Interview

De digitale tijd hoeft geen nachtmerrie te worden, mits er een basisinkomen komt

Richard David Precht Beeld Hollandse Hoogte / Laif
Richard David PrechtBeeld Hollandse Hoogte / Laif

De digitalisering kan een zegen zijn - als de politiek daarvoor voorwaarden schept. Zoals: een basisinkomen, vindt sterfilosoof Richard David Precht.

Wilfred van de Poll

De digitale tijd zal de samenleving even ingrijpend veranderen als de industriële revolutie in de vorige eeuwen, betoogt de Duitse filosoof Richard David Precht in zijn boek ‘Jagers, herders en critici: Een utopie voor de digitale samenleving’. De vraag is volgens hem alleen: hoe? Dat ligt niet vast: de digitale tijd hoeft geen nachtmerrie te worden, stelt Precht. We kunnen er zelfs stukken op vooruitgaan.

Prechts boek leest als een wake-up-call. Vooruitgang komt niet automatisch. Als de bakens in politiek, onderwijs en economie niet worden verzet, dan dreigt de digitale revolutie eerder uit te monden in een dystopie - een weinig opbeurend boekdeel schetst hoe de toekomst eruit kan zien als die aan de sneakermiljardairs van Silicon Valley wordt overgelaten. In die toekomst draait alles om efficiency, de mens is meetbaar en verbeterbaar (‘optimeerbaar’) en dient de techniek, in plaats van andersom. Gedragsmanipulatie door enkele grote bedrijven is de norm en ongelijkheid neemt hand over hand toe.

Uw boek staat bol van grote woorden en uitroeptekens, het lijkt recht uit uw hart te komen.

“Dat kwam het ook, het onderwerp is urgent. Ik loop er al vijf jaar mee rond, het vloeide in drie maanden tijd uit mijn pen. De politiek negeert het onderwerp. Men is zeer, zeer reactief geworden en denkt alleen maar aan het winnen van verkiezingen.”

De nieuwe Duitse regering spreekt wel veel over digitalisering.

“Zonder een greintje visie. Het gaat over sneller internet, breedband voor iedereen, meer laptops in scholen, meer kinderen die programmeren. Dat heeft allemaal niets met de samenleving van doen, met de verzorgingsstaat, met de komende werkloosheid… Daarover praat men niet. Men praat niet over de echte problemen. En van Angela Merkel hoef je ook geen ideeën of strategie te verwachten. Bij haar is alles louter tactiek.”

Terwijl juist nu visie gevraagd is, stelt Precht. Digitalisering schept namelijk óók kansen, vindt hij. Grote kansen. De titel van zijn boek verwijst naar Karl Marx, die droomde van een klasseloze samenleving waarin iedereen vrij was: “’s Morgens jagen, ’s middags vissen, ’s avonds veeteelt bedrijven, na het eten kritieken schrijven, al naar gelang waar ik zin in heb, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden”.

Voor het eerst in de geschiedenis komt die utopie voor een groot aantal mensen binnen de grenzen van het bereikbare, schrijft Precht. Stel je een wereld voor waarin mensen niet meer aan de leiband van loonarbeid hoeven te lopen, waarin robots het saaie, machinale werk doen. Iets om blij van te worden, vindt hij. Maar dan moet er wel veel veranderen.

Vooral: onze kijk op arbeid, zegt hij. In kapitalistische samenlevingen sinds de 16de eeuw geldt werken als de hoogste deugd en is het idee van ‘loon naar arbeid’ diep verankerd. Je bent iemand als en zolang je werkt. Ook voor Marx en Engels had arbeid nog een intrinsieke waarde, stelt Precht. Iemand die volgens hem scherper dacht is de Engelse bohémien-literator Oscar Wilde, die in zijn essay ‘Het socialisme en de ziel van de mens’ afrekende met de notie van werk als fundament van menselijke waardigheid. Wilde zag die in kunst, dat wil zeggen, in het maken en doen van dingen die nergens toe dienen.

Ook Marx’ schoonzoon Paul Lafargue dacht er zo over. Hij pleitte in 1883 voor een ‘recht op luiheid’ voor het proletariaat: als de adel rond mocht lummelen, waarom moest dan voor de rest arbeid als belangrijkste waarde gelden? ‘Arbeid adelt’? Niet dus. Nietsdoen adelt. En machines, schreef Lafargue, maken dat mogelijk voor de grote massa. Machines hebben armen en benen van staal en worden nooit moe. Zij zijn de ‘verlosser van de mensheid’.

De utopieën van Lafargue en Wilde vinden hun bron in de Oudheid, bij de Griekse filosoof Aristoteles. Hij fantaseerde al over uit zichzelf bewegende apparaten die het harde, monotone werk zouden doen, waardoor zelfs slaven niet meer nodig zouden zijn - in zijn tijd een utopische gedachte.

Sinds de Industriële Revolutie zijn er stappen gezet richting die utopie, betoogt Precht: nooit hadden zoveel mensen zoveel ‘vrije tijd’ - een moderne uitvinding - als in een aantal bevoorrechte Westerse landen na de Tweede Wereldoorlog. Dat was deels het gevolg van een politiek die zichzelf grote doelen stelde: ‘Welstand voor allen’, luidde de leus van Ludwig Erhard, vader van de Duitse sociale markteconomie. Precht wil een nieuw groot vergezicht, een herwaardering van de utopie in de politiek.

Noodzakelijk bestanddeel daarvan, als het aan hem ligt: een onvoorwaardelijk basisinkomen voor iedereen. Het is, stelt Precht, de eerste stap om de digitale revolutie te overleven. Er is volgens hem geen ontkomen aan: een basisinkomen zorgt ervoor dat massale werkloosheid geen massale armoedeval en nieuwe klassenmaatschappij betekent.

Dat klinkt inderdaad utopisch, in de Duitse politiek loopt er althans haast niemand warm voor.

“Er zijn nog zeer veel politici die verkondigen: we krijgen geen werkloosheid. Dan zullen ze ook niet warmlopen voor basisinkomen. Men moet de catastrofe eerst met eigen ogen zien.”

Want die komt zeker?

“Ja.”

En dan komt het basisinkomen ter tafel?

“Meer dan dat: ik ben ervan overtuigd dat het basisinkomen er gaat komen. Ik heb met zoveel mensen gepraat, in het bankwezen, het verzekeringswezen, met mensen op leidende posities in het bedrijfsleven. De CEO’s maken zich zorgen, zij zullen velen moeten ontslaan. Joe Kaiser van Siemens en Tim Höttges van Telekom brengen het basisinkomen telkens weer ter sprake. Omdat zij wel ongeveer weten wat er op ons afkomt.”

Hoe hij het voor zich ziet: 1500 per maand voor iedereen - precieze berekeningen laat hij over aan de economen. Maar het moet in ieder geval een stuk hoger liggen dan de bijstand, schrijft hij, anders dompel je mensen nog steeds in armoede, en daar is niets utopisch aan. De vraag die dan natuurlijk meteen klinkt - wie moet dat betalen? - vindt hij ‘bevreemdend’. “We leven tenslotte in het rijkste Duitsland dat er ooit was”, zegt hij. “En de productiviteit stijgt door de digitalisering nog eens razendsnel. Voor machines hoef je geen sociale lasten af te dragen, geen pensioen, geen vakantie- of kindergeld. Ze slapen niet en worden nooit moe. De vraag is dus eigenlijk: waarom zouden we dat basisinkomen niet kunnen betalen?”

Prechts voorstel is om het basisinkomen niet via inkomstenbelastingen te bekostigen, maar via een belasting op financiële transacties. Hij haalt de voormalige Zwitserse vicekanselier Oswald Sigg aan, die berekende dat met een ‘microbelasting’ van 0,05 procent op geldverkeer heel Zwitserland een basisinkomen van 2500 Franken zou kunnen krijgen. Om in Duitsland een basisinkomen te garanderen zou dat percentage hoger moeten liggen, maar nog altijd zo klein dat het de meesten nauwelijks zal opvallen, denkt Precht. Zo’n belasting zou tegelijk het losgeslagen gespeculeer op de financiële markten indammen - twee vliegen in een klap dus.

Als u in uw boek samenvat wat de politiek moet doen om van de digitale revolutie een utopie te maken, dan is dat nogal een lijst. Van een basisinkomen regelen tot bijvoorbeeld een neutrale zoekmachine financieren die Google vervangt. Krijgt de staat in uw utopie niet te veel macht?

“De staat moet eerst maar eens wat van de macht terugkrijgen die hij verloren heeft aan de digitale bedrijven. Als we voor genoeg controle zorgen, hoeven we niet bang te zijn voor een te machtige staat.”

Hoe ziet die controle eruit?

“Dat is een terechte vraag. Ik schrijf in mijn boek over het feit dat de geheime diensten niet genoeg gecontroleerd worden, dat is een probleem. Die vraag naar controle is belangrijk, daar heeft u volkomen gelijk in. We zullen er later een debat over moeten hebben als samenleving. Over veel details moeten we nog verder nadenken.”

Controle op de staat - een ‘detail’?

“Eerst moeten we het nu zover zien te krijgen dat de staat überhaupt weer wat meer macht terugkrijgt.”

Precht kijkt niet alleen naar de politiek, maar ook breder, naar cultuur en onderwijs. Bij bijvoorbeeld het basisinkomen noemt hij de betaalbaarheid nog maar het kleinste probleem. De grootste horde is een psychologische: we zullen af moeten van het idee dat je moet werken voor je geld. Dat mensen werk nodig hebben voor hun zelfrespect. Dat uitgangspunt zit diep in onze cultuur.

Het klopt in de praktijk vaak niet eens, constateert Precht: “Een baan hebben kan erkenning opleveren, het gevoel iets te betekenen, van nut te zijn. Vaak doet het dat helemaal niet. Vele mensen halen geen voldoening uit hun baan. Wie zal over honderd jaar de ontelbare saaie kantoorbanen betreuren die nu verloren gaan?”

Een echte meritocratie, een prestatiesamenleving, is er in het Westen evenmin: ongelijkheid in rijkdom en status heeft nog steeds vaak maar weinig met verdiensten te maken. Dat besef zal het misschien makkelijker maken om van de fixatie op arbeid en prestatie af te komen, hoopt hij.

Even misbaar als saaie kantoorbanen zijn in Prechts ogen andere dingen die digitalisering doen verdwijnen. Zoals door mensen bestuurde auto’s. Stinkende straten, verkeersdoden: het behouden ervan heeft niets aantrekkelijks. En vragen als: wie moet de autonome auto straks in geval van ongelukken kiezen om aan te rijden, een kind of een bejaarde - hij vindt dat niet de interessante vragen. Je stelt het ding gewoon in om standaard naar rechts te buigen, niks ethisch dilemma.

De echt moeilijke vragen waar de digitale revolutie ons volgens Precht voor stelt, gaan niet over de zelfrijdende auto. Ze liggen op een dieper terrein. Dat van zingeving: wat te doen met de tijd die de techniek voor ons wint? Als arbeid niet meer als vanzelfsprekende generator van zelfrespect geldt, wat dan wel? Niet elke werkloze taxichauffeur, zegt Precht, wordt zomaar vanzelf creatief als hij thuiszit met een basisinkomen. “De toverwoorden van de toekomst zijn ‘zelforganisatie’ en ‘zelfverantwoording’”. Levenskunst, kortom.

Dat vergt veel. Je leven actief vormgeven, plannen maken zonder dat een baas je tijd indeelt: het veronderstelt autonomie, om kunnen gaan met vrijheid. Daar is het juiste soort vorming voor nodig. Voor Precht gaat het bij onderwijs in de digitale tijd niet om: elk kind omsmeden tot it’er, zoals volgens hem vaak wordt geroepen. Dat maakt de samenleving niet toekomstbestendig, want de meeste it’ers zullen net zo goed werkloos worden; alleen aan de echt getalenteerden zal nog behoefte zijn, meent hij.

Precht pleit niet voor Steve Jobsscholen, maar voor klassieke Bildung: onderwijs als vorming van karakter, van zelfstandig nadenken en oordelen. In de toekomst zijn meer dan ooit zones van rust en onthaasting nodig: “Concentratievermogen in de hoofden van onze kinderen bewaren en trainen is een van de belangrijkste opgaven in de 21ste eeuw.”

Richard David Precht (1964) is een Duitse filosoof, publicist en presentator van het ZDF-programma Precht. In het Nederlands verscheen van hem ‘Denken over dieren’(2017) en zijn overzicht van de filosofie ‘Ken de wereld’ (2016).

Richard David Precht
Jäger, Hirten, Kritiker
Goldmann Verlag
€ 19,23 (Ebook)

Lees ook:

Porno is slecht voor je brein, verslavend, en ruïneert je seksleven

Pornografie neemt door de digitalisering steeds verslavender vormen aan. Gary Wilson waarschuwt voor funeste gevolgen.

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden