De jonge generatie blijft nog het meest optimistisch

Met hun pogingen om de burger erbij te betrekken, hebben politici jarenlang een verkeerde strategie gevolgd, meent politicoloog Krouwel. 'Al die inspraak boeit de burger helemaal niet.'

ROMANA ABELS EN DORIEN PELS

"Het is misschien niet zo democratisch", zegt politicoloog André Krouwel. "Maar de kern van de uitkomsten van ons onderzoek is dat Nederland boos is. Boos op de leiding van het land. Problemen worden te langzaam opgelost. Dat is de reden dat mensen zeggen: doe ons maar een sterke leider. Als dat helpt, willen ze daar best wat inspraak voor inleveren."

Krouwel denkt dat politici zich de afgelopen twintig jaar ten onrechte hebben gericht op het erbij betrekken van de burger. "Politici worden afgerekend op resultaten. Al die inspraak boeit de burger helemaal niet. Ze vinden het belangrijk wat eruit komt. Als dat niet is wat er beloofd is of wat ze verwachten, dan worden ze boos."

Voor kiezers vormen de huidige leiders een probleem, zegt Krouwel. "Kiezers zijn niet trots op ze. Ergens wel logisch, want er zitten onder VVD-kiezers veel mensen die eigenlijk van het CDA komen, zoals er onder die van de PvdA ook veel voormalig GroenLinks'ers zijn."

Maar voor Krouwel is de wetenschap dat de kiezer boos is, eigenlijk meer goed dan slecht nieuws. Emoties kunnen de kiezer mobiliseren of verlammen. Boosheid doet het eerste, net als enthousiasme. Boze mensen zijn geïnteresseerd in wat politici te zeggen hebben, bange mensen doen de tv liever uit. Enthousiaste mensen gaan folderen voor hun ideaal, of beginnen een online petitie. Tevreden mensen komen de bank niet af.

Maar weten dat de kiezer boos is, is niet voldoende. Waar maakt de PVV'er zich boos over? Is dat iets waarover de GroenLinks'er zijn schouders ophaalt? Hoe zit het met mannen en vrouwen, ouderen en jongeren? Kieskompas, het bureau aan de Vrije Universiteit waar Krouwel werkzaam is, bedacht om dat te onderzoeken een aantal gangbare politieke schrikbeelden. Bureau Ipsos legde die aan een representatieve groep Nederlanders voor. Daarnaast werd dezelfde groep gevraagd naar de emoties die 'de politiek' in zijn algemeen oproept.

De uitkomsten zijn soms logisch, soms verrassend. Opmerkelijk is de breedst gedragen zorg: dat Nederland intolerant wordt voor minderheden. Daarvoor blijken alle kiezers, van links tot rechts, te vrezen. De helft van de VVD'ers, de helft van de PVV'ers, meer dan 70 procent van de PvdA'ers en ongeveer evenveel van de GroenLinks'ers zijn hier bezorgd tot zeer bezorgd over. Jongere mannen en vrouwen denken eerder dat het wel losloopt. Mensen ouder dan vijftig, en dan vooral vrouwen, tobben het meest over verdraagzaamheid.

Ook een bron van zorg onder alle politieke stromingen is daadkracht van de politieke leiders. De stelling 'Nederland heeft behoefte aan een sterke leider die meteen over alles kan beslissen' wordt onder het GroenLinks-electoraat het minst omarmd. Toch wenst ook van hen nog altijd een kleine 40 procent zo'n krachtpatser, en evenveel liever niet. Ter vergelijking: onder PvdA'ers zegt bijna de helft 'ja' en 20 procent 'nee'. Onder VVD'ers ziet zelfs bijna driekwart er veel in, terwijl meer dan 80 procent van de PVV'ers roept om een sterke leider.

De PVV-stemmers maken zich ook grote zorgen om de economie. Maar liefst 83 procent van hen denkt dat Nederland in een diepere crisis zal belanden. Maar ook buiten die partij is dat een breed gedragen vrees. Met de stelling 'Ik ben bang dat Nederland wordt meegesleept door de financiële crisis in de Zuid-Europese landen' is 66 procent van de kiezers het eens. Nog wel redelijk optimistisch over de toekomst zijn de GroenLinks'ers: bijna de helft denkt dat Nederland zich staande gaat houden in de eurocrisis.

De stelling 'De Nederlandse economie zal in de toekomst sterk genoeg zijn om de meeste mensen van een baan te voorzien' levert een vergelijkbaar mistroostig beeld op. Slechts 32 procent heeft hoop dat het mee gaat vallen met de werkloosheid. Hier valt het optimisme van de jongere generatie op: 45 procent van de jongeren denkt dat ze wel aan de slag komen of blijven. Onder 50plussers is dat een kwart. Mensen met een lage opleiding zijn somberder over de economie dan hoogopgeleiden.

Krouwel: "Na Prinsjesdag gaat het echt lastig worden voor het kabinet. Als mensen zo boos zijn en zo weinig hoop hebben, is het laatste wat je moet doen bezuinigen. Vooral de laagopgeleide groep is boos, het minst hoopvol. Juist deze groep voelt de bezuinigingen het meest."

De duidelijkste ideologisch getinte angst is die over de opwarming van de aarde. GroenLinks'ers zijn daarover zeer bezorgd, PVV'ers nauwelijks. Hogeropgeleiden zijn banger voor klimaatverandering dan laagopgeleiden. Hiervoor geldt volgens de onderzoekers de verklaring: je kunt pas bang zijn voor iets als je er ook in gelooft.

undefined

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden