De romantiek van de alcoholroes
Schrijver en dichter Erik Jan Harmens stopte vier jaar geleden met drinken en schrijft er een serie verhalen over in Tijd. Hoe leeft hij in het besef dat die verdoving er nooit meer zal zijn? Vandaag deel 1: ontzag voor mijn vroegere rock-’n-rollbestaan.
Enkele jaren geleden ben ik gescheiden en had ik tien maanden lang geen vaste woonplaats. Even daarvoor verloor ik mijn vader en een aantal vrienden aan de kanker en kreeg ik een burn-out. Ook moest ik een geloofwaardig antwoord zien te vinden op een alcoholverslaving. Over deze gebeurtenissen, die ik in de loop der tijd ben gaan opsommen als filemeldingen, schreef ik een boek: ‘Hallo muur’.
Sinds het verschijnen van deze bescheiden besteller gaf ik vele lezingen, in theaters en literaire cafés, op Lowlands en het Crossing Border Festival, en regelmatig ook op samenkomsten te midden van mensen met al dan niet overwonnen verslavingsproblemen. Laatstgenoemde evenementen vinden om een of andere reden heel vaak plaats in Nunspeet.
Ik beantwoord vragen, reageer op levensverhalen uit het publiek en lees voor uit mijn boek. Een aantal passages is uitgegroeid tot publieksfavoriet, ik doe zelfs verzoekjes en heel vaak is dat het hoofdstuk over het Boekenbal.
Daarin neem ik een jonge schrijfster mee naar het jaarlijkse literaire feestje in de Stadsschouwburg in Amsterdam. We spreken af in een café op het Leidseplein, ik ben expres een uur te vroeg en drink drie Westmalle Tripels. Die reken ik per stuk af, zodat ik een uur later zogenaamd mijn tweede in plaats van mijn vierde kan bestellen.
En daarna net alsof mijn derde. Er volgen wodka-shots, een cocktail, een onbekend aantal glazen wijn, weer wodka maar dan zo uit de fles en ten slotte een mislukte slok bier uit het glas van een vreemde, dat ik daarna uit mijn hand laat flikkeren.
Vervolgens gaat het in een taxi naar mijn woonplaats Landsmeer. Die taxi moet midden in de IJ-tunnel stoppen, waarna ik uitstap om over mijn nek te gaan, waarna ik wegren voor de taxi die me toeterend achtervolgt, waarna ik rechtsomkeert de tunnel weer in ren, bij het Centraal Station de pont pak naar Amsterdam-Noord en vanaf daar naar Landsmeer wandel (!).
Tekst loopt door onder afbeelding.
Bewondering
Net als de hele roman was ook dit verhaal alleen in de letterlijke zin geromantiseerd: omwille van de leesbaarheid zijn dingetjes toegevoegd of weggelaten, maar over het algemeen toont het goed hoe ik eraan toe was. Laat ik zeggen dat het enige voordeel van mijn levensstijl destijds was dat ik aan het einde van de maand meer geld overhield, omdat er geen reden was om pensioen op te bouwen.
Inmiddels drink ik al vier jaar geen alcohol meer, vandaag niet en morgen ook niet. Na morgen zal ik me opnieuw voornemen die dag en de dag erna niet te drinken: gestopte verslaafden kijken liever niet verder dan 48 uur vooruit. Regelmatig is het nog raar om zonder kater wakker te worden, zonder hoofdpijn of dikke tong, vet haar en dronkemannezweet. Ik kijk in de spiegel en verwacht een roodaangelopen hoofd met waterige ogen, maar in plaats daarvan ben ik fris en een soort van slank en mijn ogen lopen niet over als jeneverglaasjes met een kop erop.
In plaats van dat ik na het opstaan gammel terug in bed stort, drink ik een kop thee, hijs me in een aerodynamische broek en ga hardlopen. Ik ben best tevreden met mezelf en bouw zelfs pensioen op.
Dat ‘Hallo muur’ goed verkocht, betekent dat mijn jaarlijkse royaltyoverzichten voor het eerst in mijn loopbaan als schrijver echt ergens over gáán. Onder andere het Boekenbal-verhaal is een kraker, mensen lachen er hard om, terwijl het eigenlijk een heel verdrietig verhaal is, vooral dat stuk in de tunnel. En was er niet ook nog een jonge schrijfster bij betrokken, die achterbleef in de taxi? Steeds als ik haar tegenkom, loop ik een straatje om.
Als ik het Boekenbal-verhaal voorlees voel ik naast mededogen regelmatig nog een andere emotie onder een deel van mijn toehoorders: bewondering. Er is niet alleen waardering voor de succesvolle beteugeling van mijn alcoholisme, maar ook ontzag voor mijn vroegere rock-’n-rollbestaan. Wie de dag begint met enkele vingerhoedjes Kahlua en een pretsigaret, kan ook als hij dat soort hobby’s heeft opgegeven blijven rekenen op de likes van leasebakrijders, die ’s ochtends na twee Senseo’s in de Ikea-keuken aansluiten in de file voor knooppunt Muiderberg.
Tekst loopt door onder afbeelding.
Het s-woord
Zelfs ik, die bijna kapot is gegaan aan het slempen, deel nog altijd, zij het stiekem, een bewondering voor grote innemers. Ik watertand bij foto’s van de lamme Serge Gainsbourg met weer een nauwelijks gekleed meisje aan zijn arm en kijk op naar Herman Brood die vroeger dronken als een tor de Leidsestraat doorreed op een step (‘een stép, zeg ik je, een stép!’), of naar Charles Bukowski die wankel van de wijn nog net verstaanbaar wat woorden de microfoon in sputterde: ‘When you drank the world was still out there, but for the moment it didn’t have you by the throat.’
Als ik in die stemming mijn eigen seriële inneemgedrag memoreer, is het alsof ik over een dierbare overleden vriend spreek. Maar is mijn in drank gedrenkte verleden me echt zo dierbaar? En is mijn heden echt zo saai als ik dan vrees?
Oef, daar is het hoge woord eruit, het s-woord. Saai. Ik ben altijd bang geweest om een saai leven te leiden, hoewel ik nooit echt wist wat een saai leven precies inhoudt. Die Senseo’s in de Ikea-keuken en dan in je leasebak de file-top10 in, zo’n plaatje maak ik ervan.
Maar miljoenen Nederlanders gaan ’s ochtends naar hun werk, en aan het einde van de middag komen ze zelfs ook weer thuis. Soms zijn ze lid van een vereniging en in het weekend wordt regelmatig een familiebezoek afgelegd. Wat is daar nou toch mís mee? Ik zou het niet kunnen bedenken, behalve dat ik er, door zo veel te drinken, aan dacht te kunnen ontsnappen. Dan had ik dát in ieder geval gemeen met Gainsbourg, Brood en Bukowski.
De definitie van saai is: ‘niet erg levendig’, waarbij ‘levendig’ wordt gedefinieerd als: ‘druk, vrolijk en vol afwisseling’. Naast dat ik vele malen vrolijker ben dan toen ik dronk, zeker in de ochtend, is ook de afwisseling in mijn leven toegenomen.
Toen ik dronk dacht ik een substantieel deel van de dag aan het doen van de boodschappen en of er, zonder dat zou opvallen hoe belangrijk ik dat vond, genoeg drank in huis was. Ook dacht ik aan de emballage, een chic woord voor lege flessen. De hoeveelheid daarvan in de schuur moest niet te sterk oplopen, anders zou duidelijk worden dat ik de grenzen van mijn bourgondische levensstijl door de jaren heen nogal wat had opgerekt.
’s Ochtends had ik een kater, als die was weggetrokken dacht ik aan drank, vervolgens ging ik drinken, wat resulteerde in de volgende kater. Nu blijft die kater me bespaard, de boodschappen komen wel en de hoeveelheid emballage is verwaarloosbaar. Eigenlijk ben ik gelukkig, maar durf dat nog niet goed toe te laten. Door, net als een deel van mijn publiek, grote innemers te blijven verafgoden, kan ik mijn sluimerende geluksgevoel nog in voldoende mate onderdrukken, al wordt het toch een keer tijd om te vieren dat ik mezelf niet meer dag in, dag uit hoef te verdoven.
Te vieren dat ik niet meer, als een zichzelf behandelend anesthesist, de dosering steeds hoger hoef op voeren teneinde niets meer te voelen. Te vieren dat mijn ideaal niet langer is: niets meer voelen, maar het tegenovergestelde: álles voelen. Omdat bij leven niets meer voelen onnatuurlijk is. Want wie niets voelt, die is dood. En ik ben niet dood, maar het tegenovergestelde. Ik leef.
Tekst loopt door onder afbeelding.
Erik Jan Harmens
Erik Jan Harmens (1970) schreef vier romans. Zijn derde, ’Hallo muur’ (Lebowski Publishers), verscheen begin 2015. Dit jaar gevolgd door ‘Pauwl’, een boek over autisme. Onlangs kwam zijn eerste kinderboek uit: ‘Hans is kwijt’ (uitgeverij Moon).
Vorig jaar verschenen zijn verzamelde gedichten (‘Ik noem dit poëzie’), plus een bundel samen met Ilja Leonard Pfeijffer: ‘Duetten’. Erik Jan Harmens is vader van twee kinderen en woont in Landsmeer. Vandaag is hij een van de sprekers op de ‘Dag van Herstel’ van verslavingsmagazine LEF in de Grote Kerk in Den Haag.
Zie www.lef-magazine.nl/dagvanherstel/info
Ouderen in een roes
Maakten we ons onlangs nog zorgen om jongeren die te veel drinken, zijn het nu de ouderen die geregeld in een alcoholische roes verkeren. Het Trimbos-verslavingsinstituut publiceerde vorige week een onderzoek naar het drankgebruik onder ouderen in opdracht van het ministerie van volksgezondheid. Wat blijkt? De generatie die nu met pensioen gaat vindt drinken heel normaal. Het percentage 55-plussers dat overmatig alcohol drinkt, wat inhoudt dat ze gemiddeld meer dan 14 (vrouwen) of 21 (mannen) glazen per week drinken, ligt tussen de 6,7 en 12,6 procent.
Een groot deel van de ouderen lijkt zich niet bewust van de nadelige gevolgen van alcoholgebruik. Velen denken dat de norm voor verantwoord gebruik op twee glazen per dag ligt. Dat advies is in december 2015 bijgesteld naar: geen alcohol, in elk geval niet meer dan één glas per dag.
Jongeren drinken de laatste jaren minder. In 2011 had nog 66 procent van de 12- tot 16-jarigen ooit alcohol gedronken, in 2015 was dat 45 procent. Werden jongeren tien jaar geleden nog de ‘zuipschuiten van Europa’ genoemd, nu zijn de cijfers een stuk positiever. Er zijn dus minder jongeren die drinken, ze beginnen op latere leeftijd met drinken en zijn minder vaak dronken. De verhoging van de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop van 16 naar 18 jaar lijkt te hebben geholpen. Toch is er nog wel reden voor ongerustheid: de jongeren die drinken, drinken veel.