De grootste commentator aller tijden
Vandaag precies 900 jaar geleden overleed Rashi, de beroemdste bijbelcommentator aller tijden. Deze Jood, die indirect Luther tot inspiratie diende, verdient opnieuw belangstelling. Hier en daar wordt hij al herontdekt.
De Bijbel lijkt populairder dan ooit sinds delen van het Boek der Boeken 3300 jaar geleden door Mozes werden opgeschreven. Maar mét het geven van Tora ontstond ook het eerste commentaar. Eeuwenlang werd dit commentaar enkel mondeling doorgegeven. Schriftelijk vastleggen was verboden. Maar in 200 na Christus was deze mondelinge traditie (misnah) door de slachtpartijen onder rabbijnse geleerden bijna verdwenen. Daarom besloot de leider van het Sanhedrin (Israëls Hoge Raad) het verbod naast zich neer te leggen en de misnah, inclusief de latere commentaren (gemara), op te schrijven. Zo ontstond de talmoed.
Rashi, een acroniem voor Rabbi Shlomo ben Isaak (1040 -1105), werd geboren in Troyes en wordt door de eeuwen heen als de meest gezaghebbende bijbel-en talmoedcommentator ter wereld beschouwd. Iets wat niet alle kerken snel toe zullen geven.
Voor zijn geboorte werd Rashi al aangekondigd als een edelsteen, die ooit de wereld met zijn wijsheid zou verlichten. Volgens een bekende legende was Rashi's vader, een vrome jood en wijnboer, in het bezit van een kostbare diamant. De steen was zo uniek dat verschillende christenen hem wilden kopen. Maar toen hij hoorde dat men de steen als oog wilde gebruiken in een christelijk beeld, wees hij ieder aanbod resoluut van de hand. Dat was afgoderij. Om de steen toch in handen te krijgen, werd Rashi's vader aan boord van een schip gelokt en gedwongen de steen af te geven.
Toen hij dat doorhad, gooide hij de diamant in zee en zei - naar waarheid - de steen niet langer in zijn bezit te hebben. Op datzelfde moment klonk een stem uit de hemel en riep: ”U, Izaak, zult een zoon krijgen, die als een schitterende edelsteen de wereld zal verlichten met zijn wijsheid.” Veel christenen zullen hun schouders ophalen bij het horen van de naam Rashi. Een islamitische naam? Een joodse geleerde? Nooit van gehoord!
Maar welk bijbelcommentaar men ook ter hand neemt, altijd klinkt de stem van Rashi erin door. De commentaren op de Lutherbijbel, de King James Version en de Statenvertaling zouden zonder Rashi nooit hun diepte hebben gekregen, omdat Rashi de bron was voor alle andere commentators.
Over zijn jeugdjaren is weinig bekend, maar uit zijn geschriften blijkt dat Rashi naast zijn gebruikelijke opvoeding veel kennis bezat Zonder kennis van de commentaren van Rashi zouden Statenvertaling en Lutherbijbel er anders hebben uitgezien over landbouw, veeteelt en wijnbouw en daarnaast een helder inzicht had in het bankwezen en het internationale handelsverkeer. Bovendien blijkt Rashi goed op de hoogte te zijn geweest van allerlei ambachten, gewoonten en gebruiken in zijn tijd.
Na zijn studies in Mainz en Worms aan de vermaarde talmoedscholen in het Rijnland, moest hij plotseling terug naar Frankrijk, omdat zijn vader tijdens de aanloop tot de eerste kruistochten door christenen was vermoord en hij het bedrijf van zijn vader moest overnemen. Later stichtte hij zelf een talmoedschool in het Noord-Franse Troyes. Naast wijnboer en leraar was hij schrijver van commentaren die nationaal en internationaal zoveel indruk maakten dat Rashi's invloed allengs groter werd en de faam van de Rijnlandse scholen naar de tweede plaats verdween. Rashi had drie dochters. Misschien was het voor hem een teleurstelling dat hij geen zoon kreeg, maar zijn dochters bewees hij met dit 'gemis' waarschijnlijk een grote dienst.
Hij droeg zijn kennis aan hen over (en vervolgens aan zijn kleinzonen). Deze dochters gingen de geschiedenis in als de geleerde dochters van Rashi. Zij waren uitzonderlijk begaafd en trouwden alle drie met talmoedgeleerden, terwijl hun kinderen de traditie van hun grootvader hebben voortgezet.
Een van zijn dochters deed dienst als zijn privé-secretaris en was goed ingevoerd in de tora-en talmoedteksten, omdat zij tijdens ziekte of afwezigheid van haar vader zijn wetenschappelijk werk en correspondentie moest overnemen.
Rashi's invloed was zo groot dat een jood die hem niet had bestudeerd, eeuwenlang als een schandvlek voor het jodendom gold. Tot in de 19de eeuw was kennis van Rashi nog steeds het criterium voor joodse cultuur en beschaving.
Rashi's stijl is niet alleen erudiet en verhelderend, maar ook eenvoudig. Men zou het populair-wetenschappelijk kunnen noemen. Daarom is zijn werk niet alleen interessant als naslagwerk voor geleerden en bijbelexegeten, maar vormt het ook een praktisch commentaar voor de geïnteresseerde leek.
In de Middeleeuwen moesten christenen zich noodgedwongen wel tot Rashi wenden, omdat zij zelf geen auteurs van naam hadden, die over zo'n diepgaande kennis van het Hebreeuws en over zoveel inhoudelijke bronnen beschikten als Rashi.
In de 14de eeuw was Nicolaas van Lyra (1270-1349) de enige onder de christelijke denkers die er openlijk voor uitkwam Rashi te raadplegen. Op grond daarvan noemden anderen hem honend 'de aap van Rashi', terwijl zij hetzelfde deden, maar niet publiek wilden toegeven dat ze de jood Rashi plagieerden.
Een populair rijmpje uit de 16de eeuw luidde: Si Lyra non lyrasset, Lutherius non saltasset, 'als Nicolaas van Lyra de lier niet had gespeeld, zou Maarten Luther niet hebben gedanst'. Lyra's hoofdwerk werd intensief door Luther geraadpleegd voor zijn eigen bijbelvertaling uit 1534.
Voor Rashi vormde de oorspronkelijke, letterlijke tekst het uitgangspunt voor zijn commentaren. In principe wilde hij de mystieke betekenis van de tekst buiten beschouwing laten. Dat zegt hij ook letterlijk.
Toch geeft hij ook regelmatig verklaringen waaruit blijkt dat hij over veel meer geheime kennis beschikt dan hij in zijn toracommentaren kwijt wil. Algemeen neemt men aan, dat Rashi ook een gedegen kabbalist was. Door de sterke nadruk op de letterlijke betekenis van de Bijbel echter en het openlijk vermijden van andere, mystieke verklaringen, laadde hij echter niet de verdenking op zich, zich met kabbalistische praktijken bezig te houden.
Onder het mom van een terloopse, filosofische verwijzing kon hij echter indirect ook naar de diepere lagen van de Tora, de mystieke inhoud, verwijzen. Maar net als elke kabbalist sprak hij hier nooit openlijk over. Hooguit maakte hij soms een korte opmerking in de trant van: ”Dit is voor hen die het begrijpen, zij zullen het begrijpen”.
De rest was taboe.