De rode adel gaat offshore
De partijelite in China sluist miljarden naar het buitenland. Daarmee ondermijnt ze het gezag van de Communistische Partij. Pogingen de corruptie te stoppen halen nog weinig uit.
Naaste familieleden van de communistische politieke leiders in China gebruiken bedrijven in belastingparadijzen om hun vermogens te maskeren. Dat blijkt uit onderzoek van het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ), waartoe ook Trouw behoort. Al veel langer is duidelijk dat deze zogeheten 'rode adel' zijn politieke invloed gebruikt voor zakelijke activiteiten, maar voor het eerst is er nu een inkijkje in het bedrijvennetwerk dat daarvoor wordt gebruikt. Het gaat onder anderen om familieleden van de huidige president Xi Jinping, ex-president Hu Jintao, opperste leider Deng Xiaoping, en van ex-premier Wen Jiabao. Daarnaast worden deze zogeheten offshore-constructies gebruikt door familieleden van nog eens vier van de zeven leden van het Staand Comité van het Politbureau, de absolute politieke top van China.
De leden van de rode adel, alsmede de namen van bazen van staatsbedrijven en van zeker vijftien van de rijkste Chinezen staan in een uitgelekte database van twee trustkantoren, Portcullis TrustNet in Singapore en Commonwealth Trust Limited op de Maagdeneilanden. Veel van de vennootschappen zijn opgezet met behulp van westerse banken als Credit Suisse, UBS en accountantfirma's als PricewaterhouseCoopers. Zo creëerde Credit Suisse in 2006 een vennootschap voor de zoon van toenmalig premier Wen Jiabao. Bedrijven uit vrijwel alle belangrijke sectoren in de Chinese economie, van de oliebranche tot de mijnbouw en de zonne-energiesector, zijn in de database vertegenwoordigd.
Chinese topfunctionarissen zijn niet verplicht hun financiële belangen openbaar te maken. Burgers in China hebben dan ook geen idee of zij belastingen betalen, hoe ze zaken doen en of hun politiek handelen beïnvloed wordt door hun economische belangen. Volgens sommige schattingen is sinds 2000 tussen de 1000 en 4000 miljard dollar weggesluisd uit China, dat tussen dat jaar en 2012 zijn bruto nationaal product zag verachtvoudigen van circa 1000 naar 8000 miljard per jaar. Deels gebeurde dat via vennootschappen in belastingparadijzen.
Het groeiende vermogen dat de Chinese elite offshore heeft gestald is "mogelijk strikt genomen niet illegaal", zegt Minxin Pei, een politicoloog van het Claremont McKenna College in Californië. Maar deze rijkdom is wel vaak het gevolg van "belangenconflicten en van verborgen gebruik van regeringsmacht", meent Pei. "Als er echte transparantie bestaat, krijgt de Chinese bevolking veel beter inzicht in hoe corrupt het systeem is en hoeveel welvaart illegaal door topfunctionarissen wordt vergaard." Gewone Chinezen uiten in toenemende mate hun woede over de enorme rijkdom en de hypocrisie van functionarissen die in het openbaar spreken over 'het volk eerst' en vervolgens niets doen als familieleden hun invloed benutten om er zelf beter van te worden.
Prinsjes
Veel leden van de rode adel - ook wel 'prinsjes' genoemd, de populaire benaming voor mensen die door huwelijken of geboorte verbonden zijn aan de politieke machthebbers van China - duiken op in de database. Zo heeft de zwager van president Xi, Deng Jiagui, een belang van vijftig procent in de vennootschap Excellence Effort Property Development op de Maagdeneilanden. Deng is een projectontwikkelaar en investeert in metalen die nodig zijn bij de productie van mobieltjes en andere elektronica. De andere helft van het bedrijf is in handen van Li Wa en Li Xiaoping, vastgoedmagnaten die afgelopen juli het nieuws haalden toen ze voor twee miljard dollar vastgoed kochten in Shenzhen, een economisch centrum dat grenst aan Hong Kong.
President Xi is sinds 2012 de absolute leider van China. Hij probeert een imago te creëren van iemand die daadkrachtig corruptie bestrijdt. Tegelijkertijd treedt zijn regering hard op tegen burgeractivisten die eisen dat overheidsfunctionarissen hun bezittingen openbaren. "Hoe kan je corruptie bestrijden als je niet eens je persoonlijke bezittingen bekend durft te maken?", schreef bijvoorbeeld advocaat en oprichter van de Nieuwe Burgerbeweging Xu Zhiyong. Hij heeft inmiddels samen met tientallen anderen een aanklacht aan zijn broek vanwege het 'verstoren van de openbare orde' en 'illegale samenkomsten', aanklachten die vaker worden ingezet tegen dissidenten. Ook journalisten liggen onder vuur. Zo trok een Chinees nieuwsmedium zich in november terug uit het onderzoek van ICIJ, naar eigen zeggen omdat de overheid duidelijk had gemaakt dat deze gegevens niet mochten worden gepubliceerd. De websites van The New York Times en Bloomberg News gingen vorig jaar in China op zwart nadat deze media over de rijkdom van de prinsjes hadden gepubliceerd.
Net als Xi zette ook premier Wen, die vorig jaar na tien jaar terugtrad, zichzelf neer als een hervormer en pleitbezorger voor de armen in de Chinese samenleving. Maar Wens zoon Wen Yunsong richtte in 2006 op de Maagdeneilanden wel Trend Gold Consultants op met behulp van de bank Credit Suisse. Wen junior, die zijn opleiding genoot in de Verenigde Staten, is een investeerder en werd in 2012 topman van Satellite Communications Co., een staatsbedrijf dat het grootste bedrijf van Azië wil worden op dit terrein. Het is niet duidelijk waar Trend Gold Consultants voor bedoeld was, het bedrijf lijkt in 2008 weer te zijn ontbonden. Wen Yunsong heeft niet gereageerd op herhaalde verzoeken van ICIJ om toelichting.
Het ICIJ-onderzoek biedt ook meer inzicht in het schandaal rond de de familie van ex-premier Wen. Eind vorig jaar onthulde The New York Times dat zijn dochter, Wen Ruchun, voor consultancywerk 1,8 miljoen dollar had ontvangen van de Amerikaanse bank JPMorgan Chase & Co. Het bedrijf dat ze daarvoor gebruikte heette Fullmark Consultants en, zo blijkt uit de ICIJ-gegevens, het is in 2006 opgericht op de Maagdeneilanden. Directeur en aandeelhouder werd Wens schoonzoon Liu Chunhang, die datzelfde jaar de leiding kreeg over de belangrijkste toezichthouder op de Chinese bankensector. De betrokkenheid van Wens dochter werd verder verhuld doordat zij bij de betalingen gebruikmaakte van een schuilnaam, Lily Chang. Later, zo blijkt uit de ICIJ-database, werd de formele zeggenschap van Fullmark Consultants ook nog overgedaan aan een vrouwelijke collega van de broer van premier Wen. Tegen JPMorgan loopt in de VS inmiddels een onderzoek naar de vraag of de bank met dit soort 'consultancy-betalingen' aan kinderen van de Chinese elite niet illegaal heeft gehandeld.
Overigens meldde een uitgelekte telex van het Amerikaanse ministerie van buitenlandse zaken in 2007 dat premier Wen 'walgde van de activiteiten van zijn familie' en dat 'de vrouw van Wen en de kinderen allen een reputatie hebben dat ze voor de juiste prijs dingen gedaan kunnen krijgen'. Ze zouden geen smeergeld aannemen, maar wel openstaan voor 'exorbitante consultancyvergoedingen'.
China-deskundigen noemen de groeiende rijkdom van de 'prinsjes' een gevaar voor de legitimiteit van de Communistische Partij. De mensen aan de top zijn er echter zelf te veel bij betrokken om het te kunnen stoppen. "Waarom zou je de Communistische Partij willen leiden als je er niet een paar miljard dollar aan overhoudt voor je familie?", zegt Steve Dickinson, een Amerikaanse advocaat die in China buitenlandse bedrijven bijstaat. "Het is een enorme kwestie, van groot belang voor China, en het feit dat iedereen eromheen draait en er niet over wil praten is begrijpelijk, maar ook schandelijk."
Ook iets mindere goden komen voor in de database van ICIJ, zoals Volkscongresleden Wei Jianghong uit de provincie Anhui en Ma Huateng, oprichter van de Chinese chatdienst Tencent. Die laatste staat vijfde op de Forbes-lijst van rijken in China met een geschat vermogen van tien miljard dollar. Hij staat sinds 2007 genoteerd als directeur van TCH Pi Limited op de Maagdeneilanden. Volgens een woordvoerder van Ma heeft dat bedrijf niets van doen met Ma persoonlijk, maar of het is opgezet als legaal onderdeel van het Tencent-imperium is onduidelijk. In de gegevens van Tencent staat de vennootschap nergens genoemd.
De Bank of China schatte in 2011 dat minstens 120 miljard dollar sinds halverwege de jaren tachtig door topfunctionarissen is ontvreemd, deels via de Maagdeneilanden. De vraag is echter of de Chinese autoriteiten dat wegsluizen en afschermen systematisch willen aanpakken, of alleen achter de excessen aangaan.
Maagdeneilanden
Zeker is dat bij corruptieschandalen in China de rol van offshore-vennootschappen vaak aan de oppervlakte komt. Zo bekende in september Zhang Shuguang, een topfunctionaris van de Chinese spoorwegen, 2,8 miljard dollar via dergelijke bedrijven te hebben weggesluisd. En de topman van PetroChina, die in augustus zijn baan verloor na 'serieuze schendingen van de discipline' (een andere term voor corruptie), was directeur van twee vennootschappen op de Maagdeneilanden, blijkt uit de ICIJ-database. Huang Guangyu, ooit China's rijkste man, zette met zijn vrouw Du Juan tussen 2001 en 2008 een netwerk van 31 bedrijfjes op de Maagdeneilanden op. Huang creëerde in China de grootste keten in consumentenelektronica, maar werd in 2010 tot 14 jaar cel veroordeeld voor handel met voorkennis, omkoping en manipulatie van aandelenkoersen.
"Chinese beleidsmakers voorzagen niet dat individuen er met zoveel geld vandoor zouden gaan", zegt Rocky Lee, een advocaat in Peking. Nu beginnen de autoriteiten daar stappen tegen te ondernemen. Op 1 januari is een wet van kracht geworden die Chinezen verplicht hun bezittingen buiten China zelf te melden, maar de gegevens worden volgens de betrokken autoriteiten alleen gebruikt voor statistische doeleinden, niet voor publieke verantwoording of de bestrijding van corruptie.
Hoe doortastend Peking pleitbezorger wordt van hervormingen in het offshore-systeem, waar westerse landen steeds vaker toe oproepen om misbruik van dergelijke constructies te voorkomen, moet echter nog blijken. De vraag vanuit China naar offshore-constructies blijft namelijk onverminderd groot. Zo concludeerde een peiling vorig jaar onder ruim 200 bankiers en andere specialisten dat klanten uit China de belangrijkste aanjagers waren van de groei in de offshore-sector. Zoals de baas van een kantoor op de Maagdeneilanden voorspelde: "De komende vijf jaar zullen de klanten in deze sector vooral uit China komen."
Het onderzoek voor dit artikel is uitgevoerd door Marina Walker Guevara, Gerard Ryle, Alexa Olesen, Mar Cabra, Michael Hudson en Christoph Giesen van het International Consortium of Investigative Journalists.
Lucratieve 'omleiding'
De groei van de offshore-constructies vanuit China begon toen Deng Xiaoping in de jaren negentig de hervormingen versnelde. De wetgeving op dat moment was toegesneden op staatsbedrijven, niet op particuliere ondernemingen. Westerse bedrijven en investeerders wantrouwden de toenmalige regelgeving in China en stimuleerden het opzetten van gezamenlijke bedrijven via Hong Kong en later via de belastingparadijzen. De regels daar boden buitenlandse bedrijven meer zekerheid.
Omdat buitenlandse investeringen in China relatief weinig worden belast, bedachten veel Chinese ondernemers bovendien een lucratieve 'omleiding' waarbij offshore-bedrijven werden ingezet. Ze verkochten hun goederen tegen een zeer lage prijs aan een dochterbedrijf in een belastingparadijs en creëerden zo een minimale belastbare winst in China zelf. De dochter lieten ze de goederen tegen een veel hogere prijs aan het buitenland verkopen, de winst van de dochter investeerden ze weer in China, opnieuw tegen minimale belasting. Ook biedt een vennootschap voor Chinese ondernemers praktische voordelen en zekerheden bij investeringen in het buitenland, wat voor China, nu de economie zo enorm is gegroeid, steeds belangrijker wordt. Volgens autoriteiten op de Maagdeneilanden komt veertig procent van de omzet in dit belastingparadijs uit China en andere Aziatische landen.
Nog een reden voor de populariteit van belastingparadijzen: er worden weinig vragen gesteld over de aard van de zaken die er worden gedaan. De afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat de vennootschappen daar niet alleen worden gebruikt voor belastingontwijking of bescherming van investeerders, maar ook voor belastingontduiking en voor handel in illegale goederen. Dat kan omdat het eigendom van vennootschappen verhuld kan blijven, omdat de belastingparadijzen cruciale gegevens niet vrijgeven en omdat de echte eigenaren nepdirecteuren en -aandeelhouders inzetten.
250.000 documenten
Het onderzoek van ICIJ naar offshore-constructies van de Chinese elite is onder meer uitgevoerd door de krant Ming Pao in Hongkong, het Taiwanese tijdschrift Commonwealth en de Süddeutsche Zeitung. Er was veel tijd nodig voor het doorzoeken van de pakweg 250.000 documenten in de offshore-database op Chinese namen, omdat de namen in de database genoteerd staan in Romeins schrift. Het was moeilijk de namen te koppelen aan de juiste Chinese karakters en te verifiëren of de adresgegevens toebehoorden aan Chinese leiders. Van sommige prinsjes - familieleden van Chinese (ex-)leiders - bestaat het vermoeden dat ze in de database voorkomen, maar kon dat niet worden bewezen. Zij worden in dit verhaal niet genoemd.
undefined