een aantal hier als relevant geachte gronden, dan kun je daar redelijkerwijs geen enkel bezwaar tegen maken. Hier zijn geen uit het verleden openstaande rekeningen. Eerder het tegendeel, als je denkt aan de Turkse bezetting van Oost-Europa vanaf 1450 tot in een tamelijk recent verleden, of zelfs tot in het heden, als je Istanbul (Constantinopel) als een in wezen Europese stad zou willen zien.

Veeleer verplichten fatsoen en gezonde zelfkritiek ons om onze zorg en rijkdom ter beschikking te stellen aan de inwoners van landen die slechter af zijn dan de bewoners van relatief welvarende landen als Marokko en Turkije.

De gelden die gemoeid zijn met de massa-immigratie zouden een rechtvaardiger bestemming vinden wanneer zij terechtkwamen bij de bevolkingen van landen als Irak, Afghanistan, Palestina of Pakistan, die recentelijk zo zwaar te lijden hadden onder een even agressieve als contraproductieve westerse buitenlandse politiek. Een politiek waaraan helaas ook Nederland zijn volle medewerking verleende.

Het zou het kabinet Rutte sieren als het probeerde dat recht te zetten, zelfs wanneer de pro-Israël en anti-islam opstelling van de PVV dat zou bemoeilijken. Want wij hebben bij de mensen in deze zo geteisterde delen van de wereld heel veel goed te maken.

Straat in Neukölln, Berlijn. (FOTO GORDON WELTERS / LAIF / HH ) Beeld Gordon Welters/Stern/laif
Straat in Neukölln, Berlijn. (FOTO GORDON WELTERS / LAIF / HH )Beeld Gordon Welters/Stern/laif

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden