Interview
De mammoet keert terug
Somber over het verlies van biodiversiteit? Geen nood! Het is nu al mogelijk om uitgestorven diersoorten tot leven te wekken. De mammoet kan onze natuur verrijken.
Wat hebben de dodo, het heidehoen, de gouden pad en de Tasmaanse tijger gemeen? Ze zijn alle uitgestorven - en ze staan op de nominatie om uit de dood te herrijzen. Jawel, het terugbrengen van verdwenen diersoorten is waar een groeiende groep wetenschappers zich mee bezighoudt.
Het is geen sciencefiction meer. De uitgestorven Pyreneese steenbok is al succesvol gekloond en door ouderwets te kruisen lopen er weer oerossen rond. Of je nu kloont of selectief fokt, gemakkelijk is het allemaal niet; feitelijk is het resultaat niet meer dan een nepvariant die lijkt op de uitgestorven soort. Maar terwijl biologen zich zorgen maken over ‘de-extinctie’ gaan de ontwikkelingen hard. De Internationale Unie voor Natuurbescherming (IUCN) heeft al richtlijnen opgesteld voor juiste toepassing van de techniek.
De Zweedse wetenschapsjournalist Torill Kornfeldt woonde eens een lezing over het onderwerp bij. Geïntrigeerd schreef ze er een boek over, dat volgende week verschijnt: ‘De terugkeer van de mammoet’. Want, ja, de duizenden jaren geleden uitgestorven wolharige mammoet zou weer op de Siberische toendra moeten gaan rondzwerven.
Wat drijft mensen om uitgestorven diersoorten terug te brengen?
“Deels worden ze gedreven door pure nieuwsgierigheid. Het zijn wetenschappers die willen weten hoe het in de praktijk in hemelsnaam mogelijk is om een uitgestorven diersoort terug te brengen. Ze zijn gefascineerd door de vele praktische uitdagingen die hierbij komen kijken.”
Het is voor hen niet meer dan een speeltje?
“Nee, het is veel meer dan dat. Ze maken zich zorgen om het verlies aan biodiversiteit en hopen dat ze met hun werk een positieve bijdrage kunnen leveren om onze verschraalde natuur te verrijken. Zij kiezen daarom vaak soorten die charismatisch en iconisch zijn, maar die ook waarschijnlijk een sterke, positieve impact op het ecosysteem hebben.”
Toch beklijft vooral het beeld van de gekke geleerde die in de kelder werkt aan een nieuwe Frankenstein.
“Dat beeld is onterecht. Niet alle wetenschap is doelgericht en praktisch toepasbaar, zoals het ontwikkelen van een medicijn tegen kanker dat bijvoorbeeld is. Een beetje knutselen en aanrommelen is net zo’n belangrijk onderdeel van de wetenschap. We danken veel vooruitgang aan onderzoekers die zich vooral lieten leiden door hun nieuwsgierigheid.”
Biodiversiteit kunnen we toch eenvoudiger beschermen? De jacht verbieden. Vervuiling voorkomen. Natuurparken instellen...
“Natuurlijk zijn dat allemaal goede ideeën, maar ze sluiten op geen enkele manier uit dat we intussen ook proberen om uitgestorven diersoorten terug te brengen.”
Maar geld kun je niet overal tegelijk aan uitgeven. Geven we het aan een ‘gekke geleerde’, dan gaat het niet naar bewezen alternatieven.
“Alle projecten rondom de-extinctie worden uitgevoerd met heel krappe budgetten. Voor George Church is het terugbrengen van de mammoet een veredelde hobby naast zijn betaalde baan als professor aan zowel Harvard als MIT. Deze projecten concurreren niet om geld met andere pogingen voor behoud van biodiversiteit. Veruit het meeste geld komt overigens uit potjes voor technisch of medisch onderzoek en ontwikkeling, waarvan de resultaten later ook voor mensen relevant kunnen zijn.”
Hoe weten we zeker dat er geen onbedoelde, schadelijke gevolgen zijn als we eenmaal een uitgestorven diersoort terugbrengen?
“Dat weten we niet. Dat is ook waarom biologen voorzichtig of zelfs uitgesproken kritisch zijn. Biologie is zeer complex; als je iets introduceert in een ecosysteem zal het een cascade van veranderingen op gang brengen, die vooraf niet te voorspellen is. Sommige veranderingen zullen we bestempelen als goed, andere als slecht. We weten gewoon niet wát er precies gaat gebeuren, maar wel dát er van alles gaat gebeuren. Het enige wat we kunnen doen, is proberen om een zo goed mogelijke inschatting te maken.”
Bent u dan niet bang voor de gevolgen?
“Het is gemakkelijk om bang te worden van de mogelijke gevolgen als uitgestorven diersoorten terugkomen. Maar we moeten ook beseffen dat er eveneens gevolgen zijn als we ze níet terugbrengen. Wanneer we bijvoorbeeld de grote grazers niet herintroduceren in Europa, weten we vrij zeker dat er een hoop soorten zullen uitsterven. Eerst kruiden en bloemen, dan insecten, daarna kleinere vogels en ook kleine zoogdieren. Niets doen heeft namelijk net zo goed gevolgen.”
Critici vrezen dat we de natuur nog meer zullen zien als iets waaraan we kunnen sleutelen.
“Klopt, maar maakt het werkelijk uit als je door het bos loopt en ergens op een takje een vogel ziet waarvan de voorouders kunstmatig zijn gecreëerd in een laboratorium? Heb jij dat door? Zo ja, zie je het vogeltje dan als een schending van iets puurs? Of misschien juist als een baken van hoop? Immers, wij mensen zijn in staat gebleken om een zelfgecreëerd probleem te erkennen, verantwoordelijkheid te nemen en creatief aan te pakken. Zoveel natuur om ons heen is al onder invloed van mensen veranderd en verpest, dat we deze vogel misschien wel juist zien als een wonderlijk toonbeeld van iets positiefs.”
De tekst loopt door onder de afbeelding
Geeft de techniek ons niet een excuus om ons niet langer te bekommeren om bedreigde diersoorten?
“Welnee. Wij breken het Colosseum of het Parthenon toch ook niet af, simpelweg omdat wij mensen in staat zijn om vandaag iets dergelijks opnieuw te bouwen als we dat zouden willen? Er is geen enkel bewijs dat we met opzet iets vernietigen omdat we weten dat we het alsnog kunnen construeren.”
De vermaarde bioloog Paul Ehrlich zegt dat we met zo’n ‘technofix’ de morele les vergeten die besloten ligt in het huidige verlies aan biodiversiteit.
“Wat een afschuwelijk argument! Het suggereert dat dieren geen intrinsieke waarde hebben, maar slechts bestaan om ons iets te leren over onszelf. Dat is toch vreselijk arrogant? Bovendien zeggen deze critici eigenlijk dat we níet moeten proberen een probleem aan te pakken, omdat het probleem ons zo fijn herinnert aan het feit dat wij zondige wezens zijn. Ik vind het onbegrijpelijk en zelfs moreel verwerpelijk om zo te redeneren.”
Enkele voorvechters van de-extinctie zijn ongebreideld optimistisch. Worden zij erdoor verblind?
“Nou, de wetenschappers en pioniers die ik heb ontmoet zijn bepaald niet naïef. Ze zijn zich terdege bewust van de technische en ethische uitdagingen, en ze zijn bezorgd over het verlies van biodiversiteit. Maar dat hoeft niemand te beletten om optimistisch te zijn over onze mogelijkheden om oplossingen te verzinnen voor problemen. Vergeet niet dat je ook verblind kunt worden door pessimisme. Dat zien we naar mijn smaak al genoeg in milieukringen. Het werk om soorten te behouden betreft vooral moeizame pogingen om de afbraak richting een immense, onvermijdelijke catastrofe een beetje af te remmen en uit te stellen. Dat spreekt weinig tot de verbeelding. Het uit de dood laten herrijzen van uitgestorven diersoorten zou weleens kunnen zorgen voor een kentering in dat sombere gevoel. Het is belangrijk om een positief doel te hebben om naar te streven. Ik vind het optimisme eigenlijk wel verfrissend.”
Pleitbezorgers van de-extinctie worden gezien als techno-optimisten, maar ze hebben tegelijk een romantisch verlangen naar vroeger. Hoe kijkt u aan tegen die paradox?
“Die nostalgie zie ik ook, en ik vind het een zwak punt. Zelfs áls we uiteindelijk in staat blijken om de mammoet terug te brengen en zelfs áls de Siberische toendra daardoor gaat floreren, zal het niet worden zoals duizenden jaren geleden. Het is mij opgevallen dat veel pleitbezorgers van de- extinctie dezelfde hang hebben naar een verleden met een perfecte balans tussen mens en natuur als bijvoorbeeld de aanhangers van het paleodieet. Zij lijken te menen dat er ooit een perfecte staat was waarin de mens en de natuur verkeerden voordat technologie - voor het eerst in de vorm van landbouw - dat alles vernietigde. Dat is onzin. Onze soort heeft zich altijd geëvolueerd en heeft altijd de natuur veranderd en aangetast.
“Het is makkelijk om iets te romantiseren als je er niet veel verstand van hebt. Maar, ik moet zeggen: de pioniers rondom de-extinctie zijn minder van de nostalgie dan ik vooraf had gedacht. Ze zijn veel meer bezig met de toekomst.”
Waarom dan geen nieuwe soorten bedenken en creëren? Vliegende poezen! Dolfijnen op pootjes!
“Nou, eigenlijk doen we niet anders bij het terugbrengen van de mammoet. Het is feitelijk een olifant met een paar aanvullende eigenschappen, zodat het resultaat lijkt op ons beeld van een mammoet. Maar die teruggebrachte mammoet wordt feitelijk een geheel nieuwe soort.”
Waar houdt de ene soort dan op en begint de andere soort?
“Dat zijn interessante vragen die de-extinctie opwerpt. Bij genetische modificatie voegen we vaak één of een paar genen toe, zodat een gewas bijvoorbeeld beter tegen droogte kan. Dat is bij diersoorten niet anders. Als we dat bij een mens zouden doen, zouden we het resultaat ook niet plotseling zien als iets heel anders dan een mens. Zoals veel Noord-Europeanen heb ik een genetische modificatie, zodat mijn lichaam melk kan verwerken. Toch word ik gezien als een mens, net zoals degenen die zo’n gen missen. Dat geldt ook voor de genen die ervoor zorgen dat onze lever alcohol kan verwerken, of die zorgen voor sproeten als de zon schijnt. Een paar genen zijn niet bepalend voor wie we zijn of voor de vraag tot welke soort we behoren.”
Hoe gaat het nu verder met de-extinctie?
“Deze technologie zal verder worden ontwikkeld en daar moeten we dus iets mee. In onze geschiedenis is het de mens nog nooit gelukt om technologische ontwikkeling te stoppen. Ook als de drukpers je tegenstond, kon je niet meer zeggen dat je het niet wilde en dat het moest worden verboden. We zijn met de-extinctie voorbij het punt om te bespreken óf we deze technologie wel of niet moeten gebruiken; het gaat er nu om hoe we haar op een verantwoorde wijze inzetten.”
Wanneer kunnen we de terugkeer van een uitgestorven diersoort verwachten?
“Dat is afhankelijk van je definitie. Het project om iets terug te brengen wat lijkt op de oeros - die in de zeventiende eeuw is uitgestorven - op basis van het erfelijk materiaal van runderen, kan al binnen een paar jaar afgerond zijn. De mammoet is een heel ander verhaal. Het is nog onduidelijk of het zal lukken om aangepaste cellen in een petrischaaltje te veranderen in stamcellen, zodat ze verder kunnen ontwikkelen tot embryo’s. En dan heb je nog eens een surrogaatmoeder nodig, ofwel een olifant die de embryo moet voldragen, met alle risico’s van dien; tenzij het mogelijk blijkt om een uitwendige baarmoeder te produceren... U ziet: daar zijn we nog lang niet.”
Hoe bepalen we welke soorten terug moeten komen?
“Momenteel beslissen de wetenschappers dat zelf, maar daar zou debat over moeten komen. Het is belangrijk dat de wetenschappers met het publiek in gesprek gaan over keuzes en prioriteiten. Je kunt niet zomaar iets in de achtertuin van mensen loslaten zonder dat zij weten wat er speelt en waarom. Publieke steun is essentieel.”
De tekst loopt door onder de afbeelding
Op 3 oktober verschijnt de vertaling van Torill Kornfeldts boek ‘De terugkeer van de mammoet. Een tweede leven voor uitgestorven dieren en planten’
De Geus; 256 blz. € 19,99