Vrouw en politiek
De eerste vrouwelijke burgemeester zag haar gemeente als een groot gezin
Honderd jaar geleden kwam de eerste vrouw in de Tweede Kamer. Trouw portretteert in een serie de vrouwen die haar volgden in andere politieke en bestuurlijke ambten. De eerste vrouwelijke burgemeester, Truus Smulders-Beliën, wilde moeder zijn van haar 'grote huishouden'.
Jan Smulders vierde eind 1939 zijn koperen jubileum als burgemeester van Oost-, West- en Middelbeers. Op het feest liep diens vijfjarige zoon rond. "Wie Sjef in de guitige oogjes kijkt, ziet hierin de belofte, dat hij zijn vader zal opvolgen", klonk het uit de mond van een van de sprekers. Het was niet eens een gedurfde profetie. Het geslacht Smulders leverde al sinds 1831 de burgemeester in de Brabantse gemeente: Jan was de vierde in de rij, Sjef voorbestemd om de vijfde te worden.
Door de oorlog liep het anders. Smulders weigerde als burgemeester arbeidskrachten te leveren voor het aanleggen van verdedigingswerken in Zeeland. Hij werd gearresteerd en verbleef in vier kampen. Tijdens een voettocht naar het vijfde, Dachau, kon hij niet verder en schoten de Duitsers hem dood. Ruim twee weken later was de oorlog in Europa voorbij.
Burgemeestersvrouw Truus Smulders-Beliën had pas in oktober 1945 zekerheid over het overlijden van haar man. Ze bleef achter met vier kinderen. Middenin haar rouw zinde de voormalige onderwijzeres op een stap die het burgemeesterschap voor de Smuldersen moest behouden, zodat Sjef, eenmaal volwassen, het ambt kon bekleden. Ze wilde zelf solliciteren. Het zou ook voor inkomen zorgen.
Helpen waar het kan
In haar regelmatige onderwijzershandschrift schreef Smulders-Beliën brieven aan de minister, de commissaris van de koningin en de koningin zelf. De katholieke minister van binnenlandse zaken, Louis Beel, niet per se een progressieve geest, keek serieus naar de sollicitatie. In zijn condoleancebrief naar aanleiding van het overlijden van Jan Smulders had de bewindsman - misschien enkel uit gewoonte - geschreven dat hij de burgemeestersvrouw zou helpen waar hij kon.
Smulders-Beliën probeerde hem aan die belofte te houden. "Durft u het wel aan?", zou hij de sollicitante hebben gevraagd. Die antwoordde zonder twijfel 'ja' en zei een groot vertrouwen in God te hebben. Beel was om.
Al in de loop van de jaren twintig had in Nederland de roep geklonken om het burgemeestersambt ook open te stellen voor vrouwen. Ze maakten al deel uit van gemeenteraden, functioneerden als wethouder en fungeerden in die hoedanigheid ook weleens als waarnemend burgemeester. Klachten bleven uit. Waarom dan niet de laatste stap genomen? Andere landen waren Nederland al voorgegaan.
Omgeknoopte schorten
Smulders-Beliën kon zestien jaar later als eerste bewijzen dat vrouwen wel degelijk burgemeester konden zijn. Ze begon niet bij nul. Bij tal van gelegenheden had zij haar man als burgemeestersvrouw vergezeld. En bij nacht en ontij kwamen mensen bij haar thuis problemen bespreken. Daartegenover staat de hardnekkige anekdote dat ze bij haar eerste entree als burgemeester in het gemeentehuis 'Leg mijn mantel maar efkes op het kadaster' zou hebben gezegd.
De media vonden de eerste vrouwelijke burgemeester een interessant onderwerp. Ze zetten Smulders-Beliën steevast neer als een Brabants moeke. Journalisten verhaalden over omgeknoopte schorten, gemoedelijkheid en gezelligheid. Het ging in artikelen over 'een zorgzame moeder voor haar uit vier kinderen bestaande gezin' en over uitnodigend openzwaaiende deuren en het al even gastvrije welkomstwoord van de burgemeester ('Komt er maar in'). De pers zag wat ze wilde zien.
"Ze was een heel kordate vrouw en een supermoeder", zegt dochter Marie-Louise. Jongste zoon Jan: "Op belangrijke momenten was ze er voor ons, maar meestal ging ze op in haar werk. Mensen kwamen ook thuis praten, vaak met een stuk van jacht of slacht. Als mijn moeder het bezoek dan uitliet, slurpte mijn broer Sjef snel de laatste restjes uit de glaasjes jenever en cognac. Voor het huishouden had ze een meisje voor dag en nacht."
Ons mevrouw
Smulders-Beliën vergeleek het besturen van haar gemeente met het ouderschap in een gezin. Ze wilde ook een moeder van dit 'grote huishouden' zijn. "Je kunt als vrouw zo ontzaglijk veel betekenen voor de mensen, hen helpen, hen troosten, meer dan een man dat ooit kan doen", vond ze. De burgemeester wist wat verdriet was. Ze had niet alleen haar man verloren. In 1947 brandde ook haar uit de jaren twintig daterende woning tot de grond toe af.
Van aanspreektitels als edelachtbare vrouwe wilde Smulders-Beliën niets weten. Mevrouw voldeed prima. De Beerzenaren verkleinden de afstand tot de burgemeester nog wat verder en spraken meestal van 'ons mevrouw'.
Oost-, West- en Middelbeers lagen deels in puin na de oorlog en er heerste woningnood. Woonruimte vorderen was niet haar stijl. Liever ging de burgemeester bij de mensen langs om te kijken of gezinnen nog wat konden inschikken. Op die manier opereerde ze op vrijwel alle terreinen. Smulders-Beliën meed de ambtelijke molens, bureaucratie en regeltjes waar het kon. Te jonge klanten sleepte ze hoogstpersoonlijk de kroeg uit. Wethouder Jan Roefs vertelde aan De Telegraaf hoe ver de bemoeienis van de burgemeester kon gaan: "Als het met de vrijerij van iemand niet wil lukken, helpt ze ook. Reken maar!"
Zanghulde en fakkeloptocht
Het bronzen jubileum van Smulders-Beliën in het najaar van 1958 liet zien hoe geliefd ze in het dorp was. De feestelijke activiteiten duurden van acht uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Er was een heilige mis, een speciale raadszitting en het verenigingsleven van de Beerzen leefde zich uit in een zanghulde, dansdemonstraties, een defilé van ruiters, een instrumentale serenade en een fakkeloptocht.
Met een inzameling hadden de inwoners van de gemeente geld voor een nieuwe burgemeestersfiets willen ophalen. Met het bijeengebrachte bedrag, 5000 gulden, kon echter zowat een hele fietsenwinkel worden gekocht. Dus werd er een ander cadeau bedacht. De burgemeester kreeg een Daf 600. Haar rijbewijs haalde ze daarna. "Een klein wonder", volgens zoon Jan, want een begenadigd chauffeur was ze niet.
Na dit jubileum begonnen de moeilijkere jaren van het burgemeesterschap van Smulders-Beliën. Zij zag haar gemeente nog steeds als een groot gezin, maar de gezagsverhoudingen begonnen te schuiven. De burgemeester had niet langer vanzelfsprekend autoriteit. De partijen in de gemeenteraad lieten zich gelden. Vergaderingen en informele overleggen kregen een meer politiek karakter.
Autocratisch
De tikje autocratische stijl van de burgemeester deed steeds vaker de wenkbrauwen fronsen. Dat natuurbeschermers succesvol bezwaar maakten tegen nieuwe ontginningen kon ze maar moeilijk begrijpen. Woeste grond omzetten in akkers en weides zag ze als vooruitgang. Vanwege plannen voor een naturistenterrein in haar gemeente deed ze de Beerzenaren de suggestie aan de hand om de boel uit protest in brand te steken. Met enige spijt constateerde ze dat ze dat zelf niet kon maken.
Smulders-Beliën worstelde met de nieuwe tijd. En vertegenwoordigers van de nieuwe tijd worstelden stilaan met haar. Een aantal raadsleden ging in Den Bosch over haar klagen. Het zorgde voor druk, die ze eerder nooit zo had gevoeld. Het burgemeesterschap werd een last. In 1964 bleef ze op doktersadvies zelfs zes weken thuis.
Enige tijd later werd baarmoederhalskanker geconstateerd. Na een operatie liep ze trombose op. Die werd haar fataal. Op 11 juni 1966 overleed Smulders-Beliën. Ze was 63 jaar oud en bijna twee decennia lang burgemeester. De tweede en derde vrouw in dat ambt, een VVD'ster en een PvdA'ster, waren pas twee jaar daarvoor benoemd. Pas vijftien jaar na de dood van Smulders-Beliën kreeg Utrecht als eerste grote stad een vrouwelijke burgemeester.
Van een voortzetting van de Smulders-dynastie in Oost-, West- en Middelbeers was geen sprake. Geen van de kinderen koos voor het openbaar bestuur.
'De verhouding moet fifty-fifty zijn'
Marja van Bijsterveldt (56), burgemeester van Delft sinds 2016.
"Het verhaal van Smulders-Beliën, met die bijzondere start als burgemeester, is indrukwekkend. Veel van haar eigenschappen zou ik typisch vrouwelijk willen noemen: weinig formalistisch, doelgericht, doen wat gedaan moet worden. Burgemeester zijn is niet alleen inhoudelijk en strategisch bezig zijn. Het is ook gevoel hebben voor wat er leeft, écht aandacht hebben voor mensen in de gemeenschap. Alleen al daarom is het goed als de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke burgemeesters snel naar fifty-fifty gaat.
"Voordat ik naar Den Haag ging (Van Bijsterveld was daar Tweede-Kamerlid namens het CDA, staatssecretaris en minister, red), was ik van 1994 tot 2003 burgemeester in Schipluiden. Toen werd dat nog als iets bijzonders ervaren. Al speelde ook mee dat ik een tijdlang de jongste burgemeester van Nederland was. Nu is een vrouw in het ambt gelukkig vanzelfsprekender. Er wordt meer gekeken naar je werkelijke kwaliteiten.
"Voor verdere stappen is veel nodig: vrouwen die zelfbewuster en fierder zijn en eerder hun vinger durven opsteken, commissarissen van de koning die scherper kijken naar vrouwelijke kandidaten, vertrouwenscommissies die om 50 procent vrouwelijke burgemeesterskandidaten vragen. Partijen moeten bovendien zoeken naar en activeren van talent. Als voorzitter van het CDA Vrouwenberaad en voorzitter van het CDA heb ik ervaren dat dat werkt. De vrouwen zijn er wel. Met 'we konden ze niet vinden' kun je echt niet meer aankomen."
Benieuwd naar nog meer vrouwelijke pioniers in de politiek?
Lees ook: De eerste vrouw in de Tweede Kamer kreeg veel onderbroekenlol te verduren
Nadat Suze Groeneweg (SDAP) in de Tweede Kamer een speciale kamer kreeg toegewezen waar ze haar toilet kon maken, heette het gangetje ernaartoe het Groenewegje. Grappig, als het niet een verwijzing naar de Haagse hoerenbuurt was geweest.
De eerste vrouwelijke wethouders mochten besturen, maar geen paspoort aanvragen
Een vrouw in het ambt was wel wennen. De gemeentesecretaris maakte in zijn notulen nadrukkelijk onderscheid: in het geval van de man schreef hij wethouder Herwarts, in het geval van de vrouw mevr. Ruypers, zonder haar functie te noemen.
De eerste vrouwelijke senator was een indringer in een bedaagde herenclub
Een katholieke krant vond het onbestaanbaar. Een vrouw in de Eerste Kamer! Het dagblad noemde de 48-jarige Carry Pothuis-Smit een roode kakelkip. 'Wat beteekent ook studie en levenswijsheid in onze tijd? Wie het hardst en luidruchtigst kakelt, heeft het meeste gehoor.'