De nieuwe censuur
In China en andere repressieve landen wordt internetinformatie gemanipuleerd. Maar ook Nederlandse internetgebruikers krijgen gecensureerde informatie. Subtiel, maar toch.
Hoogleraar informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam Egbert Dommering schreef eerder over censuur in China. Hij heeft het nu over ’een soort van nieuwe censuur’. „Van echte censuur spreken we als de overheid vanuit een van tevoren ontwikkelde visie bepaalde publicaties verbiedt. In landen als China, waar dat al bestond voor de gedrukte media en de radio, is censuur er nu ook op internet.’’
In landen als Nederland ligt de zaak subtieler. De overheid onthoudt de burger niet moedwillig informatie. „Maar sommige informatie is zo moeilijk te vinden, dat het resultaat bijna hetzelfde is.”
De Amerikaanse zoekmachine Google wordt door zo’n 90 procent van de Nederlandse internetgebruikers gebruikt. Het is dus de pikorde die Google aanbrengt in de zoekresultaten, die bepaalt welke informatie gekend wordt en welke niet. Plaatst Google een bepaalde website bij de eerste tien zoekresultaten, dan is de kans dat deze bekeken worden behoorlijk groot. Staat een site op een lage plaats, dan zullen niet veel mensen de moeite nemen die site te bekijken. Het verschijnsel versterkt zichzelf nog eens, doordat Google naar eigen zeggen de volgorde van de zoekresultaten mede baseert op het aantal malen dat zoekresultaten bekeken worden.
Mensen worden dus, net als in autoritaire regimes, steeds naar dezelfde bronnen en meningen geleid. Het gevaar loert dat er onbedoeld weinig gevarieerdheid in denken ontstaat en dat de bagage om kritisch ten aanzien van die bronnen te staan, afneemt.
„Nieuw is dit verschijnsel niet’’, zegt Dommering. „Bij bibliotheken beslist ook slechts een aantal mensen welke boeken er wel of niet op de planken staan. Maar door de prominente positie van Google is de uitwerking van het effect inmiddels wel veel ingrijpender.”
Ook zijn collega Nico van Eijk maakt zich zorgen.
Hij is hoogleraar aan hetzelfde instituut van de Universiteit van Amsterdam. Van Eijk waarschuwde vorig jaar in zijn oratie voor de almacht van zoekmachines en het gemak waarmee informatie op internet gemanipuleerd kan worden. Allereerst zijn er beslissingen die de informatieverspreiders nemen. Er zijn zoekmachines die de mogelijkheid bieden om een hoge plaats in de lijst van zoekresultaten te kopen. Bij Google kan dat niet, maar van Google is bekend dat het bedrijf meewerkt met de Chinese overheid. Wie op de internationale Google-versie naar afbeeldingen zoekt met het trefwoord ’Tiananmen’, krijgt allereerst de beroemde foto van de man die tijdens de studentenprotesten in 1989 voor de tank stond. Wie op de Chinese Google zoekt, krijgt alleen brave foto’s van het Plein van de Hemelse Vrede.
In de nieuwsrubriek van Google in China vervangen nieuwsberichten van het staatspersbureau Xinhua zonodig de nieuwberichten van internationale persbureaus die op de internationale Google-versie staan. Maar je hoeft voor zulke voorbeelden niet helemaal naar China. Ook internetgebruikers in Duitsland krijgen andere Google-informatie dan die in bijvoorbeeld Nederland. Zo blijft nazi-propaganda voor gebruikers van de Duitse Google-versie verborgen, doordat Duitse wetgeving dat gebiedt. En wie in Duitsland denkt via het ’algemene’ Google.com nazi-propaganda te kunnen vinden, komt bedrogen uit: hij wordt teruggeleid naar Google.de.
In zijn oratie noemde Van Eijk ook manipulatie door de informatie-aanbieders. Zij kunnen hun website zo inrichten dat die zeker hoog eindigt in de zoeklijst. Van Eijk noemt het bekende voorbeeld van het toevoegen van aantrekkelijke trefwoorden die met de site weinig te maken hebben, zoals ’voetbal’, ’porno’ of de merknamen van concurrenten. Ook het maken van nepsites met veel verwijzingen naar de eigen site is een voorbeeld. Bij Google is de ultieme sanctie dat een partij voor enige tijd helemaal niet meer via Google te vinden is. Wat op zich ook weer een vorm van manipulatie is. Vorig jaar overkwam dat de Nederlandse verzekeraars Amev en FBTO die hadden geprobeerd de vindbaarheid van hun site te verbeteren.
Nu Google in Nederland en sommige andere Europese landen bijna een monopolie heeft, zou er meer bezorgdheid mogen zijn, ook bij de overheid, vindt Van Eijk. Hij noemt een grootschalig onderzoek van vorig jaar onder Amerikaanse internetgebruikers. Conclusie was dat mensen die informatie op het internet zoeken ’vol vertrouwen en tevreden zijn, maar ook goedgelovig en naïef’.
„Het probleem is dat we van bedrijven als Google maar moeten aannemen dat ze integer te werk gaan. Maar feit is dat het bedrijf gewoon commerciële afwegingen maakt. Hun opstelling in China wijst daarop. Google’s verweer dat het voor de Chinezen beter zou zijn selectief informatie te ontsluiten dan helemaal geen informatie aan te bieden, slaat nergens op. Er waren in China al allemaal Chinese zoeksites die de informatie aanboden die de Chinese overheid bevalt. Google wilde gewoon de Chinese markt veroveren. Dat is hun goed recht. Maar dan moeten wij ophouden te geloven in de mythe dat Google een gezellig, door studenten opgericht bedrijf is met idealen.’’
Behalve de manipulatie van de informatie, is er nog het probleem van de data-opslag. Zoekmachines en providers slaan gegevens op, niet altijd geanonimiseerd, en onbekend is vaak voor hoe lang. Daar komt de trend bovenop om in het kader van de terrorismebestrijding ook van overheidswege data langer te bewaren. „Er wordt nu vaak laconiek gereageerd in de trant van ’Ik heb niets te verbergen, waarom zou ik daar tegen zijn’. Maar dat is helemaal niet de discussie. De essentie van privacy is, dat je het recht hebt om dingen voor jezelf te houden. Dat recht komt door de nieuwe technieken onder druk te staan’’, zegt Van Eijk.
„Alle opgeslagen informatie wordt vroeg of laat gebruikt, vaak op een andere manier dan waarvoor ze was bedoeld.”
De twee hoogleraren zijn het erover eens dat door de internationalisering van internet het internetgebruik bijna niet meer te reguleren valt. Ze benadrukken dat dit niet negatief is, evenmin als de mogelijkheden van de nieuwe techniek. „Met een schuilnaam kunnen mensen op internet anoniem van alles beweren. Dat kan in westerse landen een probleem zijn, maar in ondemocratische landen biedt die techniek juist allerlei mogelijkheden.’’
Van Eijk en Dommering zouden het verstandig vinden als de Nederlandse overheid meer aandacht had voor de keerzijde van de nieuwe technieken. „Burgers moet worden bijgebracht alert te zijn op de betrouwbaarheid van internetinformatie en te weten waar nog meer informatie te vinden is. Ook moeten mensen weten welke risico’s ze lopen als ze persoonlijke informatie achterlaten.’’ De oprichting van klachtencommissies die een stem kunnen hebben als er foutieve informatie op internet staat, of internetinformatie oneigenlijk wordt aangewend, kan ook een zelfregulerende werking hebben. Striktere regulering over hoe lang data in Nederland bewaard mogen blijven, zou ook welkom zijn. Verder zien de hoogleraren veel in de ontwikkeling van technische hulpmiddelen die de gebruiker op de hoogte stellen wanneer en waar persoonlijke informatie of internetgedrag wordt geregistreerd. „Als de internetgebruiker terwijl hij aan de computer zit, een teken krijgt dat er data worden opgeslagen, kan hij eventueel ook maatregelen nemen om die te laten verwijderen.’’
Op 7 juni wordt in Amsterdam een symposium gehouden over censuur en de vrijheid van meningsuiting op internet. Meer informatie: www.expressionunderrepression.org en 070 – 376 5500.