De rechter, en niemand anders, straft de dader
Het mag een bedenkelijke ontwikkeling heten, als nu zelfs theologen en ethici, mensen die vrijgesteld zijn voor een bezonnen oordeel, via onzindelijk denken de weg vrijmaken voor eigenrichting, wraak en geweld in onze samenleving. Dat is wat de theoloog en ethicus dr. Te Lindert doet door in zijn artikel 'Helden die ingrijpen, verdienen een pardon', de moraal tegen het recht uit te spelen (Podium, 1 november).
Kern van zijn betoog is de volgende stelling, die Te Lindert herleidt tot het oeroude 'belagersbeginsel': 'De belager verliest zijn rechten vanwege zijn ongeoorloofde gedrag'. Alle rechten? Zondere enige vorm van toetsing door derden? Nergens brengt Te Lindert nuanceringen aan die recht doen aan deze twee elementaire vragen.
Het voert te ver om in deze reactie op alle denkfouten in te gaan, die vooral te maken hebben met het miskennen van de kloof tussen een abstract beginsel dat iedereen zal onderschrijven en de concrete toepassing, afhankelijk van interpretatie, omstandigheden, wijsheid et cetera in voorkomende situaties. Maar twee wil ik er toch naar voren halen. Ten eerste het beroep op eeuwenoude tradities ('Justitie meent drieduizend jaar morele traditie overboord te kunnen zetten'), universele ervaringen en 'ieders moreel besef' om de lezer te winnen voor een vanzelfsprekend uitgangspunt, het belagersbeginsel. Dit beginsel vraagt echter juist in moderne omstandigheden, in het licht van moderne instituties die eigenrichting, wraak en excessief geweld proberen tegen te gaan, om nuancering, herinterpretatie en toetsing. Ook het 'oog om oog, tand om tand'-beginsel kent een lange traditie en wordt nog steeds door velen onderschreven. Te Lindert zou toch niet willen pleiten voor dit beginsel als uitgangspunt voor het beleid van Justitie. Blijkbaar verandert alles wanneer iemand ongeoorloofd gedrag vertoont: dan zou eigenrichting, wraak en excessief geweld wel mogen.
Niemand twijfelt eraan dat het bedreigen met een mes en beroven van een AH-filiaal ongeoorloofd gedrag is. Niemand twijfelt er ook aan dat de medewerkers van AH het recht hadden om in te grijpen en zelfs met een zekere mate van, in de omstandigheden begrijpelijke, overmaat van geweld. Maar er zijn grenzen en een verdachte verliest niet alle rechten: als het waar is -ik maak een voorbehoud voor mezelf, want het schijnt dat de rest van Nederland er bij is geweest- dat de AH-medewerkers op een geboeide en op de grond liggende crimineel zijn blijven inbeuken met -dat konden zij evenmin voorzien als de belagers van René Steegmans- mogelijk blijvend letsel tot gevolg, zou ik dat in de emotie begrijpelijk, maar daarmee nog niet gerechtvaardigd vinden. Ook dat onderscheid, tussen begrijpelijke emotionaliteit en rechtmatig of proportioneel handelen, mis ik in Te Linderts betoog.
Het tweede belangrijke misverstand is het verwarren van recht en moraal en wel op twee punten. Ten eerste schrijft hij minister Donner, die in deze zijn zwarte schaap is, onkunde in de schoenen omtrent dé moraal die aan dé rechtstheorie ten grondslag legt. Maar er is niet één moraal die aan dé rechtstheorie ten grondslag ligt. Ik heb bijvoorbeeld een heel ander moreel oordeel over deze kwestie dan Te Lindert.
Ten tweede is moraal niet hetzelfde als recht. Recht onderscheidt zich als institutie van moraal door een uitgebreid systeem van expliciete regels, bewijs- en toetsingsprocedures en waarborgen die onder andere tot doel hebben om zaken als eigenbelang, eigenrichting, eigenwijsheid te kanaliseren en per casus te toetsen aan algemeen aanvaarde maatschappelijke normen.
Te Lindert neemt een loopje met de relatie tussen recht en moraal, ook al door op verschillende plaatsen Donners redelijke en behoedzame standpunt belachelijk te maken. Het gaat er niet alleen om daders te beschermen en tot slachtoffers te maken. Het gaat om een maatschappelijke ontwikkeling waarvan we het afgelopen jaar vele staaltjes hebben gezien, waarin onze rechtsinstituties langzaamaan worden uitgehold met een beroep op de diepe morele gevoelens waarvan 'het volk' vervuld zou zijn.
Naast het artikel van Te Lindert verbaast iemand zich erover dat niemand aandacht heeft geschonken aan het feit dat de beëindiging van de gijzeling in Moskou waarschijnlijk gepaard is gegaan met een standrechtelijke executie zonder vorm van proces van de gijzelnemers. De beschaving van gemakkelijke en wraakzuchtige gevoelens die het moderne recht probeert tot stand te brengen, verdient juist verdediging wanneer de daders zelf het niet lijken te verdienen. Dat zijn we niet zozeer verplicht aan de daders, maar aan onszelf en ons idee van recht en rechten. Deze woorden zullen Te Lindert als te grote woorden in de oren klinken. Maar hij heeft in zijn artikel nergens duidelijk gemaakt waar zijn normen of grenzen ter zake van het belagersbeginsel liggen. Misschien is dan een uitspraak van de rechter toch een beter begin van deze discussie dan een algemeen pardon voor hen die spontaan ingrijpen bij geweld.
Tot slot nog iets over helden. De betreurde René Steegmans werd op een spandoek 'the ultimate warrior' genoemd. Het lijkt me de uitdrukking van een gevaarlijk sentiment en een verdachte behoefte aan helden. René Steegmans was geen held. Hij was een slachtoffer. Hij heeft niet de kans gehad om zijn moed te betonen want hij werd onverhoeds en vrijwel onmiddellijk in elkaar geslagen door een veel sterker iemand. Hij zou zijn spontane, corrigerende opmerking waarschijnlijk achterwege hebben gelaten als hij de gevolgen had kunnen overzien. Net zoals de dader waarschijnlijk niet was doorgegaan als hij de gevolgen had kunnen overzien. Het is aan de rechter om de dader daarvoor te straffen, en aan niemand anders.