De riskante personalisering van de politiek

J.A.A. van Doorn

Het is de afgelopen weken al door tientallen commentatoren uitgesproken: de verkiezingsstrijd biedt een uitzonderlijk onbenullig schouwspel. Er zijn geen thema’s van formaat die de aandacht trekken en dus ook geen discussies die werkelijk ergens over gaan. Het geheel hangt van incidenten, relletjes en ruzietjes aan elkaar.

Dat is niet alles. Ernstiger is dat twee van de drie grote partijen een voorman in het veld hebben die sinds kort nauwelijks meer geloofwaardig valt te noemen. Wouter Bos heeft het noodlot zelf over zich afgeroepen door te veel gedribbel en gedraai, Mark Rutte kreeg van een prominent partijlid een mes in de rug.

De VVD is er zeker het slechtst aan toe. De eerder gebleken interne tegenstelling tussen een liberale en een conservatieve vleugel is tijdens de verkiezingscampagne niet weggemasseerd maar juist uitgespeeld. Dat Rita Verdonk daarbij gesteund wordt door partijprominenten – zelfs Frits Bolkestein deed een duit in het zakje – maakt de VVD tot een partij die niet serieus is te nemen.

Verdonk versus Rutte doet overigens sterk denken aan Marijnissen versus Bos. Terwijl Rutte en Bos het politieke midden zochten, blijken heel wat kiezers een voorkeur te hebben voor een uitgesproken rechts dan wel links geluid. Ze vluchten in de armen van respectievelijk een ex-maoïst en een oud-gevangenisdirecteur, beiden niet vrij van populisme maar ook ’authentieker’ in hun optreden dan de voormannen van PvdA en VVD.

Hun succes, zeker dat van Marijnissen, laat zien dat personalisering van de politiek zich doorzet. Deze ontwikkeling begon in de jaren zeventig, met Den Uyl (’Kies de minister-president’) en zeker met Van Mierlo, en beleefde in het fenomeen Pim Fortuyn een hoogtepunt: meer dan anderhalf miljoen kiezers die een man en niet een partij kozen.

Natuurlijk hebben ook vroeger personen een grote rol in de politiek gespeeld. Voor de verkiezingsuitslag was het zeker van belang wie er in de partijen aan het roer stond. Zonder een Troelstra en een Colijn hadden de sociaal-democraten en antirevolutionairen minder aanhang gevonden. Maar aardverschuivingen vonden niet plaats. Het electoraat bestond uit vreedzaam grazende kudden, door even bedachtzaam als bedillerige herders begeleid, en zorgvuldig van ’andersdenkenden’ gescheiden. Men viel elkaar ook niet lastig. Good fences make good neighbours. En in de partijprogramma’s viel te lezen wat men beoogde en waarin men van alle andere stromingen verschilde.

Die tijd ligt ver achter ons. Het politieke landschap wordt bevolkt door miljoenen zwevende kiezers, rusteloos zwervend van partij naar partij, met een natte vinger te lijmen maar ook door een onnozel incident weer op de vlucht te drijven. De programma’s doen er weinig toe; men is op zoek naar personen.

Politicologen spreken van het ontstaan van een ’toeschouwersdemocratie’. De politici voeren een toneelstuk op, moeten dat amusant en professioneel doen, en de kiezers maken na afloop hun keuze. Het selectieproces wordt hard gespeeld. Zoals we dezer dagen merken, mogen er geen fouten worden gemaakt. De acteur die uit zijn rol valt en een verkeerd grapje maakt, kan het meteen schudden. En wie helemaal geen sterke tekst heeft, wordt niet eens opgemerkt.

Met kan erover twisten of we met de transformatie van een programmatische naar een personalistische democratie een stap vooruit of achteruit hebben gezet. Optimisten geloven dat de burger als kiezer eindelijk volwassen is geworden en zelf uitmaakt aan wie hij zijn stem gunt. Pessimisten spreken van ’amerikanisering’ en zijn beducht voor het populisme dat in deze personenpolitiek steeds de kop opsteekt.

Wie realistisch is, gaat uit van het feit dat de personalisering van de politiek niet is terug te draaien en we niet anders kunnen doen dan het spel zo goed mogelijk te spelen.

Dat veronderstelt twee dingen, allebei moeilijk te garanderen. De kiezers moeten over het vermogen beschikken de politieke acteurs nuchter te beoordelen en zich niet door oneigenlijke argumenten of door goedkope trucs te laten meeslepen. Dat is niet zelden te veel gevraagd. De verleiding van het populisme is en blijft een levensgroot gevaar.

Aan de andere kant vraagt de personalisering van de politiek om fatsoenlijke politici, een eis die bij het systeem van ’open inschrijving’ evenmin gemakkelijk is te vervullen. De politiek is de enige branche waar men met wat losse kreten aan de slag kan en met enige brutaliteit nog ver kan komen ook.

Het ontbreekt echter aan voormannen van formaat en toch is dat een absolute vereiste. Als de politiek persoonlijk wordt, zijn persoonlijkheden nodig, politici die indruk maken, die gezag en ervaring hebben. Ze moeten een snee over de wang hebben uit een oud duel en ooit het prikken van een mes in de rug hebben gevoeld van een rivaal. Ze mogen niet bangelijk zijn maar, ondanks alle peilingen, aan hun eigen standpunt vasthouden.

Precies op dit punt is het momenteel helemaal mis. Geen van de drie partijen beschikt over een leider die een groot gebaar weet te maken en met kracht en humor een goed verhaal kan brengen. Er zit geen echte vent tussen. En dat wreekt zich.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden