de Scholekster: Kokkelkluut was een betere naam geweest

Over de dikwijls onbegrijpelijke naamgeving van veel dieren kan ik me blijven verbazen, zeker waar het de Nederlandse namen betreft. Hier is er weer zo één: de scholekster. De naam van deze mooie vogel zou er op kunnen duiden dat sprake is van een ekster die graag een scholletje naar binnen werkt, maar niets is minder waar: het is ten eerste geen ekster en ze eten bovendien geen schollen maar schelpdieren. Dat 'ekster' is nog te verklaren door het zwart-witte verenpak dat we ook van de echte ekster, een kraaiachtige, kennen. Het is een kleurcombinatie die ook de kluut en de ooievaar kenmerkt en dat zijn steltlopers, net als de scholekster, dus 'scholkluut' had al meer voor de hand gelegen. 'Kokkelkluut' was nog beter geweest, want de scholekster voedt zich vooral met mosselen en kokkels. In het Engels heet hij oystercatcher, 'oestervanger', wat ook vreemd is want een oester krijgen ze amper open en bovendien hoef je oesters niet te vangen want die zitten vastgekoekt. In wetenschappelijk potjeslatijn heet de kokkelkluut Haematopus ostralegus, vrij vertaald 'oestereter met bloedrode poten'. Dat kan ermee door, vanwege de snavel en een paar poten die fel knaloranje tot bloedrood gekleurd zijn.

De roep van de scholekster is uniek, je kunt er zelfs in het pikdonker een onzichtbaar overvliegend groepje aan herkennen. Het is een hard en schel, herhaald 'tepiet, tepiet', of 'tekieuw, tekieuw', of 'kiep, kiep' - de juiste interpretatie is ietwat afhankelijk van de waarnemer. Een vaak gebruikte naam voor de scholekster is trouwens 'bonte piet', waarbij het bont is afgeleid van het zwart-wit en piet als een onomatopee geldt, een klanknabootsende naam die het gemaakte vogelgeluid weerspiegelt (zoals ook vogelnamen als koekoek, hop en kievit een onomatopee zijn).

Scholeksters zijn vogels van de kuststreken, driekwart van alle nesten is in weilanden te vinden, maar ook op kwelders en de laatste jaren steeds vaker op stadse grinddaken - daar lopen tenminste geen vossen die het hebben voorzien op de eieren en de jongen. Het nest stelt niets voor. Er zijn weinig vogels die zich er zo gemakzuchtig van afmaken, gewoon een kuiltje in het zand of het dakgrind waarin drie of vier camouflagekleurig gespikkelde eieren worden gelegd, dat is alles.

Hoewel je intussen weer regelmatig scholeksters kunt zien en horen (ik hoor ze zelf meestal eerder dan dat ik ze zie) gaat het niet goed met ze. De aantallen gaan flink achteruit; in 2011 meldde deze krant dat het aantal broedparen in twintig jaar tijd meer dan gehalveerd was, tot 65 à 90.000. De kokkel- en mosselvisserij heeft daar een belangrijke rol bij gespeeld en hoewel deze bedrijfstak flink aan banden is gelegd, veert de scholeksterpopulatie nog niet wezenlijk omhoog. Overigens slijt de beitelvormige snavel als gevolg van het hakken in kokkels snel. Vogelbescherming weet te melden dat de snavel ter compensatie maar liefst 0,4 millimeter per dag aangroeit, zes keer sneller dan de menselijke nagel! Scholeksters in gevangenschap die geen kokkels hoeven open te hakken, eindigen hun leven daarom met een lange, kromme en onbruikbare snavel.

Jelle Reumer is directeur van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Op 10 april houdt hij een lezing n.a.v. het verschijnen van zijn boek 'Jelle's weekdieren', in de Artis bibliotheek in Amsterdam. Zie exclusief.trouw.nl.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden