De eettafel als werkplek
Mensen die een deel van hun werk thuis kunnen doen zijn productiever. En het is nog beter voor het milieu ook.
„Ik vind deze nieuwe manier van werken echt een verrijking. Ik heb meer vrijheid en kan efficiënter mijn tijd indelen”, zegt Dorothé Alfrink. „Ik krijg thuis soms meer gedaan dan in een hele dag op kantoor.”
Alfrink is diversiteitmanager bij Rabobank Nederland. Sinds ongeveer anderhalf jaar werkt ze volgens de methode Rabobank Unplugged.
„En als het even niet lukt, kan ik gewoon een uurtje gaan sporten om er daarna weer met frisse energie aan te beginnen. Dan werk ik ’s avonds gewoon wat langer door.”
Omdat medewerkers overal kunnen inloggen op het bedrijfsnetwerk van de bank, kunnen ze thuis, onderweg of in andere kantoren werken.
Waar ze werkt laat Alfrink van haar agenda afhangen. „Als ik afspraken heb of met collega’s moet samenwerken is het soms gemakkelijker om naar het bestuurscentrum in Utrecht of één van onze andere kantoren te gaan. Maar als ik veel moet bellen of computerwerk moet doen, kan ik dat ook prima thuis aan mijn eettafel doen. Alles bij elkaar werk ik toch wel één dag in de week vanuit huis.”
Het thuiswerken is in opkomst. Uit een rapport van onderzoeksbureau Synovate in opdracht van GroenLinks bleek vorig jaar dat een derde van het kantoorpersoneel graag meer thuis werkt. Mensen worden productiever, kunnen zich beter concentreren en het is ook nog eens beter voor het milieu. Laptops met mobiele internetverbindingen en smartphones – telefoons met internetverbinding – maken het minder noodzakelijk om iedere dag naar kantoor te komen. In steeds meer cao’s zijn bepalingen opgenomen die medewerkers het recht geven om een deel van het werk thuis te doen.
Ook Arnoud van Brugge, die als adviseur bij Getronics geregeld thuis werkt, noemt de vrijheid en flexibiliteit als grootste voordelen van ’het nieuwe werken’ dat sinds anderhalf jaar bij het computer- en telecommunicatiebedrijf is geïntroduceerd. „Als ik een paar afspraken heb in een andere stad, plan ik het zo dat ik pas na de files vertrek. Dan werk ik ’s ochtends gewoon thuis”, zegt hij.
Natuurlijk is de flexibiliteit niet onbeperkt, geeft Van Brugge toe. „Contact met anderen gebeurt overdag. Maar ik ga bijvoorbeeld wel vaak om tien uur ’s avonds alvast wat dingen voorbereiden voor de volgende dag. Gemiddeld werk ik de helft van de week op kantoor en de andere helft thuis of ergens anders. Vorige week had ik bijvoorbeeld een afspraak in Amsterdam samen met een collega die uit Houten moest komen. Ik kwam uit Den Haag, dus toen hebben we van tevoren in een wegrestaurant zitten werken.”
Die vrijheid om zelf je werkplek te kiezen en dag in te delen, brengt ook verantwoordelijkheden met zich mee, zegt Alfrink. „De basis van thuiswerken is vertrouwen. Je werkgever moet ervan op aan kunnen dat je thuis ook echt je werk doet en je collega’s moeten je kunnen bereiken. Je moet dus goede afspraken met elkaar maken.”
Maar werkgevers hoeven echt niet bang te zijn dan medewerkers die thuis werken te weinig met hun werk bezig zijn, denkt Alfrink. „Integendeel. Mensen die thuiswerken werken juist vaak harder. Juist omdat ze een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebben. Ik heb dat zelf ook. Als ik ’s middags even naar de bakker ga om een broodje te halen, voelt dat toch als spijbelen. En als ik dan ook nog gebeld word als ik daar ben, voel ik me toch schuldig. Terwijl je op kantoor natuurlijk ook gewoon naar de kantine gaat om iets te eten te halen.”
Om op afstand samen te werken met collega’s, zijn technische middelen belangrijk . Naast een goede telefoon en laptop, moet je toegang hebben tot het bedrijfsnetwerk. „Het is soms wel lastig om mijn collega’s te vinden, omdat iedereen flexibel werkt, zegt Alfrink, die ook op kantoor geen vast bureau heeft.
Voor Arnoud van Brugge speelt techniek ook een belangrijke rol in het contact met zijn collega’s. „Wij hebben een systeem dat heet ’office communicator’. Daarop kan ik zien wie er aan het werk zijn, omdat die mensen een groen bolletje achter hun naam hebben. Het is nog steeds een beetje een taboe om een collega om acht uur ’s avonds te bellen. Maar je kunt als je ziet dat iemand online is een kort tekstberichtje sturen om te vragen of je kunt storen.”
„Een nadeel aan die moderne apparatuur, zoals een telefoon waar je ook je mailtjes op ontvangt, is dat je altijd piepjes hoort”, vindt Alfrink. „En als ik op zondagavond mailtjes stuur, krijg ik vaak meteen antwoord. Oh, denk ik dan. Die zijn dus ook allemaal nog aan het werk.”
Alhoewel het juist gemakkelijker zou moeten zijn om werk en privé te combineren, is het risico van thuiswerken dat de balans te ver doorslaat naar het werk. „Het is erg belangrijk dat evenwicht te bewaken”, zegt Van Brugge. „Spreek elkaar daar ook op aan als je merkt dat een collega wel heel vaak ’s avonds of in het weekend aan het werk is. Ik heb zelf ook mijn laptop en telefoon de hele dag aan staan. Ik kan dus ’s avonds gaan werken, maar ik kan ook tijd besteden aan mijn gezin of een uurtje gaan sporten.”
Ondanks dat Alfrink blij is met deze manier van werken bij de Rabobank, zou ze toch ook niet fulltime thuis willen werken. „Je moet toch echt af en toe naar kantoor gaan en je collega’s op zoeken. Anders mis je veel van wat er op de werkvloer speelt en raak je de aansluiting met de organisatie kwijt.”
Ook bij Getronics, waar inmiddels tienduizend medewerkers één of meerdere dagen per week thuis of op locatie werken, mist niemand de oude werkstijl, vertelt Van Brugge. „Als je vraagt of ze nog terug zou willen naar een werkgever die zegt dat je van negen tot vijf op kantoor moet zijn en weer met z’n tweeën of drieën in een kamertje moet zitten, zegt iedereen daar nee tegen. Daar is de vrijheid die ze nu hebben te dierbaar voor.”