De Pedersen is een fiets die niet alleen opvalt, maar ook met je meedenkt.
Wapse is een rustig plaatsje, een echt Drents boerendorp. Anders dan in Vledder of Diever komen er nauwelijks toeristen. In Wapse geen drukte. Soms maakt de schrijver annex wereldfietser Frank van Rijn een trainingsritje langs het dorp. Hij woont even verderop. Maar dan heb je het nieuws van die dag wel gehad, wat Wapse betreft.
Een ander rimpeltje in de rust wordt veroorzaakt door de fietsenmaker Kees Hofman, zodra hij drie of vier rare voertuigen op zijn erf parkeert. Het zijn fietsen, dat is duidelijk. Maar het lijkt of ze in de fabriek een paar buizen zijn vergeten. Het rijwiel oogt ijl en maakt voorbijgangers nieuwsgierig.
Hofman heeft van zijn veertiende tot zijn 65ste fietsen verkocht en gerepareerd in een souterrain in Rotterdam. Hij is nu ’vrij man’, heeft zijn zaak verkocht, verhuisde naar Wapse om zich te storten op de eigenaardigste fiets ter wereld: de Pedersen. Zijn importeurschap van de Pedersen is meeverhuisd naar Drenthe, ook al verdient hij er zelden iets aan. Het is voor hem een passie.
Die passie had ook de Deense schrijver Gustav Wied. Na zijn dood, in de herfst van 1924, werd niet alleen hijzelf begraven. Zijn fiets moest er ook aan geloven, zoals eeuwen geleden het paard van een overleden Viking-hoofdman. De fiets, een kostbare Pedersen uit Engeland, was een cadeau geweest van zijn vriend, de Deense uitvinder Mikael Pedersen.
Mikael werd 150 jaar geleden geboren in het dorpje Flüng, een Deense variant van Wapse. Het joch was vrolijk, muzikaal, nieuwsgierig en vindingrijk. Na schooltijd hing hij rond bij de dorpssmid Willum Sürensen en zag wat je allemaal met metaal kunt doen.
In zijn vrije tijd knutselde hij een dorsmachine in elkaar. Bijzonderheid: de constructie hield zichzelf schoon en Mikael verdiende een zakcentje aan de verhuur, al interesseerde geld hem niets. Toch zou hij rijk worden.
Hij was ongeveer 25 jaar toen een circus neerstreek in de buurt. De jonge Pedersen zag hoe een acrobaat liep, sprong en danste op een grote ronde bal. In Mikaels brein ging een alarm over. In heel Europa zochten ingenieurs naar een betrouwbare machine om room en boter te maken. De karnton had afgedaan, de alternatieven waren pover.
Mikael zag, met de beelden van de circusbal voor ogen, melk ronddraaien in een stalen bol, een soort centrifuge waarin melk room werd. Hij stapte naar Jens Nielsen, de baas van een grote machinefabriek in Roskilde. Samen patenteerden ze het idee. Mikael kon een groot huis laten bouwen, met één gebrek. Op de veranda ontbrak een stukje van de balustrade. Met opzet.
Als hij ’s avonds laat zat te mijmeren en te schetsen bij een glas bier, verspilde hij geen tijd met een wandeling naar de wc. Eén stap was genoeg. Lang heeft hij er niet gewoond. Sinds hij een karnmachine had bedacht, was hij een bekend man in het landelijke Denemarken.
Maar het land werd hem te klein. Hij aanvaardde het idee om in Engeland te gaan werken, bij de familie Lister, die rijk was geworden aan de productie van landbouwwerktuigen. De Listers wilden de slimme Mikael aan zich binden.
Wat Pedersen ook bedacht, hij kon het betalen: een groot huis in het industriestadje Dursley, later een nog groter huis met een tuin die groot genoeg om een testbaan aan te leggen en later voor gemotoriseerde Pedersens. Eén feit kon al dat geld niet goedmaken: Laura, zijn vrouw, liet zich scheiden en bleef in Denemarken wonen. Ze was haar man eigenlijk al jaren kwijt. Hoogbegaafden sluiten zich steeds sterker af van hun dierbaren. Ze vereenzamen. Daar kunnen ze niets aan doen. In hun hoofd heerst nooit rust. Pedersens immense huis weerspiegelde het. Overal slingerden schetsen en tekeningen rond.
Na Laura kwam Dagmar en op Dagmar volgde Ingeborg en na Ingeborg volgden losse relaties. Mikael werkte driftig verder aan allerlei ideeën tegelijk, van rolschaatsen- met-aandrijving tot industriële installaties. Een droom uit zijn jongensjaren werd werkelijkheid: een fiets die ’meedenkt’.
Als je een bocht ingaat op een Pedersen, wordt het zwaartepunt verlegd, want je zit niet op een zadel, maar op een zadelvormig hangmatje dat op een brede spanband ’zweeft’. Pedersens waren statussymbolen, populair bij de upper class, ondanks hun aparte model.
Pedersen ontwierp varianten, waaronder tandems voor twee, drie of vier man. Er kwamen versies voor wielrenners en voor vrouwelijke fietsers. Voor hen kwam er een broekrok en een jurk die niet kon opwaaien. Er verschenen militaire versies met een geweer.
Ondertussen gingen er verhalen dat Pedersen af en toe verdween. De politie kon hem niet vinden. Op een Pedersen was je de politie te snel af, werd gegrapt. Maar het is waarschijnlijker dat ’de Deense ingenieur’ aan depressies leed en zich in zijn villa verstopte tot die naamloze angsten waren weggeëbd.
De werkelijke bedreigingen wilde hij niet zien. De familie Lister, die hem naar Engeland had gehaald, nam de fietsverkoop over, omdat Pedersen bij lange na geen tienduizend fietsen per jaar bouwde, zoals hij had beloofd. De Listers waren nijdig omdat Pedersen eerst een nieuwe versnellingsnaaf wilde uittesten. Dat hield de productie op. Met een gemotoriseerde versie van de Dursley-Pedersen vlotte het evenmin. En dan was er nog een miljonair uit Chicago die failliet ging, nadat hij van Pedersen een stapel patenten had gekocht.
Pedersen verzeilde in een wolk van rechtszaken en raakte alles kwijt: zijn fabriek én zijn huis. Een kennis die hem later in Londen tegenkwam, schrok. Daar op straat stond een morsige zwerver die lucifers verkocht. Na de Eerste Wereldoorlog keerde Pedersen terug naar Denemarken. Zijn familie probeerde hem te helpen, maar Mikael was onhandelbaar.
Als hij met zijn broer, de Lutherse predikant Ole Hans Pedersen, naar de kerk ging, protesteerde hij luidkeels tegen de inhoud van de preek. Tegenspreken was een oude gewoonte. Hij besefte gewoon niet dat hij in een kerk was.
Een armenhuis in Kopenhagen ontfermde zich over hem, maar na zijn dood – in de herfst van 1929 – kon er geen grafsteen af, zelfs geen houten kruisje, laat staan een fiets om mee te nemen in het graf. Eerherstel volgde, al duurde dat lang.
Pedersens stoffelijk overschot is in 1979 in een portkistje teruggebracht naar Dursley en opnieuw begraven. Er waren honderden mensen bij, onder wie een bisschop.
Elk jaar organiseren Deense en Engelse Pedersen-fans in oktober een bijeenkomst in Dursley. Het stadje heeft plannen om een straat naar Pedersen te noemen, maar het zit niet mee: de weg moet nog worden aangelegd.
Pedersens worden nog steeds gebouwd. De Deen Jesper Sülling begon ermee in 1979. De Duitser Kalle Kalkhoff deed dat ook en de twee werken nu samen. Productie gegarandeerd.
En er begint, ondanks de recessie, weer vraag te ontstaan. Hofman heeft vorige maand twee Pedersens verkocht, voor het eerst in ruim een halfjaar. De interesse voor Pedersens sluimert soms, maar altijd weer duiken er liefhebbers op. Een kwestie van passie.
i Het telefoonnummer van importeur Hofman is 0521- 550035. De website is www.hofman-pedersencycles.nl De goedkoopste Pedersen is het (zwarte) T-model van 1575 euro. Nederland heeft, net als Denemarken, Engeland en Duitsland, een Pedersen-Genootschap. De organisatie heeft ruim tweehonderd leden. Op de website, www.pedersen-genootschap.nl , is allerlei informatie te vinden over de verschillende Pedersen-modellen. Ook worden er fietsen te koop aangeboden. Ook veel informatie op de (engelstalige) site: www.dursley-pedersen.net . Informatie over de status van de fiets rond 1900 is te vinden in de Topografische Dubbelatlas, uitgave Buijten & Schipperheijn, ISBN 90 5881 0348, 45 euro. |