Column
De liturgische betekenis van de rouw om MH-17
Columniste Hanina Ajarai is niet langer welkom in het Algemeen Dagblad. Dat zal de Trouw-lezer om het even zijn, als de aanleiding tot haar ontslag eind juli niet tot een kleine mediastorm had geleid.
Drie jaar eerder was boven Oekraïne vlucht MH17 uit de lucht geschoten. In haar column schreef Ajarai toen: ‘Ik moet bekennen: op emotioneel niveau doet het mij niets. Helemaal niets. Ik heb geen seconde getreurd om de slachtoffers, ik ben niet geïnteresseerd in het onderzoek en de rechtszaak en ik sla de meeste berichtgeving over de MH17 over.’
Dat heeft ze geweten. Een tsunami van bagger overstroomde haar op de sociale media. Tijdens een uitzending van RTL Summer Night, waarop zij probeerde uit te leggen wat ze met haar column wel en niet bedoeld had, moest de journalist Olaf Koens, een van de eersten die op de rampplek was geweest, zich naar eigen zeggen ‘heel erg inhouden. Je weet niet’, zo voegde hij haar toe, ‘wat je hiermee aanricht bij heel veel mensen. Het is echt smakeloos.’
Geen gelukkige woordkeus
Ook op de burelen van het Algemeen Dagblad ontstond beroering. Het ontbreekt Ajarai aan ‘binding met de lezers’, zo rechtvaardigt hoofdredacteur Hans Nijenhuis nu haar ontslag. Minstens moet je zeggen dat Ajarai’s woordkeus niet helemaal gelukkig was. Wanneer ze schrijft dat ze ‘geen seconde getreurd [heeft] om de slachtoffers’ bedoelt ze dat letterlijk. Maar gemakkelijk leest dat als: ‘Ik vond het eigenlijk wel best zo.’
Toch was haar column een stuk voorzichtiger dan die gewraakte zinnen. Sterker nog: zelf onderwerpt zij haar ongevoeligheid aan een scherp onderzoek. Waarom was zij wel ten diepste geraakt door de ineenstorting van de jonge Ajax-speler Abdelhak Nouri kort daarvoor en nam zij de berichtgeving over de luchtramp voor kennisgeving aan? Die verbazing is de kern van haar stuk. ‘Ik begrijp er zelf ook niks van,’ zo biecht ze op – en probeert vervolgens tamelijk vruchteloos een paar verklaringen uit.
Dat Ajarai storm oogstte met de wind die zij gezaaid had, kan haar niet verbaasd hebben. ‘Deze bekentenis is niet bedoeld om te provoceren of iemand te kwetsen, ook al kan ik de scheldkanonnades die zullen volgen op deze column wel vast uittekenen,’ schreef zij. Daar zat uiteraard flink wat moslimhaat onder, waardoor diezelfde Nederlandse ‘consensus’ al sinds jaren wordt vervuild.
Saamhorigheid
Maar er kwam iets anders bij. De rouw om de ramp van MH17 bracht in Nederland een ongekende samenhorigheid teweeg. De terugkeer van de lichamen vormde een nationaal televisiemoment met een bijna liturgische lading. ‘IJzingwekkend was het geluid van de vliegtuigmotor die uitgezet werd,’ schreef Thomas de Veen in NRC-Handelsblad. ‘Troostend was het ceremonieel. […] De orde van de wereld werd hier en nu hersteld.’
En vooral werd de eenheid hersteld waarnaar de Nederlandse samenleving, die zichzelf decennia lang steeds meer had zien verbrokkelen, zozeer verlangde. ‘Liturgisch’ was die ceremonie, omdat zich rond MH17 een soort civil religion kon vormen waarin het land zichzelf, zijn identiteit en zijn integriteit hervond. ‘Het gaat niet alleen om de nabestaanden’, zei presentator Beau van Erven Dorens in RTL Summer Night tegen Ajarai. ‘Het gaat ook om ons, het gaat om je land.’
Wie zo’n verlangen verstoort, krijgt het hard te verduren. Niet – of niet alleen – vanwege ongevoeligheid voor de honderden slachtoffers en hun nabestaanden. Er zijn helaas wel vaker vliegtuigen uit de lucht geschoten (waaronder één vol pelgrims op weg naar Mekka), en dat liet ons even koud als MH17 de columniste deed: ver van ons bed en we kennen er niemand van.
Heiligschennis
Maar wie zich plaatst buiten de symbolen waarmee Nederland opnieuw heeft ervaren ‘zichzelf’ te kunnen zijn, pleegt heiligschennis. Waarschijnlijk doorziet deze samenleving nauwelijks hoe religieus haar diepste sentimenten eigenlijk zijn. Daar hoeft geen God aan te pas te komen, en ook het Wilhelmus steekt er maar bleekjes bij af. MH17 was (en is) de herinnering aan de rouw waaromheen zich een gemeenschap aaneensluit. Alleen ketters staan daarbuiten – en tot zo’n ketter maakte Ajarai zich.
Dat maakt haar vragen niet minder pertinent: moediger misschien dan zijzelf wilde of besefte. Een columnist moet dit soort vragen kunnen stellen: dat is zijn roeping. Maar hij doet dat niet altijd straffeloos. Wie wérkelijk ongemakkelijke vragen stelt, hoort er al snel niet meer bij.