De kruistocht van de djihadist
Ze zullen de vergelijking niet waarderen, maar Nederlandse Syriëgangers lijken op middeleeuwse kruisvaarders. Die vochten óók in de Levant, en terug in het Westen konden ze deerlijk ontsporen. Wat Ivo Opstelten kan leren van Ivo van Chartres.
Maurice Blessing (1968) is arabist en publiceert over geschiedenis en het Midden-Oosten. Hij doceerde sharia (islamitisch recht).
Hij komt uit Almere, maar daar willen ze hem nooit meer zien. Khalid K., geboren Irakees, zit in Syrië voor een hoger doel, het vestigen van een islamistische staat. De djihadist twitterde in maart trots een selfie. Hij poseerde met een bebloed mes in de hand en vijf gesnelde hoofden voor hem op de grond. Ongehoord gruwelijk.
Met hem vechten zo'n honderd Nederlandse jonge mannen in Syrië, tien van hen zijn al gesneuveld, twee in de eredivisie van de djihad: als zelfmoordterroristen. Tientallen strijders zijn inmiddels teruggekeerd. Wat gaan ze doen? Een aanslag plegen op westerse doelen?
De AIVD waarschuwt voor deze islamitsische dreiging. Maar een nieuw fenomeen is het niet. Al zullen ze de vergelijking niet waarderen, Nederlandse Syriëgangers lijken als twee druppels water op middeleeuwse kruisvaarders.
'Inauditum apud nos': ongehoord. Zo omschreef bisschop Ivo van Chartres de gruweldaad waarmee hij in het jaar 1100 werd geconfronteerd. En dat wilde wat zeggen. Ivo van Chartres had als kerkelijk rechter in die uiterst gewelddadige tijd al heel wat stuitende casussen aan zijn ogen voorbij zien trekken. Maar een monnik die was gecastreerd, omdat hij had getracht de ontvreemding van een baal hooi door een ridder te verijdelen? Zoiets was zonder precedent in de bijna duizendjarige geschiedenis van het kerkelijk recht.
Ook het soort dader had zich nog niet eerder aangediend. Die dader was namelijk niemand minder dan de gelauwerde ridder Raimbold Creton, een van de grote helden van de eerste kruistocht (1096-1099). Hij dankte zijn faam aan het feit dat hij bij een premature bestorming van de Heilige Stad als eerste krijger zijn hand op de verdedigingsmuren van Jeruzalem wist te leggen. Een oplettende Saraceense soldaat had die historische hand er vervolgens met één enkele houw afgehakt.
Na de 'herovering' van Jeruzalem in 1099 was Raimbold, net als veel andere kruisvaarders van het eerste uur, teruggekeerd naar Europa in de verwachting de vruchten te plukken van zijn eervolle onderneming, of op z'n minst zijn oude leventje te hervatten. Maar zijn feestelijke homecoming liep niet op een vlekkeloze reïntegratie uit. Dat was bij wel meer repatrianten uit de Levant het geval: de vrees voor ontsporingen bij teruggekeerde Syriëgangers is niet van recente datum.
De moderne djihadisten en de middeleeuwse kruisvaarders lijken in meerdere opzichten verrassend veel op elkaar. Niet alleen hun intenties zijn vergelijkbaar, ook hun ideologie, hun motivatie en het dagelijks leven van strijd en verblijf in de Levant vertonen parallellen.
In moderne djihadpropaganda treedt de middeleeuwse kruisvaarder vaak op als dianegatief van de nobele, opofferingsgezinde moslimstrijder. Maar de kruisvaarder was zeker geen islamofoob. Toen paus Urbanus II in 1095 te Clermont opriep tot de allereerste kruistocht, was het hem niet te doen om de - minderheid van - moslims in Syrië en Palestina of om het veroveren van 'islamitisch grondgebied'. De islam op zichzelf interesseerde Urbanus niet - die was voor hem slechts een van de vele ketterijen waarmee God de ware gelovigen op de proef pleegt te stellen. Het ging hem puur om de heilige stad Jeruzalem, die hij onder het geestelijk en wereldlijk oppergezag van de paus van Rome wilde brengen.
Direct na 'Clermont' begon Urbanus aan een rondreis door Frankrijk, om rekruten te werven met de boodschap dat zij door een 'gewapende pelgrimstocht' naar Jeruzalem hun ziel konden reinigen van alle zonden. Daarbij speelde hij handig in op hun groeiende besef van een christelijke identiteit, door te beweren dat hun oosterse 'geloofsbroeders' te lijden hadden onder de gruwelijkste vervolgingen en gewelddaden, en daarom te hulp moesten worden gesneld.
De verbeelding daarvan kon Urbanus niet plastisch genoeg.
Zo spiegelde hij zijn gehoor voor dat priesters en pelgrims de navel werd doorboord, waarna de ingewanden uit hun buik werden getrokken om aan een paal te worden vastgeknoopt. Daar zouden zij omheen moeten cirkelen tot alle darmen uit hun lichaam waren getrokken en ze er uiteindelijk dood bij neervielen.
Urbanus' oproep echoot na in die van moderne djihadisten, die westerse moslims inscherpen dat het hun heilige plicht is hun benarde geloofsgenoten in het Midden-Oosten te komen redden. Hoor bijvoorbeeld hoe sjeik Joesoef Karadawi, de invloedrijke soennitische prediker, 'iedereen die kan' opriep tot een djihad tegen het Syrische bewind en zijn sjiitische bondgenoten, Iran en de Libanese Hezbollah ('Partij van God'): "De Partij van de Satan vecht tegen de soennieten. Nu weten we wat de Iraniërs willen. Ze willen voortdurende slachtpartijen om soennieten te doden."
In Urbanus' dagen waren het niet de vrome kwezels en brave huisvaders die zich door de propaganda aangesproken voelden. Integendeel. Juist omdat de 'gewapende pelgrimage' naar Jeruzalem een unieke gelegenheid vormde voor de westerse zondaar om zijn ziel - en daarmee zijn reputatie - schoon te wassen, waren de kruistochten bij uitstek aantrekkelijk voor moordenaars en andere zware criminelen. Ook lieden met een zwakke zelfbeheersing en maatschappelijk kanslozen grepen hun kans. En net als moderne djihadisten waren ze uit alle lagen van de bevolking afkomstig. Hun persoonlijke motieven liepen ook sterk uiteen, waardoor mediëvisten - net als onze huidige terrorisme-experts - grote moeite hebben een eenduidig 'risicoprofiel' op te stellen van de Levantganger.
Bij de kruisvaarders kunnen we eigenlijk maar één grote gemene deler ontdekken in motivatie en achtergrond - en ook daarin lijken ze weer sterk op de moderne Syriëgangers uit Delft, Gouda of Almere. In de elfde eeuw verkondigden de 'hervormers' dat de westerse christenheid in een ernstige crisis was geraakt, omdat men was afgeweken van het voorbeeldige gedrag en oprechte geloof van de allereerste generaties christenen - en in het bijzonder Jezus en zijn apostelen.
De nieuwe, elfde-eeuwse volksspiritualiteit werd daarmee geënt op het ideaalmodel van de vita apostolica, het 'apostolisch leven'. Dit zuiverheidsideaal werd door talloze nieuwe bewegingen binnen en buiten de 'officiële' kerk uitgedragen, zowel door monniken als door een exploderend aantal rondtrekkende lekenpredikers. Zij hielden de gewone gelovige voor dat deze zich alleen uit zijn zondige, zinloze leven kon verheffen door alle materiële en familiebanden af te zweren en in het voetspoor te treden van Christus en zijn eerste-eeuwse volgelingen.
De overeenkomsten met huidige djihadistische en salafistische groeperingen zijn ook hier weer treffend. Ook zij modelleren zich immers naar de allereerste, 'pure' geloofsgemeenschappen. De moderne term 'salafist' is zelfs afgeleid van as-salaf of 'de (vrome) voorvaderen', waarmee naar de eerste islamitische oemma of gemeente rond de profeet Mohammed en zijn directe opvolgers wordt verwezen. Ook djihadisten zullen daarom altijd de nadruk leggen op het afzweren van oude banden en op extreme soberheid en volledige zelfverloochening.
Toen de Volkskrant Nederlandse djihadstrijders in Syrië interviewde, en hen daarbij confronteerde met het gerucht dat zij in een luxe villa met zwembad in Aleppo verbleven, wisten ze dan ook niet hoe snel ze dit moesten ontkennen. Want, aldus een van hen, "te veel luxe bederft het hart, en voor de djihad heb je een gezond en sterk hart nodig. Wij zijn hier niet gekomen voor luxe, integendeel, wij hebben deze luxe achtergelaten in Nederland."
De middeleeuwse kruisvaarders hoopten niet alleen hun zieleheil en de goede zaak te bevorderen, maar ook hun maatschappelijke status te verhogen. Ze vochten deels op een podium, als lichtend voorbeeld voor het thuisfront, dat hun ideaal deelde maar redenen had om niet tot actie over te gaan. Ze hielden het thuisfront van hun vorderingen op de hoogte, net als Syriëgangers dat nu via sociale media doen. Bij de kruisvaarders speelden meetrekkende geestelijken die rol, als kroniekschrijvers.
Die benutten de taal waar hun thuispubliek mee vertrouwd was en die dus de beoogde impact zou hebben: de beeldtaal van het Oude Testament. Ze portretteerden de kruisvaarders als nietsontziende uitvoerders van de Wrake Gods. Zo zou geen moslim of Jood de inname van Jeruzalem hebben overleefd, en de kruisvaarders 'tot aan hun stijgbeugels in het bloed' hebben 'gewaad'. Dat was grootspraak: dankzij Joodse bronnen weten we dat veel islamitische en Joodse inwoners van Jeruzalem de inname wel degelijk hebben overleefd.
De kruisvaarders gebruikten ongetwijfeld veel en bruut geweld, maar ze voelden ook duidelijk de behoefte hun meedogenloosheid voor het oog van het thuisfront flink aan te dikken. Datzelfde propagandistische oogmerk valt op bij de bloedige tweets van Khalid K. en zijn strijdmakkers.
De christelijke Syriëgangers uit de Middeleeuwen werden mede gedreven door het besef dat zij een ideaal in praktijk brachten waarvan de kern veel weerklank vond in hun gemeenschap. Die mocht grotendeels zelf niet op pad (in de bronnen valt te lezen dat familieleden werden weerhouden), maar kon zich wel van alles voorstellen bij een 'zuiver' Jeruzalem en het redden van oosterse geloofsbroeders uit de klauwen van wrede vijanden.
Zo bezien zijn ook de weerzinwekkende foto's van Khalid K. bedoeld om Nederlandse moslims uit te dagen. Hij weet heel goed dat een groot deel van de moslimgemeenschap sympathiseert met zijn doel: het bestrijden van de wrede dictator Assad. 'Jullie maken je toch zo druk om alle onrecht en gruwelen hier?', lijkt hij te willen zeggen. 'Wij, de echte mannen en ware gelovigen, steken tenminste onze handen uit de mouwen!' Khalid K. gebruikt daarbij de hem bekende beeldtaal: apocalyptische teksten en videomontages die zowel shockeren als fascineren en tot daadkracht moeten aanzetten. Hij heeft in ieder geval bereikt dat zijn Nederlandse verblijfsvergunning is ingetrokken. Het land komt hij niet meer in.
Als de kruisvaarder zo sterk op onze moderne Syriëganger lijkt, kunnen we dan ook wat van het verleden leren? VVD-minister Ivo Opstelten van veiligheid en justitie denkt na over meer mogelijkheden om de Nederlandse nationaliteit van onze eigen polderdjihadisten in te trekken. Heeft hij iets aan historische parallellen?
Die andere magistraat Ivo, de geplaagde middeleeuwse bisschop van Chartres, bezat de autoriteit om ridder Raimbold uit de Kerk te stoten en hem bij de wereldlijke autoriteiten voor te dragen voor vogelvrijverklaring. Hij zou zo een afschrikwekkend voorbeeld hebben gesteld voor andere repatrianten, die zich op dat moment elders begonnen te roeren.
Maar daar deinsde Ivo voor terug. Raimbold moest wel zijn wapens inleveren - een zware sanctie voor een middeleeuwse ridder: hij werd brodeloos en verspeelde zijn maatschappelijke status. Maar Ivo bood Raimbold tegelijkertijd de mogelijkheid zijn aanzien te herwinnen, door hem aanvullend tot veertien jaar boetedoening te veroordelen in de vorm van vasten en het leven van aalmoezen. Oftewel: hij koos ervoor een zware bestraffing te koppelen aan barmhartigheid en de mogelijkheid tot uiteindelijke 'reïntegratie'.
Dat kun je soft of naïef noemen, maar het was ook praktisch. Ivo erkende zo simpelweg dat Raimbold geen uniek, op zichzelf staand individu was, maar een man die zich sinds zijn reis naar de Levant op een podium bewoog waarop vele ogen gericht waren. En dat Raimbold naast gevoelens van afkeer, ook nog steeds op bewondering en sympathie kon rekenen. Net zoals de Nederlandse Syriëgangers door een deel van de Nederlanders van Turkse en Marokkaanse afkomst als helden worden beschouwd, terwijl bij niet-islamitische Nederlanders afschuw en angst overheersen.
Mocht de dwalende Raimbold terugkeren op zijn schreden, zo lijkt de elfde-eeuwse Ivo te hebben geredeneerd, dan zou niet alleen hij, maar ook een groot deel van zijn achterban en navolgers voor kerk en maatschappij zijn gewonnen. Bisschop Ivo zocht daarom de balans tussen bestraffing en vergiffenis. Voldoen aan de roep om wraak was niet zijn eerste prioriteit. Dat was het herstel van het gezag van de Kerk als alom gerespecteerde bron van morele richtlijnen en rechtspraak. En het herstel van de maatschappelijke harmonie.
Dat laatste zou ook voor minister Ivo de allereerste prioriteit van een moderne rechtsstaat moeten zijn. Met de excommunicatie van de individuele Syriëganger ben je nog niet van zijn bewonderaars af.
Intenties, ideologie en dagelijks leven van strijders in de Levant zijn vergelijkbaar
De kruisvaarder was geen islamofoob
undefined