De Europese Unie is helemaal niet mislukt
Hoe moeilijk het ook lijkt om optimistisch te blijven over het Europese project, er is alle reden om onze zegeningen te tellen, betoogt Bertjan Wolthuis.
De uitslag van het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne wekt niet de indruk dat Nederlanders optimistisch zijn over verdergaande Europese samenwerking. Volgens onderzoeker Paul Dekker van het Sociaal en Cultureel Planbureau wijst een meerderheid van de lageropgeleiden nu al de EU af (NOS Radio 1 Journaal, 7 april).
Het is ook niet gemakkelijk om optimistisch te blijven over het Europese project. De afgelopen zomer hing een Grexit boven ons hoofd, de komende zomer dreigt een Brexit en al geruime tijd waart een venijnig anti-Europees populisme rond in de lidstaten - en niet alleen de zuidelijke. En dan is er ook nog het vluchtelingenvraagstuk.
Bewijzen deze problemen niet dat het Europese project is mislukt? Het antwoord is toch: nee. We moeten onze zegeningen tellen. De grootste is zonder twijfel de interne markt. Ondernemers laten er geen misverstand over bestaan: die mag nimmer verdwijnen. Britse bedrijven die handelen met het vasteland zien de dreigende Brexit met lede ogen aan. Dat is wederzijds, schreef Winand Quaedvlieg op 14 maart in Trouw ('Brexit is helemaal niet gunstig voor de EU'). We moeten niet vergeten dat de Europese Unie eerst en vooral een regionale unie is, gericht op een open en rechtvaardige interne markt. Het is deze markt die de lidstaten delen en hen dus aan elkaar bindt en zo innige en vreedzame verhoudingen tussen de landen van Europa kan bevorderen. De regulering van de markt was voorheen een staatstaak. Met de interne markt is het de taak geworden van Europese, supranationale instituties. Op dit terrein zijn de lidstaten onderworpen aan Europees recht. Hier regeren de Commissie, het Europees Parlement en het Hof van Justitie.
undefined
Berlijn of Brussel
Daarom moest Cameron ook onderhandelen met de Commissie en met leden van het Europees Parlement: omdat de deal voor Groot-Brittannië, die hij onlangs maakte om de keuze voor een Brexit bij een Brits referendum deze zomer af te wenden, morrelde aan het vrije verkeer van goederen, diensten en werknemers. Op de retorisch bedoelde vraag die politicoloog Jan Zielonka vorige maand in Trouw stelde ('Wie belt u als u de EU aan de lijn wilt? Berlijn of Brussel?') kan dus wel degelijk een serieus antwoord worden gegeven: het hangt af van het gespreksonderwerp. Ja, Poetin belt met Berlijn. Maar hij wil ook niet spreken over de interne markt; hij wil de politieke koers van Europa peilen en beïnvloeden. En op dat vlak (oorlog, vrede, Oekraïne, vluchtelingen) zijn niet de Europese instellingen de baas, maar willen de Europese regeringsleiders, met elkaar verbonden door de interne markt, er ook hier samen uitkomen.
Is het bezwaarlijk dat Poetin telefoneert met Merkel en niet met Rutte? Nee. Als er geen EU was geweest, zou Merkel er met Hollande en misschien ook met Cameron over spreken. Nu nemen wij ook plaats aan de vergadertafel en wordt een oplossing gezocht die alle lidstaten kunnen accepteren.
Dat is vooruitgang. Zo'n handelwijze past bij een unie van staten die op veel terreinen hun onafhankelijkheid willen behouden en niet willen opgaan in een federatie.
De moeilijke keuzes waarvoor de Europese landen zich zien gesteld, tonen niet het falen van de EU aan. Het zijn vraagstukken die met behulp van de pacificerende overlegstructuren van de unie juist beter kunnen worden opgelost. Met een ongecontroleerd continent, waar landen hun belangen nastreven ten koste van elkaar, is uiteindelijk iedereen slechter af. De rechtvaardige oplossing van de hardnekkige problemen in de wereld is niet eenvoudig en vergt overleg en samenwerking.
undefined