De Levenseindekliniek heeft het te druk met psychiatrische patiënten
Psychiaters schuiven patiënten met een doodswens zo vaak door naar de Levenseindekliniek dat die overloopt. Waar komt hun schroom vandaan?
De Levenseindekliniek heeft het inmiddels te druk met psychiatrische patiënten, waarschuwt Gerty Casteelen, een van de zes psychiaters die bij de Levenseindekliniek werkt. "Patiënten moeten nu zes tot negen maanden wachten. Dat is frustrerend." Casteelen kan zich voorstellen dat haar collega's buiten de kliniek het 'heftig' vinden om euthanasie te verlenen. "Toch kennen zij de patiënt wel het beste."
Casteelen reageert daarmee op de derde evaluatie van de Euthanasiewet, die vorige week verscheen. Daaruit blijkt dat de weerstand tegen euthanasie bij psychiaters groeit. Zestig procent kan zich niet voorstellen ooit mee te werken aan euthanasie. In 1995 - toen de euthanasiewet nog niet bestond - was dat de helft.
De hoogleraren die de evaluatie opstelden, adviseren de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP) een netwerk op te richten van psychiaters die voor euthanasieaanvragen openstaan. De vereniging laat desgevraagd weten dat zij bekijkt of het wenselijk is dit bij haar achterban te polsen. De beroepsvereniging noemt de cijfers uit de evaluatie 'helder' maar wil niet 'gissen' naar oorzaken.
Overbelast
De Stichting Euthanasie in de Psychiatrie, opgericht door twee moeders van kinderen die geen euthanasie kregen en zichzelf doodden, wil dat psychiaters zich meer inzetten om patiënten met een doodswens te helpen.
"Ons motto is: neem die wens altijd serieus. Probeer te achterhalen wat erachter zit. Als uit zo'n proces een wens tot euthanasie voortkomt, is het beter dat de eigen psychiater daarbij betrokken is."
Johan Huisman, voorzitter van een steunpunt waar psychiaters naartoe kunnen bellen met vragen over euthanasie, denkt dat psychiaters wellicht makkelijk tegen een patiënt zeggen: ga maar naar de Levenseindekliniek. "Een procedure ingaan kost veel overleg en tijd. Psychiaters zijn de laatste jaren redelijk overbelast, met name door toegenomen administratieve lasten."
Daar is Jim van Os, hoogleraar psychiatrische epidemiologie bij het UMC Utrecht, het mee eens. "Psychiaters denken: Shit, ik heb te weinig tijd om deze mensen te helpen. Ik worstel zelf ook met euthanasie. Ik kom mensen tegen met een doodswens die zich gemangeld voelen door de GGZ, en die volharden in het idee dat geen verbetering voor hen mogelijk is. Is euthanasie dan de oplossing?"
Tekst loopt door onder illustratie.
Falende GGZ
Een argument dat psychiaters volgens de evaluatie 'veelvuldig aandragen' is het slechte functioneren van de geestelijke gezondheidszorg. Van Os, bekend als criticus, begrijpt dat goed. "De zorg sluit vaak niet aan bij de problemen van mensen: de GGZ is een diagnose-behandel-productiebedrijf waarin weinig aandacht is voor hoop, herstel en identiteit."
Daarbij krijgen mensen met zware psychische problemen weinig ondersteuning, ziet hij. Daar is minder geld voor nu er meer mensen met lichte problemen instromen. Als de zorg zich opnieuw uitvindt in de wijk, dichtbij de mensen, minder technocratisch wordt en mensen helpt bij het bestaan, zal de euthanasievraag afnemen, is zijn verwachting.
Johan Huisman van het steunpunt bestrijdt dat de animo onder psychiaters afneemt om euthanasie te verlenen. "De cijfers logenstraffen dat."
Hij heeft hoop, zegt hij. Workshops over het thema zijn overtekend. En de Levenseindekliniek stond onlangs met een standje op het voorjaarscongres van de NVvP, om psychiaters te werven.
Met succes, laat de kliniek weten, dertien psychiaters toonden interesse. De sollicitatiegesprekken zijn gaande.
Een patiënt wil soms helemaal niet dood
Euthanasie bij psychiatrisch patiënten is glad ijs. Met welke dilemma’s worstelen artsen met wie zij hun doodswens delen?
1. De vrijwillige keuze
Bij de Levenseindekliniek kwam een patiënt die niet dood wilde. Hij wilde hulp, vertelde hij aan psychiater Gerty Casteelen van de Levenseindekliniek, maar kreeg die niet van de GGZ. “Het is heel triest als iemand zegt: ‘Ik heb alles geprobeerd, voor mij is geen hoop meer’. Maar dat is geen goed uitgangspunt om euthanasie aan te vragen.”
De vraag is hoe vrijwillig de doodswens van deze patiënt is. Dat is een dilemma, weet ook Jim Van Os, hoogleraar psychiatrische epidemiologie bij het UMC Utrecht. “Het is een feit dat steeds meer mensen vervreemd raken van een samenleving waar je steeds perfecter moet zijn, die intoleranter is jegens psychiatrische patiënten. Wie niet past in BV Nederland, voelt zich ongewenst.”
Vanuit dat gevoel van afwijzing kan een doodswens ontstaan, merkt hij. “Dat kan ook als ze negatieve ervaringen hadden met de GGZ, waardoor ze verharden in het idee dat er voor hen geen hulp is, geen weg naar een zinvol leven. Moeten psychiaters wel euthanasie verlenen als het systeem patiënten in de steek laat? Ik vind het ingewikkeld.”
2. De (on)mogelijkheid tot behandeling
Er zijn psychiaters die zeggen dat een patiënt nooit uitbehandeld is. Die weigeren op te geven. Maar wat als iemand al veertig jaar leidt aan schizofrenie of depressie en alle behandelingen heeft doorlopen die mogelijk zijn? Casteelen: “Dan kunnen we kijken of ze in aanmerking komen voor euthanasie.”
Bij zo’n aanvraag kijkt ze altijd naar hoe de behandeling is verlopen. “Als iemand zegt: ‘Ik ben aan mijn twaalfde psychiater toe’, dan denk ik: misschien is de behandeling niet goed op gang gekomen.” Wat Van Os ingewikkeld vindt, is dat het behandelperspectief met de tijd kan veranderen. Een behandeling die eerst niet aanslaat, kan later wel aanslaan, weet hij. Hetzelfde geldt voor medicijnen.
Volgens Casteelen zijn er wel echt mensen die niet meer kunnen profiteren van een behandeling. “Als mensen met ernstige trauma’s gaan dissociëren, dus uit de realiteit raken als overlevingsmechanisme, krijgen ze alleen maar meer klachten en herbelevingen. Niet alles is op te lossen.”
3. De schommelende doodswens
“Ik ben je dankbaar dat je niet op mijn euthanasieverzoek bent ingegaan”, vertrouwde een patiënt van Jim van Os hem tien jaar later toe. “Het enge aan euthanasie voor psychiatrische patiënten is dat ze soms op het ene moment dood willen en op het andere niet meer”, zegt de hoogleraar. “Daarom is het lastig om te bepalen hoe echt iemands doodswens is.”
Casteelen vindt het om deze reden van groot belang om een patiënt goed te leren kennen. “Als ik een bepaald patroon zie, als iemand zichzelf steeds te waardeloos vindt voor dit leven, denk ik: nee, dat doe ik niet. Het komt veel voor dat mensen zich halverwege terugtrekken. Dat ze in hun doodswens gehoord zijn, maakt soms dat ze weer verder kunnen.”