De mythe van het mooie verval

Veel beroemde jazzmusici zijn op een treurige manier aan hun eind gekomen. De verhalen dragen bij aan de romantiek die bij de jazz hoort, maar de werkelijkheid is weerbarstiger.

MISCHA ANDRIESSEN

Haar blote lichaam vindt nauwelijks bescherming achter haar stevige armen. Ze heeft haar knappe, maar pafferig geworden gezicht afgewend, kijkt weg van wie er naar haar kijkt. Brede schouders, ferme borsten; een vrouw die normaal gesproken kracht en sensualiteit uitstraalt, maar nu even niet.

Dit portret van zangeres Billie Holiday siert de heruitgave van Martin Schoutens 'Billie en de president' een van de belangrijke Nederlandse boeken over jazz. Schouten verhaalt onder meer over Holiday en haar ideale begeleider, saxofonist Lester Young. Twee legendarische jazzmusici, beide even beroemd om hun unieke muzikale kwaliteiten als om hun destructieve levensstijl. Holiday werd slechts vierenveertig, Young maar vijf jaar ouder. Hun muzikale prestaties hadden vaak onder hun verslavingen te lijden, hun faam werd er eerder groter door.

Aan het eind van haar leven droeg Holiday een chihuahua met zich mee, die ze een luier omdeed en de fles gaf. Wanneer ze op haar eenzaamst was, praatte ze tegen de hond als was het een baby. Young dronk twee flessen gin per dag, mompelde zacht voor zich uit in een zelfverzonnen taal, die door velen werd gekopieerd, al begreep nauwelijks iemand wat hij zei. Hij beklaagde zich over het lawaai in de wereld, was zachtaardig, verlegen, eenzaam en takelde af. Toen hij bij een optreden niet kwam opdagen, bleek hij een treurige dood gestorven.

Jazz en teloorgang, de mythe van het mooie verval blijft om het genre draaien als nachtvlinders rond een straatlantaarn. Zou het een vorm van compensatie zijn?, moet een overschot aan talent worden weggestreept tegen een surplus aan ellende? Het is romantiek, even vals als hardnekkig. Misschien omdat jazz het menselijk tekort zo scherp onderstreept, het muziek is die zich volgens de regels van het genre nooit mag herhalen en daardoor met de laatste noot vervliegt. Een goed jazzmusicus klinkt bovendien nooit als een ander, de beste musici zijn de grootste persoonlijkheden. Dat heeft een belangrijk nadeel, als zij verdwijnen, verdwijnt ook hun muziek.

In de documentaire 'Misha enzovoort' zien we onomwonden de akeligheid van verval. Pianist Misha Mengelberg lijdt aan alzheimer. Filmmaker Cherry Duyns volgt hem en het roemruchte ICP Orkest bij een reeks optredens in Londen, die de laatste buitenlandse concerten met Mengelberg zullen zijn. Duyns wil van rietblazer Ab Baars weten wat dat betekent. Baars kijkt weg en diens bibberlip zegt alles.

We zien Mengelberg in betere tijden, zo woest spelend dat de piano haast onder het geweld bezwijkt. Dan een mooi, lang shot van hoe hij nu is; zittend bij de toetsen, wachtend, hopend op aansluiting met het orkest dat onvervaard doorspeelt. Hij probeert iets, trekt de vingers weer terug, de aansluiting vindt hij zelden nog. Die ontheemde blik. Een van de ICP-leden zegt: "Misha weet vaak niet waar hij is."

Het afschuwelijke, onherroepelijke verdwijnen is bij leven al begonnen. Omdat Mengelberg met zijn anarchistische spelletjes meesterlijk was in het stichten van verwarring, duurde het lang voor de omgeving het doorhad. Nu kan niemand er omheen, al blijft iedereen in het orkest proberen de oude, geestrijke Misha boven te krijgen. Prachtig is de scène waarin ze Mengelberg boude muzikale uitspraken ontlokken. "Misha, wat vind je van Chopin?" Daar is hij even zichzelf en antwoordt: "Volkomen saai." Maar even later zegt hij nooit fan van Duke Ellington te zijn geweest. Drummer Han Bennink die al meer dan vijftig jaar met Mengelberg werkt, spreekt hem tegen, met ontroerend veel compassie en respect. "Ik denk het toch wel, Misha. Anders had je nooit al die nummers van hem gearrangeerd." De verwarde blik van Mengelberg spreekt boekdelen. Wie in deze teloorgang nog iets aantrekkelijks en romantisch ziet, is gek.

Net als de bandleden klamp je je als kijker vast aan de momenten waarop Mengelberg even is wie hij was. Gevraagd wie voor hem de grootste jazzmusicus was, glimt Mengelberg van trots. Hij weet het nog. "Thelonious", zegt hij, "Thelonious."

Ook over de loopbaan van pianist Thelonious Monk (1917-1982) hangt de schaduw van verval. Flashbacks en blackouts van de lsd die fans in zijn drinken deden, het verlies van het plezier in de muziek. Op de onlangs uitgebrachte cd/dvd 'Paris 1969' is te zien en te horen dat Monk zijn inspiratie zeker niet volledig kwijt was. Grootste verrassing is het gastoptreden van Philly Joe Jones, een van de beste jazzdrummers aller tijden, maar ook een beruchte junk. Martin Schouten schreef over hem: 'Philly Joe Jones die drie uur te laat komt opdagen, zichzelf een shot van een of ander toedient, zijn medemusici de ontreddering inslaat [...] en nog nooit is er zo'n aandacht geweest in Paradiso.' De mythe van het mooie verval blijft op die manier toch weer in stand.

Martin Schouten - 'Billie en de president', Gibbon

Thelonious Monk - 'Paris 1969', Blue Note Records

Cherry Duyns - 'Misha enzovoort' is op 28 maart te zien in het BIMhuis, voorafgaand aan eenconcert van Ipc, en via www.uitzendinggemist.nl

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden