Essay
De marketingdjihad van Islamitische Staat
Is Islamitische Staat (IS) een stel bloeddorstige, godsdienstwaanzinnigen in de woestijn? Zie ze liever als een gewiekste multinational, met een hip product in de aanbieding.
De uiterst wrede terreurbeweging IS, voorheen Isis, lijkt in haar handelen en propaganda te getuigen van een vergevorderde staat van godsdienstwaanzin. Neem de formuleringen waarmee de beweging op 29 juni, bij het begin van de vastenmaand ramadan, een 'kalifaat' uitriep in delen van Irak en Syrië: "Hier rijst en wappert de vlag van de Islamitische Staat en het Ware Monotheïsme. In zijn schaduw, van Aleppo tot Diyala, zijn de muren van de tirannen vernietigd, hun vlaggen neergehaald en hun grenzen uitgewist; hun soldaten gedood, gevangengenomen of verslagen. De moslims worden ge-eerd en de ongelovigen zijn vernederd."
De opstellers van deze buitengewoon koddige retoriek zijn niet op hun achterhoofd gevallen, hoezeer zij die indruk ook wekken. En ze leven zeker niet in de Middeleeuwen.
Zo beschikt de IS-organisatie over een goed geoliede, moderne strijdmacht (die kekke zwaarden haalt ze slechts om publicitaire redenen uit het vet). De geavanceerde propagandamachine maakt inventief gebruik van sociale media. De leiders hebben duidelijke, haalbare doelen voor ogen en trachten die op rationele wijze te verwezenlijken, ondanks alle religieus-folkloristische malligheid en extreme kwaadaardigheid.
Ideaal
De Islamitische Staat is geen traditionele, religieuze beweging maar een moderne multinationale onderneming die, net als andere moderne multinationals, slechts één doel voor ogen heeft: de allergrootste te worden. Die ambitie heeft de nieuwbakken 'kalief Ibrahiem', CEO van IS Inc., gemeen met alle andere CEO's. Alleen handelt IS niet in wasmiddelen, ijsjes of sterke drank. Hij probeert een ideaal te slijten aan het veelbelovende, groeiende marktsegment van de gefrustreerde moslim - wat niet zo'n heel andere activiteit is dan het verkopen van zoveel mogelijk ijsjes of graanjenever.
Het is misschien even wennen om op een dergelijke manier naar islamitische terreurorganisaties te kijken. We zijn gewend geraakt aan goed bekkende journalistieke adjectieven als 'fundamentalistisch' en 'extremistisch' voor dit soort ostentatief 'religieuze' organisaties. Een nieuwe bril is altijd even wennen, maar je kunt er wel veel scherper mee zien.
Kijk maar. Vorige maand veroverde IS de belangrijkste dam van Irak, nabij Mosoel. De berichten waren alarmerend: wat als de extremisten de dam opblazen en half Irak onder water zetten? Zoiets kun je verwachten van geloofsfanatici: dat ze de sluizen openen om te zien welke zuivere zielen - à la Noach, Noeh in de Koran - komen bovendrijven.
"Een organisatie met een apocalyptische eindtijdvisie", noemde generaal Martin Dempsey IS. De Amerikaanse legerchef, die zich toch al langer het hoofd moet hebben gebroken over IS, kon er niet verder naast zitten.
De dam bleef heel. Sterker: toen Koerdische troepen half augustus het bouwwerk weer in handen kregen, bleek IS achterstallig onderhoud aan de dam te hebben gepleegd. Al die nachtelijke uren koranstudie bij flakkerend kaarslicht had de IS-leiding er niet blind voor gemaakt dat opblazen van de Mosoeldam, vanuit bedrijfsstrategisch oogpunt, onzinnig was. Dat zou namelijk het leefgebied van de centrale soennitische Iraakse stammen grotendeels vernielen, en IS is afhankelijk van hun steun, omdat de beweging zelf over onvoldoende troepen beschikt om controle uit te oefenen over wat hij tot zijn (enorme) grondgebied rekent. De opportunistische steun van deze stammen is een vitale grondstof voor IS, die het bedrijf niet lichtzinnig zal verspelen.
De dam vormde ook een potentiële inkomstenbron. De Islamitische Staat levert het Assad-regime stroom, afkomstig van centrales die IS eerder in het oosten van Syrië op ditzelfde regime veroverde. Zoals hij ook olie en gas heeft geleverd aan de 'afvallige tirannen' in Damascus, uit installaties die voorheen onder controle van Assad & co stonden.
Samenhang met Hamas
Deze handelwijze van IS is vanuit theologisch oogpunt onverklaarbaar, maar logisch vanuit bedrijfskundig oogpunt: het kalifaat heeft de deviezen uit Damascus (dat IS minder vreest dan een democratische volksopstand) hard nodig. Militair materieel, mediacampagnes en het uitdelen van voedsel, medicijnen en olie om de sympathie van de onderworpen bevolkingsgroepen te winnen kosten veel geld. Geen haar op het getulbande hoofd van de kalief heeft er daarom aan gedacht deze dam op te blazen - hoe vaak hij ook met zijn hand op zijn hart zweert enkel op God en op God alleen te vertrouwen.
Beschouw je IS en verwante terreurgroeperingen als rationele, marktgerichte organisaties, dan is niet alleen hun optreden makkelijker te duiden en te voorspellen. Je ontdekt zo ook eenvoudiger samenhang in schijnbaar op zichzelf staande gebeurtenissen in het Midden-Oosten.
Opvallend genoeg legde vrijwel niemand verband tussen het uitroepen van het IS-kalifaat op 29 juni en het uitbreken van de Gaza-oorlog een week later, op 8 juli. Terwijl dat toch voor de hand ligt. Wie Hamas en IS primair beschouwt als religieus geïnspireerde, irrationele bewegingen, zal niet snel geneigd zijn ze als gezworen vijanden te beschouwen. Beide organisaties zijn immers strikt soennitisch, in de 'fundamentalistische' variant, verzot op militante koranteksten. En ze streven eensgezind naar een Jodenvrije heilsstaat in het Midden-Oosten.
Maar dat Apple en Samsung allebei iets met smartphones hebben, maakt ze allerminst tot natuurlijke bondgenoten. Ook Hamas en de Islamitische Staat zijn in een felle concurrentiestrijd verwikkeld om het nog altijd relatief schaarse aantal fanatieke djihadisten. Hamas kampt in de eigen Gazastrook en daarbuiten al jaren met een verslechterend imago. De organisatie, opgericht om de Joodse staat op de knieën te dwingen en het ultieme recht te laten zegevieren, is in al die jaren van propaganda en militant activisme geen millimeter opgeschoten. Integendeel: Hamas is zelf uitgegroeid tot een corrupte en repressieve politieke autoriteit. Dat heeft het merk geen goed gedaan.
Geen wonder dat de afgelopen jaren nieuwe, veelbelovende en dus concurrerende organisaties zijn opgestaan in de Palestijnse gebieden, zoals de Jamaat Ansar Bayt al-Maqdis en de Majlis Shura al-Mujahideen. Ze identificeren zich openlijk met IS, waaraan ze ook strijders leveren. Net als IS opereren zij supranationaal: zij voelen zich evenveel thuis in de Egyptische Sinaï als in de Gazastrook. Daarmee vormen ze een serieuze bedreiging voor de gevestigde Palestijnse verzetsorganisaties Hamas en Islamitische Djihad. En die kunnen hun afkalvende marktaandeel slechts terugwinnen door nietsontziend de confrontatie met Israël op te zoeken.
In dat licht zijn de raketbeschietingen van Hamas - op het oog een ondoordachte zelfmoordactie van waanzinnige geloofsfanaten - niet meer dan een rationele strijd om het voortbestaan van de organisatie. Want hoe reageert Samsung op de duizelingwekkende verkoopcijfers van Apple's laatste iPhone-model? Hij lanceert een nog grotere smartphone. En wat doet Hamas Inc. wanneer een nieuwe concurrent hem van de markt dreigt te duwen? Inderdaad.
Religieuze wetten
Ook het uitroepen van een 'ouderwets' kalifaat biedt organisaties als IS voordelen voor hun bedrijfsvoering, marktaandeel en coolness-factor. Om dat te begrijpen, moeten we eerst weten waar de term kalifaat op slaat. Of beter nog: hoe de doelgroep ('gefrustreerde, losgeslagen moslimjongeren') dit begrip interpreteert.
Het woord 'kalifaat' is afgeleid van het woord 'kalief', in het Arabisch: khaliefa, wat oorspronkelijk 'plaatsvervanger' betekende. Ergens in de zevende eeuw, dus relatief kort na het ontstaan van de islam, kreeg de politieke leider van de 'moslimnatie' of oemma deze eretitel toebedeeld - in de zin van 'plaatsvervanger van God'. Deze vroege kaliefen (heersers over een 'kalifaat', zie kader onderaan) probeerden uiteraard zoveel mogelijk religieuze autoriteit naar zich toe te trekken. Daarmee kwamen zij in conflict met de ontluikende klasse van de schriftgeleerden, die het monopolie eisten op de interpretatie van Gods wil. Zo verzetten de vroege islamitische schriftgeleerden zich tegen de wens van de kaliefen om zelf religieuze wetten te mogen uitvaardigen, of deze in een handzaam 'seculier' compendium te gieten - zoals de Oost-Romeinen dat in de zesde eeuw hadden gedaan met hun vermaarde Corpus Iuris Civilis.
Uiteindelijk, in de negende eeuw, kwamen de politieke en religieuze elites tot een werkzaam vergelijk. De kalief had voortaan drie kerntaken: het verdedigen van de moslimnatie tegen externe vijanden, het zorgdragen voor verspreiding van de islam en het bewaken van de openbare orde op basis van de sharia: de door de schriftgeleerden geformuleerde goddelijke Wet. De kalief mocht wel aanvullende politieke of seculiere wetten uitvaardigen, indien hij deze nodig achtte voor de uitvoering van zijn kerntaken. Het zal niet verbazen dat de kaliefen die noodzaak regelmatig inzagen.
De tweede, tegenwoordig veel courantere betekenis van het woord kalief (te weten: 'opvolger' - van de Profeet) kreeg waarschijnlijk pas in deze latere periode de overhand. Ze wijst mede op de toegenomen macht van de schriftgeleerden: zij zagen zichzelf als enige legitieme vertegenwoordigers van Gods wil op aarde. De kalief diende in hun ogen slechts het voorbeeld van de profeet Mohammed na te volgen, in de beperkte, militaire zin van Aanvoerder der Gelovigen, of amier al-moe'minien. De twee titels groeiden zo uit tot synoniemen.
De historische kaliefen waren, op zijn zachtst gezegd, niet altijd onomstreden waar het hun persoonlijke piëteit betrof. Zo trokken de Abbasieden, onder wier gezag handel, kunst en wetenschap in het Arabisch-islamitische Rijk tot grote bloei kwamen, zich privé weinig van de sharia aan. Maar de geestelijkheid accepteerde hun verknochtheid aan profane verlokkingen van wijn, schaars geklede dansmeisjes, snaarmuziek en baardloze schandknapen, blijkbaar als onderdeel van de overeengekomen taakverdeling. Hun prioriteiten lagen bij de disciplinering van het volk; niet bij het terechtwijzen van de maatschappelijk afgezonderde politieke elite - die de belangrijkste moskeeën en koranscholen financierden.
Het laatste kalifaat van enig belang was dat van de Turkse Ottomanen. Het werd in 1924 afgeschaft door Mustafa Kemal (Atatürk), president van de nieuwe seculiere republiek Turkije, die in hetzelfde jaar een eind maakte aan de Turkse shariarechtbanken. Vanaf dat moment was het kalifaat vooral een droom voor naar het verleden hunkerende moslims. Het is veelzeggend dat de kalifaatsbeweging, die vanaf de vroege jaren twintig ijverde voor een herstel van het kalifaat en in Gandhi zijn beroemdste pleitbezorger had, slechts voet aan de grond kreeg in die moslimgebieden in Azië waarover de Ottomaanse sultan-kaliefen nooit hadden geheerst.
A-historisch ideaal
Het 'kalifaat' is in de twintigste eeuw dus van een politieke realiteit in een ideaal veranderd. En geheel in lijn met de groeiende populariteit van moslimbewegingen die een terugkeer naar de vroegste beginperiode van de islam propageren (de salafisten) werd het kalifaat van de eerste vier, ahistorische, 'rechtgeleide' kaliefen het ultieme ideaalbeeld. Juist dat zij niet historisch maar legendarisch zijn, maakt ze zo geschikt als focuspunt voor contemporaine, quasi-vrome gevoelens van onvrede en verlangen, en daarmee voor ideologische exploitatie door politiek-criminele organisaties.
Toen IS op 29 juni wereldkundig maakte dat het eigenhandig het kalifaat had gereanimeerd, met 'kalief' Ibrahiem Aboe Bakr al-Baghdadi als Aanvoerder der Gelovigen, greep hij dan ook niet terug op de historische kalifaten zoals die van de Abbasieden of Ottomanen, ook al wekten sommige media die indruk. De beweging refereert juist aan het ahistorische ideaal van de rechtgeleide kaliefen, dat in de huidige moslimwereld veel meer weerklank vindt. De nom de guerre van de leider van IS luidt niet voor niets Aboe Bakr: dat was de naam van de eerste rechtgeleide kalief - de directe opvolger van de profeet Mohammed.
Het kalifaat dat de IS in de aanbieding heeft, is de salafistische equivalent van de witter-dan-witclaim waarmee wasmiddelenfabrikanten doorgaans schermen. Wie op zoek is naar een puur, onbezoedeld leven als moslim in een rechtvaardige heilsstaat op basis van de sharia (of wie ongestraft wil moorden en roven in naam van een Hoger Ideaal) zal immigratie naar de nieuwe Islamitische Staat overwegen, naar de inschatting van de IS-marketingafdeling. Zo'n witter dan witte islamitische staat heeft immers ooit écht bestaan, en is óók met een bescheiden groepje toegewijde volgelingen begonnen. Tenminste, zo leert ons de traditie.
'Collectieve plicht'
Die hele kalifaatsverklaring valt dan ook het beste te beschouwen als een innovatieve vacaturecampagne van IS Inc. Dat zat na de laatste successen op het slagveld blijkbaar verlegen om nieuwe, enthousiaste rekruten. De verklaring benadrukt niet voor niets de 'collectieve plicht' van de wereldwijde moslimgemeenschap zich onder het gezag te stellen van de nieuwe Aanvoerder der Gelovigen: Aboe Bakr al-Baghdadi. "Zij die geloven in Allah mogen niet gaan slapen zonder trouw te zweren aan de kalief."
Ook werknemers van concurrenten worden opgeroepen de eigen organisaties de rug toe te keren en zich aan te sluiten bij het enig ware kalifaat: "O soldaten van de strijdgroepen en organisaties, weet dat nu het kalifaat is gevestigd en bestendigd, jullie eigen groepen en organisaties onwettelijk zijn geworden."
Dat organisaties als het Noord-Afrikaanse Ansaar al-Sharia, dat Isis vóór 29 juni in woord en daad steunde, het nieuwe kalifaat formeel nog altijd niet hebben erkend, is dus niet zo verwonderlijk. Absolute onderwerping aan 'kalief Ibrahiem' gaat de bloedbroeders van Ansaar toch te ver.
Coördinatie en de uitwisseling van mankracht en expertise is iets anders dan eenzijdige overname.
Zie hier de achilleshiel van het businessmodel van de Islamitische Staat. Zijn coolness-factor en merkstatus hangen grotendeels af van de vorderingen op het slagveld, en die zijn weer sterk afhankelijk van zijn gelegenheidscoalities met andere soennitische groeperingen. Als de nieuwe Iraakse regering erin slaagt een werkelijk nationale, inclusieve politieke cultuur te scheppen, kan ze de soennitische stammen losweken uit hun vaak uit nood geboren coalities met de IS.
Vorderingen op dit gebied zullen veel effectiever zijn dan welke militaire actie tegen IS dan ook. Militaire acties kunnen op korte termijn levens redden, maar zijn nooit een oplossing voor het cruciale gebrek aan stabiele rechtsstaten - en daarmee de aantrekkelijkheid van 'de sharia' of een 'kalifaat' als alternatieve staats- en rechtsvorm - in de islamitische wereld. Maar dit zal een zaak van lange adem worden. De kolossale uitbarsting van Arabische volkswoede in 2011, bekend onder de misplaatste aanduiding Arabische Lente, heeft ons geleerd vooral niet te optimistisch te zijn.
Rechtgeleide kaliefen
De vier kaliefen die in de zevende eeuw hun bewind zouden hebben uitgeoefend, staan in de (veel later opgetekende) soennitische geschied- schrijving bekend als de rashidoen of 'rechtgeleide' kaliefen. Over het viertal - Aboe Bakr, Omar, Othman en Ali - ontbreken contemporaine islamitische bronnen; er zijn alleen uiterst vage verwijzingen in christelijke bronnen. Maar in de negende-eeuwse versie zouden zij buitengewoon rechtvaardig, kundig en vroom zijn geweest. Toch spreekt de soennitische traditie soms ook kritisch over Othman en Ali, de derde en vierde kalief. Dit terwijl de sjiitische traditie juist de vroomheid van Ali, neef en schoonzoon van de Profeet, benadrukt, vooral ten koste van Othman. Een deel van de sjiieten beschouwt Ali zelfs als enige rechtmatige, directe opvolger van Mohammed.
Naast de eerste kalief Aboe Bakr (zijn dochter Aisja was de favoriete vrouw van de Profeet) staat vooral de tweede 'rechtgeleide' kalief Omar ibn al-Khattaab onder soennieten in hoog aanzien. Onder zijn tienjarige bewind (634-644) werden niet alleen Syrië en Palestina op de Byzantijnen veroverd en in Irak het Perzische Rijk verslagen. Hij zou ook een rudimentaire bureaucratie hebben opgezet, en de islamitische kalender en het ambt van 'islamitische rechter' of kadhi hebben geïntroduceerd.
Maurice Blessing (1968) is arabist. Hij publiceert over geschiedenis en het Midden-Oosten. Blessing doceerde sharia (islamitisch recht).