De Heer is mijn herder

Tekst uitgesproken bij de opening van de tentoonstelling 'Psalmbeeld - teksten uit de psalmen verbeeld'. De expositie is tot en met 21 juni te bezichtigen in het Museum Klooster te Ter Apel van 10-17 uur, zon- en feestdagen van 13-17 uur.

NICO TER LINDEN

Zomaar op een dag onder zijn vijgeboom, in een uur van innigheid en vrede - zijn beker vloeide over - welde een lied in hem op. Hij nam zijn harp en tokkelde wat. “De Heer is mijn herder” zong hij, want die woorden waren bij hem langsgekomen en zo zou het lied beginnen. Een volgend beeld diende zich aan en nog een. Hij pakte zijn pen, nam stukjes papyrus en neuriede wat, terwijl hij langzaam regel voor regel de woorden neerschreef. Toen was het stil, want het lied was uit. Hij las het nog eens over wat hij had geschreven, schrapte een zin, veranderde een woord, legde zijn pen weer neer. Hij was ontroerd. Het lied stond er en het stond er goed.

“Luister eens”, zei hij 's avonds tegen zijn vrouw en tegen de buren, “vinden jullie dit iets?” Hij sloeg zijn hand in de snaren en zong. “Zing het nog eens”, zeiden ze. Hij zong het nog eens. “Mooi”, zeiden ze. De volgende avond moest hij het weer zingen en ze zongen zachtjes mee.

“Ik hoor dat je zo'n mooi lied gemaakt hebt”, zei de priester die hij op de markt tegenkwam. “Kun je het op de sabbat meenemen?”

Hij zong het op de sabbat in het huis van God, en zo werd het een psalm van het hele dorp en van de streek en later van het hele land. Na een tijd wist bijna niemand meer van wie het lied was, het was van hen allen en het was voor God.

Dankbaarheid vervulde het hart van de harpenaar. Het was net of de Eeuwige hem had uitgekozen om dit lied te maken en het aan de mensen te geven. Hij zou ook niet durven beweren dat hij het gemaakt had, het was hem ingegeven, de woorden en beelden kwamen zomaar langs, met deuntje en al. Hij hoefde ze alleen maar te pakken en op te schrijven: De Heer is mijn herder.

Evenmin als Lucas later ooit kon bevroeden dat het geboorteverhaal dat hij voor Jezus maakte, het bekendste verhaal ter wereld zou worden, wist de dichter onder de vijgeboom dat zijn kleine psalm eens het bekendste lied op aarde zou zijn en dat het overal en eeuw in eeuw uit zou worden gezongen en gebeden, in kerken en kapellen, in kloosters en kazernes, in ziekenhuizen en gevangenissen, in kraamkamers en in sterfkamers, in herbergen en logementen, in hutten, huizen en paleizen. Zoals de ouden zongen, zongen het de jongen, omdat het woorden gaf aan wat zij zelf niet konden zeggen.

Zo werd dit kleine liefdesliedje van het geloof zomaar op een dag ergens in het land van God bij wat getokkel geboren. Een bede die in alle landen en in alle talen steeds opnieuw door mensenmonden gezongen en gesproken wordt. Wonderlijk moet dat wezen, de maker ervan te zijn. Je buigt je over de rand van de hemel en de eeuwen door is er geen ogenblik van de dag of van de nacht dat dat lied niet opklinkt.

Hoe dikwijls heb ik het zelf niet gebeden en gezongen? En het slijt niet, het verveelt nooit, het is altijd weer nieuw en vertroostend, net als de muziek van Bach.

Deze week nog las ik de psalm aan het sterfbed van een man. Jaren geleden, toen hij en zijn vrouw veertig jaar getrouwd waren, wilden zij dat in de Wester vieren, op een zondag, met hun kinderen. “Hoeveel kinderen hebt u?” vroeg ik. Het antwoord zal ik niet licht vergeten. “Vier”, zei de moeder, “drie wonen hier in Amsterdam en eentje woont bij God”. Het jongetje was gestorven, vijf jaar oud.

Nu was de man stervende. Zijn vrouw zat op de rand van het bed en ik las psalm 23. “Weet u”, zei ze, “dat onze kleine Hans, u weet wel, die overleden is, dat ook altijd zong?”

Maar ik heb ook eens een boos meisje bij me gehad, toen ik bij het heilig avondmaal die psalm had laten zingen. “Hoe kunt u dat nu doen?”, zei ze, “dat vreselijke versje van vroeger”.

Het lied kwam voor haar uit een wereld die zij achter zich had gelaten en ze wilde er liever niet meer aan herinnerd worden. De Heer is mijn herder, ze vond het meer een lied voor kuddedieren, voor mensen die zich schaapachtig aan God uitleveren, voor gedweeën die volgen zonder vragen.

Bovendien kon zij het de psalmist onmogelijk nazeggen, 'het ontbreekt mij aan niets', want het ontbrak haar aan van alles. Ze kon zich daarbij niet voorstellen dat het de maker van het lied niet ook aan van alles ontbroken had, zoals het toch ook het keurige kerkvolk, dat zo'n lied braaf meeblaat, aan van alles ontbreekt.

Ik was blij dat ze van haar hart geen moordkuil maakte. Geloof dat slechts volgzaamheid verlangt, dat mensen liefst dom houdt, klein en afhankelijk, verdient geen aanbeveling. Vroomheid waarin uitsluitend plaats is voor dankbaarheid en vertrouwen en niet evenzeer voor woede en vertwijfeling, is griezelige vroomheid. Alsof een mens zich pas bij de goede Herder mag melden wanneer hij zich kan gedragen en netjes met de twee woorden van ja en amen kan spreken.

Toen ik ziekenhuispredikant was kreeg ik nogal eens van goedwillende genootschappen godsvruchtige boekjes met bijbelfragmenten ter uitdeling toegestuurd. Naast kleurrijke plaatjes van lieflijke lammetjes en lelietjes in de wei, stonden er woorden in van godsvertrouwen en geborgenheid. Woorden van wanhoop en verbittering zocht je in die boekjes tevergeefs. Wel psalm 23 dus, maar psalm 22 niet, die roept uit de diepte die Israël ook aan de wereld gaf, het klaaglied waarin Jezus zich herkende en dat stem gaf aan zijn godvergeten tijd: “Mijn God, mijn God, waarom hebt gij mij verlaten?”

Nee, dat meisje zei waarachtig geen malle dingen, toen zij mij haar afkeer van 'De Heer is mijn herder' openbaarde. Toch denk ik dat de dichter van de psalm en zij elkaar goed zouden verstaan, als zij elkaar spraken. Want het is niet zo dat die man zijn ongeloof zit te verstoppen en net doet alsof het donker niet bestaat. Hij weet van een dal van diepe duisternis. Maar hij weet er ook een lichtplek.

Hij zingt van een maaltijd voor de ogen van wie hem benauwen, dus vrij van zorgen is die man allerminst. Toch is hij ten diepste onbezorgd. hij kent de donkere nacht van de ziel, hij schrijft geen hallelujaliedje waar de lommerd geen geld op geeft. Soms schijnt God afwezig. Maar dan zijn er voor hem ook weer tekenen van Gods aanwezigheid, en die winnen het. Er is dood en er is leven, maar er is een evenwicht van leven op dood. Daarom wil hij van God als van zijn herder spreken.

Er zijn tijden dat wij hem die woorden kunnen nazeggen. Er zijn ook tijden dat wij dat niet kunnen. En soms zullen wij het lied op de lippen nemen, niet omdat we zo gelovig zijn, maar om het al zingende weer een beetje te worden. Je kunt er je geloof mee verwoorden maar ook je verlangen ernaar. Net als die vrouw in onze kerk die een ingewikkeld leven te leven kreeg en in een ochtendgebed aan het begin van weer een zware dag schreef: “Heer, help mij dat ik u mij herinner”.

Want u was toch herder? Het ontbrak mij toch aan niets?

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden