De kiezer is als een mug tegen een rijdende trein
Bij de verkiezingen lijkt het vooral te gaan om de vraag wie de nieuwe premier wordt. Dat is niet erg, het is staatsrechtelijk zelfs beter dat Nederland een gekozen premier krijgt.
De huidige verkiezingsstrijd wordt opnieuw beheerst door de strijd om het premierschap. Het bepaalt in overwegende mate het stemgedrag van de kiezers.
Dat signaleerde onlangs ook de Nationale Conventie, een groep deskundigen die de overheid adviseerde over de kloof tussen burger en politiek. Het eindrapport van de Nationale Conventie bevatte belangrijke aanbevelingen tot herstel van tekortkomingen van ons grondwettelijk bestel. Maar één van onze voorstellen, het verkiezen van de minister-president, is niet overgenomen.
Het ernstigste defect van ons constitutionele bestel is de wurgende omarming van parlement en regering: deze twee machten zijn allang niet meer gescheiden. In een proces van ongeveer dertig jaar is het wetgevende orgaan opgezogen door het uitvoerende, het kabinet. De Tweede Kamer heeft in het staatkundig bestel de plaats ingenomen van meebestuurder. De Kamer staat met het gezicht naar de regering en met de rug naar de samenleving. Het vertegenwoordigen van het volk is naar de achtergrond verdrongen.
Om scheiding van deze twee machten tot stand te brengen adviseert de Nationale Conventie om ’themacommissies’ in te voeren. Zo zou de Kamer weer met het gezicht naar de samenleving gaan staan.
Dat is niet voldoende. Om de wetgevende en uitvoerende macht van elkaar los te maken moet ook een ingreep plaatsvinden aan uitvoerende zijde, en wel door de minister-president te gaan kiezen. Hierover staakten de stemmen in de Conventie met zeven tegen zeven, hoewel een van de zeven tegenstemmers die verkiezing zag als een wenkend perspectief. Virtueel was de verhouding dus acht tegen zes. Niettemin heeft de Nationale Conventie geoordeeld dat het te vroeg is voor een gekozen minister-president. Deze zaak moet spoedig opnieuw worden bezien. Niet alleen om praktische motieven, zoals het beter positioneren van de minister-president in Europees verband. Ook principieel is Nederland toe aan een herziening van de positie van de minister-president.
De realiteit is dat onze niet-gekozen minister-president excessief meer te vertellen heeft dan heel de door het volk gekozen Tweede Kamer samen. Alleen al het overwicht van de uitvoerende over de wetgevende macht zou verplichten tot de invoering van een gekozen minister-president. De politieke dialoog, hart van onze democratie, vereist dat de kiezer iets kan terugzeggen tegen een minister-president met zoveel macht.
De kiezer beslist nu slechts over de samenstelling van het parlement, maar dat geeft hem evenveel greep op wat er daadwerkelijk gebeurt als aan een mug die tegen een rijdende trein vliegt. Hij brengt zijn stem uit op een weliswaar sympathieke, maar volstrekt hulpeloze club, die haar onmacht maskeert achter meebesturen voor de camera’s van ’Netwerk’ en ’Nova’; en wier handen en voeten zijn gebonden door fractiediscipline en regeerakkoorden. Op het doen en laten van de leider van het executief heeft de kiezer geen enkele invloed.
Naarmate het parlement als machtsfactor wegzakte – en daarmee de parlementaire legitimatie van de regering – is de minister-president zich meer en meer direct tot het volk gaan wenden. Niet de eerste burger van het land, maar de minister-president spreekt wekelijks met de pers. Niet de agenda van de volksvertegenwoordiging komt aan de orde in de media, maar de agenda van de regering.
De steeds prominentere rol van de minister-president en de verzwakking van het parlement werken als een communicerende vaten: wat de een erbij krijgt gaat er bij de ander van af. Pas als men de minister-president kiest wordt de bestaande realiteit erkend en kunnen machtsuitoefening, en democratische controle daarop, met elkaar in evenwicht worden gebracht.
De tegenwerping is vaak dat de gekozen minister-president zou leiden tot ’mannetjesmakerij’. Maar de landelijke verkiezingen staan al jaren in het teken van ’Wie gaat het land leiden?’ Kiezers noemen in peilingen onbekommerd hun favoriet.
Het klimaat voor een gekozen minister-president is er allang. De democratische noodzaak ook. Het enige wat ontbreekt is de formele mogelijkheid daartoe. De gekozen premier brengt ons terug bij de wortels van de democratie. Een afwijzen drijft ons verder in de huidige trend van een quasi-presidentieel systeem, dobberend op populisme.
Pas met een gekozen minister-president beschikken regering en parlement beide over een eigen kiezersmandaat; eerst dan is de legitimiteit van de een niet langer een afgeleide van die van de ander, en eerst dan kan macht niet langer weglekken van legislatief naar executief. Eerst dan ook vermijden we dat de kiezer stemt voor een parlement dat zich vervolgens op de knieën werpt voor de uitvoerende macht, waardoor deze een binnen ons systeem nimmer bedoelde autonomie krijgt ten opzichte van de kiezer. De gekozen premier is daarom geen constitutionele beperking van het parlement, maar juist de bevrijding ervan.