De laatste schooldag van dorpsschool De Mammoet was er een om te koesteren
Het doek is gevallen. Dorpsschool De Mammoet sluit, voorgoed.
Rembrandt, Ruud, Eddie, Frank, Mireille, Gemma, Katja en Christa - zo heetten mijn klasgenoten op de basisschool in Velswijk, een dorp zonder kerk of stoplichten in de Achterhoek. Als ik die negen namen opschrijf, zie ik geen kinderen voor me, maar leeftijdgenoten. We zaten in een klas van vier meisjes en vier jongens, en daar kwam later Frank nog bij. Hoewel ik eerst zijn vreemde accent en vrolijke, hoge stem wantrouwde, veranderde er verder niet zo veel.
We zaten steeds in combinatiegroepen, met afwisselend een hogere en dan weer een lagere klas in hetzelfde lokaal. Nooit waren we met meer dan twintig. Aan onze bureautjes werkten we de reken- en de taaltaken af, en als onze pen op was, mochten we zelf naar de berging om een nieuwe te halen. Stille, arbeidzame uren… Nou ja: één keer werd ik in de vijfde uitgedaagd tot een gevecht, kreeg het verwijt een stadse te zijn (ik sprak geen Achterhoeks) en tot mijn eigen verbazing wierp ik Jeroen Looman uit de hogere klas met een heupworp op het harde tapijt. Toen meester Pot terug in het lokaal kwam, waren we weer braaf de sommen aan het maken.
Onze school heette O.B.S. ‘Onder Dak’ en bestond uit drie naast elkaar gelegen klaslokalen met een hoog plafond en heel veel ruit. We keken uit op de weilanden en de roodbonte koeien van boer Hebbink. De kleuterschool was een soort houten hutje dat los van de rest stond. Daar waren we onze schoolloopbaan begonnen. Op de dag van overstap naar de eerste klas hadden onze moeders ons elk apart in een kruiwagen via de stoep van de Velswijkweg naar het hoofdgebouw gebracht. Zonder dat wij er iets van wisten, hadden ze samen besloten dat dit een belangrijk moment was dat moest worden gevierd! Een haag van mensen keek toe. Iemand heeft het allemaal op een Kodak Super8camera vastgelegd. Hoe zouden we ooit gelukkiger dan op de bodem van een kruiwagen kunnen zijn?
Lege Maggi-flesjes
In de eerste klas kregen we les van juffrouw Jolanda, tot ze een frontale botsing kreeg op de provinciale weg. We gingen op bezoek in het ziekenhuis. Daar lag ze, onherkenbaar met een slangetje in haar neus en geelpaarse plekken op haar kin en onder haar ogen. De derde en de vierde klas zaten we bij meester Kroezen, die lege Maggi-flesjes in de vensterbank verzamelde en graag een sigaret opstak tijdens de les. Soms werd Ruud naar kruidenier Kummeling gestuurd om een pakje Belinda Light te halen. Bij Kroezen schreef ik mijn eerste verhaal. Het ging over een varken dat ontsnapt was aan een afschuwelijk kleine stal en ervoor koos een eigen, avontuurlijker leven te gaan leiden. Toen ik mijn acht volgepende kantjes voorgelezen had, kreeg ik applaus, en niet alleen omdat het goed afliep, maar ook omdat het varken Vetje heette.
De vijfde en de zesde klas beleefden we bij meester Pot, die meestal kortweg Pot werd genoemd en de reputatie had onverbiddelijk te zijn. Hij was streng op spelfouten, vooral de dt. Het woord ’t Kofschip stond permanent in schoonschrift op het bord geschreven. Op het betegelde plein haalde hij ruziemakers uit elkaar door ze bij hun oren te grijpen. Zijn huis stond naast het schoolgebouw, dus hij was hier de baas, daarover kon geen misverstand bestaan. We hadden ons op een grimmig avontuur ingesteld, maar daar kwam het niet van. Pot had duidelijk schik aan onze klas, en bij ons, bij mij althans, was dat gevoel wederzijds.
Ieder jaar nam hij de hoogste drie klassen mee naar het eiland Ameland. Dan aten we op het strand van Hollum op een sprokkelvuur geroosterde schol en fietsten kilometers lang over schelpenpaadjes, totdat iemand achterin de groep ‘lekke band!’ riep en de plakspullen tevoorschijn kwamen. In de allerlaatste schoolweek voerde Pot ons, de negen leerlingen van de zesde klas, mee in de trein naar in Amsterdam. Uit het Centraal Station wandelden we over de Wallen via de grachten naar het Rijksmuseum toe. Er waren weliswaar stoplichten maar iedereen reed door rood. Bij het Rembrandtplein hadden we vanuit de McDonald’s een uitzicht op seksshop Lasse Braun.
Schaamde zich daar dan niemand voor? We voelden ons volwassen, vonden de stad best aardig, maar hoefden er zeker niet te wonen. We hadden de Citotoets gedaan, we konden de hele wereld aan.
Deze zomer gaat mijn oude school, de basisschool in Velswijk, voorgoed dicht. Zo komt in het buurtschap een einde aan meer dan tweehonderd jaar schoolgeschiedenis, beginnend in 1793. Ooit gaven een hoofdonderwijzer en een kwekeling in de huidige Opel-oldtimergarage Suselbeek les aan 95 kinderen. In 1959 kwam er eindelijk nieuwbouw, aan de overkant van de Kruisbergseweg. Daar leerden ik en mijn acht klasgenoten in de jaren tachtig rekenen en schrijven. In 2006 volgde sloop en een hypermoderne basisschool verrees tegenover de boerderij van Hebbink. De lokalen waren gegroepeerd rond een centrale hal; op het schuine dak groeide duurzaam mos; de buitenmuren waren van expressieve rode baksteen. Het was de eerste keer dat Velswijk de architectuurjaarboeken haalde.
Twaalf jaar na de laatste nieuwbouw is het definitief voorbij. De Achterhoek is een zogeheten krimpregio, dus niemand zal verrast over de sluiting zijn. De afgelopen veertien jaar zijn zevenhonderd Nederlandse basisscholen gesloten, de meeste in landelijke gebied. In de Achterhoek waren er dat de laatste tien jaar een kleine dertig. Toch noemt zelfs de onderwijswethouder van de fusiegemeente Bronckhorst dit einde onnodig. Funest was de in 2014 door de directeur van de overkoepelende stichting van openbare scholen genomen beslissing om O.B.S. Velswijk op te doeken. Het zou niet meer rendabel zijn, het aantal leerlingen was gewoon te klein. Ouders ondernamen actie, zochten de samenwerking met een ander schoolbestuur (dat christelijk was, wat de zaken verder compliceerde), en voorkwamen ternauwernood de sluiting. De stichtingsdirecteur die de voorbarige beslissing had genomen, werd door zijn werkgever de laan uitgestuurd.
Bij de doorstart in de vroege herfst van 2014 kreeg de school een nieuwe naam, ‘De Mammoet’, en een nieuw onderwijsconcept, maar de heisa had al veel leerlingen gekost. Ouders sturen hun kinderen liever naar een school waarvan zeker is dat die openblijft. Het zorgde voor spanningen binnen het dorp, want wie hield zijn kinderen op school, en wie haalde ze weg? De drie volgende jaren bleef de school steeds onder de landelijke norm van 39 leerlingen, waarna het ministeriële besluit volgde dat De Mammoet (26 leerlingen) alsnog zijn deuren moest sluiten. De omliggende gemeenten liggen gemiddeld vijf kilometer verderop - de kinderen zullen met de auto worden gebracht in plaats van zelf te fietsen.
Mistery guest
En zo komt het dat ik op een donderdagochtend samen met oud-klasgenoot Ruud van der Meulen, een gepromoveerd socioloog, voor een groep van ongeveer twintig kinderen sta. Ruud geeft sinds kort projectonderwijs op lagere scholen en eerder die week heeft hij met de kinderen de evolutietheorie van Darwin verkend en gesproken over bedreigde diersoorten en de leegloop van het platteland. Mijn opdracht is gelukkig simpel. Als auteur en oud-leerling van O.B.S. Velswijk moet ik ervoor zorgen dat de kinderen een verhaal gaan schrijven over de mammoet, die woeste, inmiddels uitgestorven bewoner van het Pleistoceen.
Bij de oefeningen worden we geholpen door juf Ingrid en meester Glenn en juf Lilian, die voortdurend in de weer zijn met de leerlingen en hoogstens tussen de bedrijven even naar het kleine keukentje kunnen gaan om een hap te nemen van een speculaaskoek of een kant-en-klare salade. Ze hebben een ‘continurooster’, wat betekent dat lunchpauzes ontbreken. Ondertussen probeer ik aan de enthousiaste maar moeilijk te sturen groep de plot-genererende kracht van het woordje ‘opeens’ duidelijk te maken. Na drie kwartier is het tijd voor de voordracht. We luisteren naar een verhaal over een mammoet die naar zee gaat en daar opeens op een haai stuit. Lieke uit de vijfde vertelt over een uitvindster die een tijdmachine in elkaar knutselt en afreist naar de oertijd om daar - hoe kan het ook anders - wol te verzamelen waarmee ze later de mammoet klonen kan.
Door heel rustig rond te kijken en ondertussen zacht te praten, schept Meester Pot zijn eigen gehoor
En dan komt plotseling de mystery guest van vandaag binnen. Hij gaat op een bureaustoel zitten in het midden van een woud van houten stoeltjes. Zijn donkere ogen, de peilende blik, die spottende glimlach: het is meester Jan Pot, 82 jaar. Kamiran roept: ‘Ik dacht dat jij wel 101 was!’ Meester Pot doet waar geboren onderwijzers zich in onderscheiden. Door heel rustig rond te kijken en ondertussen zacht te praten, schept hij zijn eigen gehoor. Als kind zag ik Jan Pot als acteur optreden in prachtige rollen als booswicht of charmeur bij Toneelgroep Velswijk. Dat gebeurde in buurthuis D’n Draejer, dat net als eerder de kruidenier en het postkantoor voor het dorp verloren dreigde te gaan. Actieve bewoners voorkwamen de sluiting. De zaal wordt de laatste jaren door vrijwilligers bemand. Samen met Onder Dak / De Mammoet vormde D’n Draejer de ziel van het dorp.
Pot was achter in de twintig toen hij in de jaren zestig vanaf Ameland in Velswijk aankwam. Zijn eerste baan als hoofdonderwijzer. Hij had toen slechts twee lokalen tot zijn beschikking, waar hij en een juf lesgaven aan 43 kinderen. Sommige kleuters kwamen in die jaren rechtstreeks van de boerderij in de eerste klas terecht. Ze waren nog nooit van huis geweest, huilden de eerste weken constant en spraken nauwelijks een woord verstaanbaar Nederlands.
‘Is het onderwijs veranderd?’ vraagt een van de oudere kinderen. We hebben net een filmpje gezien waarin getoond is hoe het er pedagogisch aan toe ging halverwege de eeuw. Pot knikt begrijpend, en legt uit dat leerlingen vroeger vooral stil op hun stoel moesten zitten; om het te demonstreren vouwt hij zijn armen over elkaar, en doet alsof hij zijn lippen dichtritst. De leerlingen kregen uitleg over zinsontleding of staartdelen en moesten vervolgens zelf met de opdrachten aan de slag gaan. En heel vroeger kregen de meisjes nog het vak ‘nuttige handwerken’; daar leerden ze borduren en breien van. Ongeloof op de gezichten: Jemig, wat saai!
“Zat je ook nog op een school toen je kinderen moest slaan?” luidt de volgende vraag. Meester Pot krijgt even een twinkeling in zijn ogen. Nou, zegt hij glimlachend, nou… De liniaal en de plak heeft hij nooit gebruikt, maar hij had zo zijn eigen methode. Ruud knikt en grijpt onwillekeurig naar de schelpen van zijn licht uitstaande oren. De kinderen knikken bedremmeld; juffrouw Ingrid grapt dat ze hier interessante ideeën opdoet. Er komt een grote trekker voorbij, van het merk Case, waarvan het geluid door de open schuifdeuren golft en een paar tellen het gesprek overstemt.
Dan de vraag over het onderwerp dat we tot nu toe uit de weg zijn gegaan. Een meisje vraagt: Is de school vaker gesloten? Meester Pot kijkt op, denkt na, legt een hand achter op zijn hoofd. Met een frons op zijn gezicht geeft hij het kortst mogelijke antwoord: Nee.
De vraagstelster, bedremmeld vanwege de stilte, vat het antwoord nog eens samen: ‘Dit is dus de eerste keer.’ Ja, dit is de eerste keer. Een jongen begint te huilen, hij slaat de handen voor zijn gezicht. Meester Glenn gaat naast hem zitten, en legt een arm op zijn schouder.
In het leven, ook in de klas, schrikken we altijd van tranen, misschien vooral omdat we bang zijn door het verdriet te worden aangestoken. Pot snijdt een ander onderwerp aan. Hij vertelt over de kleiopdrachten die hij vroeger gaf, en de prachtige kleioven waar indertijd in gebakken werd. Is die oven nog in gebruik? Nee, niet echt, antwoordt Juf Ingrid, “dat is er met de komst van de zelfhardende klei wel zo’n beetje afgegaan.”
Daniël Rovers (1975) is schrijver en essayist. Zijn laatste roman ‘De Waren’, gaat over drie vrienden die samenkomen op de plek waar ze elkaar twintig jaar geleden leerden kennen.
Lees ook:
Niemand weet waar het onderwijsgeld precies heen gaat
De Onderwijsraad vindt de manier waarop het onderwijs wordt gefinancierd onoverzichtelijk en oncontroleerbaar. Niemand weet precies waar het geld blijft.
Verbijsterde Kamer vertrouwt geen school meer in Maastricht
Na het drama op het vmbo in Maastricht zijn Kamer en minister bezorgd over alle scholen van LVO. Bestuurder André Postema ziet nog steeds geen reden op te stappen.