De man achter Rembrandt De man achter Rembrandt

Het Rembrandtjaar levert alweer een spectaculaire expositie op: over Rembrandt en zijn belangrijkste opdrachtgever, kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh.

door Cees Straus

Te midden van de wat saaie portretten die Rembrandt in de jaren dertig en begin jaren veertig van de 17de eeuw maakte in Amsterdam, is de afbeelding van Agatha Bas een van de onbetwiste hoogtepunten. Alleen al de wijze waarop deze ongeveer dertigjarige vrouw in haar schitterende kostuum is afgebeeld, trekt alle aandacht op de expositie die volgende week opent in Het Rembrandthuis. Agatha was getrouwd met de rijke wolhandelaar Nicolaes van Bambeeck.

Opmerkelijk is het grapje dat Rembrandt zich veroorloofde: het lijkt of zij zich met haar linkerhand vasthoudt aan de ebbenhouten lijst. Een prachtig staaltje van trompe-l’oeil schilderen, relatief ongewoon in Rembrandts oeuvre. Vrij algemeen worden Rembrandts portretten in deze fase van zijn ontwikkeling als weinig opvallend beschouwd. Hij was nog niet de uitgerijpte meester die hij worden zou. Uitzonderingen zijn er echter legio, zoveel dat je de hele fase eigenlijk van een heel andere gezichtshoek zou moeten beschouwen.

Het is de nieuwste expositie in dit Rembrandtjaar. Het valt op hoe rustig, bijna kabbelend, het herdenkingsjaar tot nu toe is verlopen. Pas met de ’match’ tussen Rembrandt en zijn Italiaanse voorbeeld Caravaggio kwam het jaar goed op stoom.

Tot die tijd lagen de meeste tentoonstellingen qua beoordeling wel heel dicht bij elkaar. Ze leken enorm op elkaar: presentaties van bijna alle tekeningen, bijna alle etsen of andere, themagebonden exposities legden voortdurend de nadruk op de genialiteit van de meester – die al een eeuw of langer niet wordt weersproken.

Maar deze nieuwe expositie is eindelijk een ander verhaal. Niet de schilder als absoluut genie krijgt weer aandacht, maar de verhouding tussen hem en zijn belangrijkste opdrachtgever Hendrick Uylenburgh staat centraal.

Hoe kan het dat het Rembrandthuis, dat eerder in het jaar met Rembrandt-expert Ernst van de Wetering het hele pand aan de Amsterdamse Jodenbreestraat volhing met de ’ rembrandteske’ Rembrandt, nu zo plotseling een ronduit spectaculaire presentatie weet samen te stellen? En met zijn eigen conservator?

Van de vele ontwikkelingen in Rembrandts leven was de relatie met zijn opdrachtgever(s) nog weinig belicht. In elke standaardwerk gaat de aandacht immer uit naar de meesterlijke kwaliteit die Rembrandt van begin af aan heeft uitgestraald. Het enige standaardwerk dat de nadruk legt op de wisselwerking met de opdrachtgevers is dat van Gary Schwartz, dat bij verschijning dan ook meteen omstreden raakte. Hoewel Schwartz niet tot het kleine gezelschap van organisatoren van de expositie in het Rembrandthuis behoort, kun je stellen dat zijn geest rondwaart op deze expositie. Ook los daarvan is er een schat aan nieuwe opvattingen aangeboord, die de kijker zijn opvattingen dwingt bij te stellen.

Wie was deze kunsthandelaar die zo vaak voor de vader van Rembrandts vrouw Saskia wordt gehouden (ze was echter een nichtje van hem)? Hoe diep die verwarring over de afkomst van Saskia zit, ervoer ik het afgelopen weekeinde als bezoeker van de Huntington Art Gallery, een prestigieus museum in Los Angeles. Staande voor een vrouwentronie van ’verdachte’ kwaliteit (het werk werd toegeschreven aan de omgeving van Rembrandt, maar was waarschijnlijk een wat later te dateren kopie), kreeg je van een toegesnelde suppoost te horen dat ’het hier om een heus portret van Rembrandts vrouw’ ging, ’die nog wel van Russische komaf was’.

Waarschijnlijk zijn er velen die Saskia (1612-1642) als de dochter zien van de kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh. Die hield zich, alvorens zich kort voor 1625 in Amsterdam te vestigen, gedurende vele jaren in Dantzig, en waarschijnlijk ook Krakau en Warschau op. Saskia trad in 1634 met Rembrandt van Rijn in het huwelijk, op haar 22ste. Ze was de dochter van Hendricks jongste broer, Rombertus. Over Hendricks Poolse tijd is maar weinig bekend. Zijn vader stichtte het gezin in de tweede helft van de 16de eeuw.

Zelfs over het geboortejaar van Hendrick Uylenburgh bestaan nog vraagtekens; 1587 of 1589 komen nog het meest in aanmerking. Jeugdig zal Hendrick in 1625 bij zijn aankomst in Amsterdam zeker niet zijn geweest. Hij beschikte over een netwerk van belanghebbenden, onder wie een invloedrijke groep investeerders en verzamelaars voor wie hij veelvuldig op zoek was naar de beste schilders.

Uylenburgh moet Rembrandt waarschijnlijk al snel hebben leren kennen. Het eerste, zakelijke contact dateert van 1631, toen Rembrandt de kunsthandelaar 1000 gulden leende. Rembrandt doorliep in die tijd een stage van een halfjaar op het atelier van Pieter Lastman, dat in de Sint Anthoniesbreestraat, vlakbij de St. Anthoniessluis (dezelfde sluis die in zijn grafische oeuvre figureert) en ook dichtbij de zaak van Uylenburgh. In die tijd zou hij bij Uylenburgh zijn ingetrokken. Het was niet ongewoon dat een schilder in de kost was bij een oudere collega. Uylenburgh was behalve kunsthandelaar zelf ook schilder (als zodanig was hij lid van het gilde) en trok vanwege de vaste inkomsten huisgenoten aan. Uylenburgh kon op deze wijze ook een oogje op Rembrandts ontwikkeling houden en als het ware investeren in zijn kwaliteiten, die toen al zeker aanwezig waren.

Na Hendrick Uylenburghs dood in 1661 werd de kunsthandel door zijn zoon Gerrit voortgezet, wat ertoe leidt dat de naam van de vader nogal eens wordt verward met die van de zoon. Gerrit Uylenburgh was net als zijn vader, schilder en ondernemer en daarnaast ook taxateur. Hij zou als handelaar faam maken met enkele beroemde schilders van zijn tijd, zoals Gerard de Lairesse en Jürgen Ovens.

Rembrandt hield aan zijn relatie met Hendrick Uylenburgh behalve een fors krediet (wat aantoont dat hij als 25-jarige schilder al in goede doen verkeerde) een lange rij portretten over. Uylenburgh moet een onbegrensd vertrouwen in hem hebben gehad, de ’sitters’ waren niet de minsten die zich door de van oorsprong Leidse schilders lieten afbeelden. Zo had hij in 1632, het tweede jaar na zijn verbintenis met de kunsthandelaar, al een opdracht te pakken aan het stadhouderlijk hof in Den Haag. Hij mocht Amalia van Solms portretteren. Of Rembrandt deze opdracht aan Uylenburgh te danken heeft, is niet bekend. Er zal zeker onderhandeld zijn op het hoogste niveau, waarbij Rembrandt voorspraak van invloedrijke adviseurs moet hebben gehad.

Overigens, Rembrandt heeft in de vier jaar dat hij voor Uylenburgh werkte, talloze portretten gemaakt waarvan de afgebeelde persoon niet bekend is geworden. Deze groep omvat niet de zo populaire ’tronies’, de anonieme koppen die de schilder als studiemateriaal beschouwde. Afgaande op hun veelal rijke kleding, moeten de onbekende geportretteerden tot de gefortuneerde klasse van de eerste helft van de 17de eeuw worden gerekend.

Vrijwel zeker zaten daar ook doopsgezinden bij. Kunsthandelaar Uylenburgh was lid van deze kerk, en kreeg zo opdrachten toegespeeld. Uit boedelinventarissen is gebleken dat werk van Rembrandt onderdeel uitmaakte van doopsgezinde kunstcollecties. Wellicht dat dit een verklaring geeft voor de aanwezigheid van de religieuze onderwerpen die Rembrandt aan de Bijbelboeken ontleende. In ieder geval is van één figuurstuk zeker dat het aan een doopsgezinde koopman heeft toebehoord. Dat is ’De man in oosterse dracht’ – bekend als ’De nobele slaaf’ – waarin Rembrandt bewees al op vroege leeftijd (hij was 26 jaar oud) over monumentale kwaliteiten te beschikken.

Met het portret van Agatha Bas hoort ’De man in oosterse dracht’, uit The Metropolitan Museum of Art in New York, tot de topstukken van de expositie. Je kunt er niet onderuit: ook in de opdrachtsfeer was Rembrandt de geniale meester.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden