De papyrusrollen gaan over Jezus!
In zijn hilarische roman over een wetenschapper die een mysterie over Jezus onthult en in één klap beroemd wordt, steekt Michel Faber de draak met het gemak waarmee we leugens en pseudowaarheden aannemen: „Jezus was een multifocaal interferentiepatroon.”
Theo Griepenker, een Canadese wetenschapper, heeft een afspraak met een conservator van een beroemd museum in Irak. In het museum treft hij een enorme chaos aan. Een grote, stenen leeuw is zo toegetakeld, dat de kop van de romp valt op het moment dat de conservator de deur van een zaal opent. Dan klinkt er geklop aan de voordeur. De conservator haast zich om de deur open te doen. Theo blijft achter. Net als hij zich afvraagt of het al te oneerbiedig is om een sigaret te roken, klinkt er geweervuur. Theo rent de trap op om zich in de wc te verstoppen. En dan gebeurt het. Halverwege de trap ziet hij dat een bas-reliëf van een hoogzwangere godin is beschadigd. „De onverwacht holle buik was als een ei opengebroken. Hij keek naar de vloer van het souterrain, waarop enkele brokken steen terecht waren gekomen. Tussen die brokstukken lagen, losjes in een doek gewikkeld, negen boekrollen van papyrus.”
Theo steelt de rollen en smokkelt ze het land uit. Eenmaal thuis komt hij erachter dat ze zijn geschreven door Malchus, een dienaar van de hogepriester Kajafas; degene wiens oor door Petrus werd afgeslagen tijdens Jezus’ arrestatie in het hof van Getsemane. Malchus blijkt een volgeling van Jezus te zijn geworden na diens kruisiging. Hij heeft die meegemaakt en vertelt in de door Theo ontdekte rollen over het lichamelijk lijden van Jezus; hoe Jezus aan het kruis kronkelde, hoe zijn blaas en darmen leegliepen en hoe hij de soldaten smeekte een einde aan zijn leven te maken.
Je hoeft Dan Browns ’De Da Vinci Code’ niet gelezen te hebben om te begrijpen dat Theo’s avontuur verwijst naar de lotgevallen van Robert Langdon, Browns hoofdpersoon, die na de dood van de belangrijkste conservator van het Louvre ontdekt dat Jezus was getrouwd. Maar waarom werd dit boek geschreven? Is de auteur een Brown-aanhanger? Of wilde hij domweg meeliften op Browns succes?
Het antwoord is: geen van beide.
Hoewel ook ’Lelieblank, scharlaken rood’, Fabers roman over een negentiende-eeuwse prostituee, een internationale hit werd, kun je Faber er niet van betichten wegwerpliteratuur als ’De Da Vinci Code’ of ’Het Bernini mysterie’ te produceren. Zijn werk heeft bijna altijd een maatschappijkritische kant en steekt stilistisch huizenhoog boven de boeken van Brown uit. Toen ’Lelieblank, scharlaken rood’ een internationale hit werd, besloot hij bovendien nooit en te nimmer een vervolg daarop te schrijven – zo zeer haatte hij de aandacht van de pers en de eindeloze publiciteitsreizen en interviews. Hij trok zich met zijn vrouw en kinderen terug in de Schotse hooglanden, en nu, na vijf jaar, verscheen als onderdeel van een serie over beroemde mythen ’Het vuurevangelie’, gebaseerd op het verhaal over Prometheus, die het vuur van de goden stal. Het had een ’heel serieus, heel donker’ boek moeten worden, liet Faber onlangs in een interview weten. Een boek over een man die de kennis over de niet-goddelijke identiteit van Jezus steelt, en daarvoor wordt gestraft. Een boek vooral, waarin Faber zijn woede over de inval in Irak en zijn afkeer van religie zou kunnen uiten. Maar toen veranderde zijn haat jegens het geloof langzaamaan in begrip, en bedacht hij dat hij zijn kritiek op de machtshonger van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië net zo goed, of misschien wel beter, in een parodie kon verpakken.
Dat was een gelukkige beslissing. Want door een persiflage te schrijven van ’De Da Vinci Code’, maakte Faber voor zichzelf de weg vrij om niet alleen de inval in Irak aan de kaak te stellen, maar ook de jacht van uitgevers op bestsellers en hypes, en het tekort aan kritische geesten.
Want als Theo eenmaal een uitgever heeft gevonden voor zijn vertaling van de tekst van Malchus verandert hij, net als Dan Brown, van de ene dag op de andere van een onbekende schrijver in een wereldberoemde auteur. Op sleeptouw genomen door overbezorgde en overbeleefde publiciteitsmedewerkers, die geen van allen zijn boek hebben gelezen, reist hij door Amerika, totdat hij door twee jongens wordt ontvoerd.
De een, een moslim, is bang dat alle christenen door het lezen van Theo’s boek naar het jodendom zullen overlopen. De ander, een blanke pillenjunk, is ervan overtuigd dat Theo zich door Satan om de tuin heeft laten leiden. Als Theo om uitleg vraagt, volgt een van de meest hilarische passages uit het boek. De kern van het betoog van Theo’s kidnapper is dat Jezus nooit in fysieke zin heeft bestaan. Jezus was, legt de pillenjunk uit, „een hologram, ofwel een multifocaal interferentiepatroon, dat door God in aanzijn was geroepen. De zogenaamde discipelen waren in de magie ingewijde, biospirituele kanalen wier heilige taak het was de goddelijke input om te zetten in hologrammatische output.”
Brown had het niet maller kunnen formuleren. Mocht ’Het vuurevangelie’ daarom één mysterie onthullen, dan is dat hoe je miljoenen mensen van alles kunt wijsmaken. Niet alleen dat de wereld wordt geregeerd door geheime genootschappen, maar ook dat het gerechtvaardigd is op basis van leugens een land binnen te vallen.