'De overheid is laks geweest met asbest'

Advocaat en Eerste Kamerlid Bob Ruers heeft jarenlang asbestslachtoffers bijgestaan, zeker duizend in totaal. Zijn kennis over de treurige geschiedenis rond regulering van asbest heeft hij in een proefschrift gegoten.

JOOP BOUMA

Het moest een keer. Bob Ruers loopt tegen de 65. De Utrechtse advocaat hoopt nog een jaar of vijf door te kunnen werken, maar op enig moment zal hij toch zijn werk moeten overdragen. Hij heeft één van de meest gespecialiseerde letselschadepraktijken in Nederland: 95 procent van zijn zaken gaan over mensen die ziek zijn geworden door asbest. Hij stond minstens duizend cliënten bij in asbestzaken. "Ik ben gestopt met tellen."

Cynische bijkomstigheid: vrijwel al zijn cliënten waren al zwaar ziek toen ze hem om juridische hulp vroe gen. Soms waren het de nabestaanden die hem om bijstand vroegen. "De meeste van mijn cliënten heb ik wel gekend. Maar je kunt stellen dat ik een advocatenpraktijk vol met weduwen heb", zegt hij.

Het moest er dus een keer van komen: Ruers heeft onlangs al zijn kennis over de lange historie van asbestregulering in Nederland gebundeld. Het is een boek van vijfhonderd bladzijden geworden. Gisteren is hij erop gepromoveerd tot doctor aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam.

Ruers geldt als superspecialist op het gebied van asbest. Door zijn werk als advocaat is er jurisprudentie gekomen, hebben asbestslachtoffers een veel sterkere positie gekregen tegenover hun voormalige werkgevers.

Bob Ruers was één van de initiatiefnemers van het Comité Asbestslachtoffers, waaruit in 2000 het Instituut Asbestslachtoffers ontstond. Via dit instituut kunnen patiënten met mesothelioom (longvlieskanker) direct een voorschot van 18.600 euro krijgen, vooruitlopend op een eventuele schadeprocedure. De versnelde procedure werd opgezet omdat slachtoffers van asbest vaak nog maar zo kort te leven hebben.

Nu ligt zijn juridisch testament op tafel. 'Macht en tegenmacht' is de titel. Het proefschrift is een bundeling van meer dan honderd jaar ellende, veroorzaakt door een sluipende kanker die pas dertig, veertig, soms vijftig jaar na blootstelling optreedt en waaraan het slachtoffer doorgaans binnen een jaar overlijdt. Mesothelioom veroorzaakt door het inademen van de asbestvezel is een van de meest agressieve kankers.

"Ik heb door de jaren heen zo veel materiaal verzameld. Acht jaar geleden al zeiden mensen tegen mij: schrijf dat nou eens op, straks is die kennis verloren."

Inmiddels zijn er in Nederland zo'n tienduizend mensen overleden door asbestkanker. Er zullen er nog tienduizend volgen. En die 'laatste' tienduizend zijn de sterfgevallen die Ruers de Nederlandse over- heid aanrekent. Het heeft in Nederland tot 1993 geduurd voordat er een verbod op het gebruik van alle soorten asbest kwam. Dat is 25 jaar nadat de eerste serieuze signalen over de risico's van asbest bekend werden.

In zijn proefschrift maakt Ruers de overheid een ernstig verwijt. Hij vindt die verwijtbaarheid zo groot, dat hij wil gaan uitzoeken of de Staat civiel- of strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor deze nalatigheid. "Het is een grondwettelijke taak van de overheid om de volksgezondheid te beschermen. In het asbestdossier is de overheid ronduit laks geweest."

Eind jaren '60 van de vorige eeuw was al bekend - ook bij de overheid - dat werknemers die met asbest werkten longvlieskanker kregen. In 1969 schreef J. Stumphius, bedrijfsarts bij de werf De Schelde op Walcheren, zijn proefschrift 'Asbest in een bedrijfsbevolking'. Sindsdien kon iedereen weten dat het met asbest echt niet goed zat, oordelen ook rechters in asbestprocessen.

Stumphius' proefschrift gold decennialang als hét ijkpunt voor juridische procedures in Nederland. Vanaf het moment van publicatie in 1969 konden werkgevers - eigenaren van scheepswerven, olieraffinaderijen en isolatiebedrijven die veel met asbest werkten - weten dat zij hun werknemers dienden te beschermen tegen blootstelling. Hun werknemers spoten asbestvezels op leidingen om deze te isoleren. Ze droegen geen mondmaskers.

Maar er gebeurde van overheidswege in die eerste decennia vrijwel niets. Ook de werkgevers negeerden de signalen.

Tijdens het onderzoek voor zijn proefschrift stuitte Ruers in het Nationaal Archief op een brief aan de Arbeidsinspectie uit 1965 waarin de arbo-arts J. E. Vogelenzang 53 gevallen opsomde van mesothelioom bij patiënten uit het Dijkzigt Ziekenhuis en het Haven Ziekenhuis in Rotterdam. Allemaal waren ze overleden. Bij al die patiënten achterhaalde Vogelenzang het beroep. Maar de ziekenhuisadministraties waren gebrekkig. Op dat moment was de aanwijzing nog niet hard. Er was toen nog een vermoeden dat er een relatie was tussen asbestose ('stoflongen') en asbestkanker.

Drie maanden later, Vogelenzang was inmiddels eerste hoofdgeneeskundige bij de Arbeidsinspectie, stuurde de arts een tweede brief, ditmaal aan zijn superieuren bij het toenmalige ministerie van Sociale zaken en Volksgezondheid. De inhoud was alarmerend.

Vogelenzang had inmiddels contact gehad met de bedrijfsartsen van scheepswerven Verolme, Boelen Bolnes, de Rotterdamse Droogdok Maatschappij en Van der Giessen De Noord. De arbo-arts had ook contact gezocht met zijn collega's bij de olieraffinaderijen van Shell en Esso en met de bedrijfsgeneeskundige dienst in Europoort en Botlek. Hij was tot een verstrekkende conclusie gekomen. Bij onderzoek op het lichaam van een van de aan mesothelioom overleden mannen waren onder de longvliezen asbestvezels gevonden. Uit de gegevens leidde de geneeskundige af dat er geen duidelijke samenhang was tussen stoflongen en mesothelioom, maar wel tussen asbestkanker en blootstelling aan asbest. "Mijn eerste brief komt thans in een heel ander licht te staan", schreef Vogelenzang aan het ministerie.

Hij adviseerde bedrijfsartsen maskers uit te delen en, in ruimten waarin asbest werd gespoten, niet gelijktijdig ook andere werknemers toe te laten. Hij sloot zijn brief uit maart 1966 af met een helder advies: 'Ik weet dat ik een moeilijk punt aanroer, maar ik vraag mij af of het niet mogelijk zou kunnen zijn om te komen tot een verbod om asbest te verspuiten, temeer daar er reeds goede vervangingsmiddelen zijn, zoals glaswol en andere kunststofmaterialen." Dat was drie jaar voor het proefschrift van Stumphius.

Ruers: "Ook na die tweede brief van Vogelenzang bleef het doodstil. Er gebeurde niets. Niemand deed er wat mee." Het is laksheid geweest, die er in de visie van Ruers voor heeft gezorgd dat het in Nederland uiteindelijk tot 1993 duurde voordat er een verbod kwam op gebruik van asbest. "Doordat de overheid onverantwoord lang heeft gewacht met het nemen van maatregelen, sterft een substantieel aantal mensen onnodig aan mesothelioom. Je kunt stellen dat iedere nieuwe asbestdode onnodig is komen te overlijden. Als er eerder was ingegrepen, waren deze mensen beschermd geweest en niet blootgesteld aan het inademen van asbestvezels."

Een ferme conclusie, die volgens Ruers eigenlijk niet zonder gevolgen kan blijven. De Staat heeft verwijtbaar gehandeld, vindt hij. "De overheid heeft haar primaire taak, de bescherming van de burger, verwaarloosd."

"Ik maak in mijn proefschrift aannemelijk dat de overheid het knap heeft laten afweten. Zoiets mag niet nog een keer gebeuren. Maar als ik zie hoe er nu in Nederland wordt omgegaan met het tabaksdossier, dan ben ik wel bang dat zoiets nog een keer kán gebeuren. In dit land is het mogelijk dat een politicus die zich als adviseur laat betalen door de tabaksindustrie, minister van defensie wordt (Hans Hillen, red). Zo raak je je vertrouwen in de politiek kwijt", zegt Ruers, die voor de SP in de Eerste Kamer zit.

Bij het schrijven van zijn proefschrift ontdekte de advocaat opvallende overeenkomsten tussen de manier waarop de asbestlobby wereldwijd overheidsmaatregelen wist te vertragen en de methode die de lobby van de tabaksindustrie toepast. "Beide bedrijfstakken hanteerden exact dezelfde strategie van ontkennen en bagatelliseren van risico's. Ze hadden ook hetzelfde pr-bureau, Hill and Knowlton."

De asbestfabrikanten, ook die in Nederland, hadden net als de tabaksindustrie grote invloed op het overheidsbeleid, aldus Ruers. "Dat vind ik schokkend. De kennis over asbest, ook over het kankerrisico, waren al vrij vroeg wijdverbreid bekend. Toch bleven maatregelen veel te lang uit door een handige, politieke lobby van de fabrikanten. Die lobby was buitengewoon goed georganiseerd, ook internationaal."

'Verjaring, grootste naoorlogse blunder'
Werkgevers die door asbestslachtoffers aansprakelijk worden gesteld, beroepen zich nog altijd op verjaring. Asbestkanker openbaart zich gemiddeld veertig jaar na blootstelling. De verjaringstermijn in Nederland is dertig jaar. "De grootste naoorlogse blunder van de wetgever", vindt Ruers. "De verjaringstermijn is ingevoerd om het risico voor het bedrijfsleven in te perken, maar bij asbest is deze termijn veel te kort. Het bedrijfsleven, dat zich telkens op verjaring beroept, heeft in asbestzaken op deze manier in de afgelopen twaalf jaar al zeker 100 miljoen verdiend, doordat er niet hoeft te worden uitgekeerd. De verjaringstermijn moet beslist van de baan."

Longkankerpatiënten lopen dikwijls schadevergoeding mis
Een belangrijk aantal asbestslachtoffers loopt schadevergoeding en smartegeld mis, doordat de diagnose niet wordt gesteld, zegt letselschadeadvocaat Bob Ruers. De uitkering ligt gemiddeld rond de 75.000 euro. Longartsen richten zich bij hun diagnose bij longkanker te veel op tabaksgebruik. "Te weinig wordt gevraagd naar het arbeidsverleden van een patiënt. Als iemand met asbest heeft gewerkt, kan daar ook de oorzaak liggen van longkanker."

Ruers heeft enkele jaren geleden voor het eerst een cliënt bijgestaan bij wie de rechter de longkanker toeschreef aan zowel asbest als aan tabaksgebruik. Doordat ook asbest als veroorzaker werd aangemerkt kon de patiënt deels aanspraak maken op schadevergoeding voor asbestslachtoffers.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden