De bezoeker waant zich even een voyeur op de Wallen
Hoerenbuurten hebben vaak een grote aantrekkingskracht op kunstenaars. In Parijs lieten grote schilders in Montmartre zich inspireren door het warme leven in het aangrenzende Pigalle. In Amsterdam wonen op de Wallen veel kunstenaars. In de jaren zeventig zag je daar componist Peter Schat vanuit zijn huis parmantig zijn teckeltjes uitlaten, terwijl hij knikte naar de overkant, waar Wallenkoning Maurits de Vries (zwarte Jopie) met zijn havanna-sigaar en zijn bouviers voor zijn porno-imperium Casa Rosso paradeerde. Het was in een tijd dat de problemen in deze rosse buurt nog redelijk beheersbaar waren, dat iedereen elkaar daar leek te kennen en Jopie er hoogstpersoonlijk voor zorgde dat zijn straatje schoon was geveegd. Bureau Warmoesstraat had hij er niet voor nodig.
Die tijden van Wallenromantiek zijn allang voorbij. De gemeente Amsterdam heeft het idee dat zij de problemen in de buurt niet meer aankan en probeert nu in project 1012 (naar de postcode) de uitwassen van de prostitutie, de vrouwenhandel, witwaspraktijken en wat dies meer zij, te bestrijden door het aantal ramen waar vrouwen hun klanten toewenken met bijna de helft te verminderen en kunstenaars de gelegenheid te geven hun plek in te nemen. De kunstenaar als glijmiddel van het stedelijk beleid, zeg maar. PvdA-wethouder (nu plaatsvervangend burgemeester) Lodewijk Asscher zei destijds: „Het is de hoogste tijd om in te grijpen. De tijd dat we het mooiste deel van de binnenstad laten overnemen is voorbij.”
Het Amsterdams Historisch Museum haakt met een nieuwe expositie gretig in op dit thema. Het museum heeft de historie eventjes laten varen en toont nu kunstwerken die direct betrekking hebben op de prostitutie. Met als belangrijkste trekker ’The Hoerengracht’ het werk van 14 meter lang, 4 meter breed en 3 meter hoog van het Amerikaanse kunstenaarsechtpaar Edward Kienholz (1927-1994) en Nancy Reddin Kienholz (1943). Het was tot voor kort te zien in de Londense National Gallery en is nu voor het eerst te bekijken in thuishaven Amsterdam, waar de Wallen de directe inspiratie vormden voor dit grote project.
In de jaren tachtig werkte het echtpaar Kienholz in Berlijn vijf jaar lang aan dit bouwsel waarin de sfeer van de Amsterdamse rosse buurt tot uiting moest komen. Met regelmaat bezochten ze de Amsterdamse buurt om studiemateriaal voor hun werk te verzamelen. Hij liet zijn eigen vriendinnen poseren voor de modellen die zo ’uit het leven gegrepen’ de hoer moesten voorstellen. Het straatnaambordje ’Hoerengracht’ liet hij in Amsterdam vervaardigen, nadat hij uitdrukkelijk had beloofd dat het niet in de stad zelf zou worden opgehangen.
Het werk, dat met zijn grootte nauwelijks in het Historisch Museum past, is na twintig jaar wat gedateerd, doet met zijn romantische inslag wat denken aan die tijden van zwarte Jopie. De Wallen zijn er samengebald in Kienholz eigen straatje. Geen kille peeskamers, maar gezellige rood verlichte ruimtes, waarin de dames hun eigen sfeer creëerden, via de spiegeltjes de klanten naar binnen lonkten. De hoeren hebben allen een schilderijlijstje om hun hoofd, waarin ze zich als het ware kunnen afzonderen van hun sores.
De een is wat dikkig, de ander staat op straat, weer een ander ziet er uit als een huilende madonna. Bij een raam is het gordijn dicht, twee porseleinen hondjes staren naar buiten, de sigaretten met aansteker liggen in de vensterbank. De museumbezoeker waant zich even een voyeur bij het bekijken van al deze details. Hij struikelt zelfs bijna over de bladeren en bierblikjes op de grond.
Naast ’The Hoerengracht’ is er nog andere kunst te zien die betrekking heeft op het thema prostitutie. Marieke Verheyen toont in haar video het perspectief van de klanten die met begerige en nieuwgierige blikken voorbij lopen. ’How much’, vragen ze. Philippe Vogelenzang en Majod Karrouch fotografeerden de vrouwen op hun arbeidsplaats en in de studio. Van Ted Noten hangt er een automatiek, waar klanten ringen kunnen uittrekken ten behoeve van de vrouw achter het raam. En Marina Abramovic heeft zelf vier uur lang de rol van prostituee op zich genomen.
Tess Jungblut fotografeerde de kille kamertjes, ’s ochtends vroeg tussen vijf en zes als de schoonmakers komen om de boel te reinigen. „Het was een avontuur dat mij soms de adem benam”, schrijft Jungblut. „Zo dichtbij ’mogen’ komen op een plek die per definitie ontoegankelijk is voor de meesten van ons. Soms werd ik overmand door een intens gevoel van leegte en eenzaamheid, maar nooit voelde ik geen respect voor de vrouwen en de mannen die dit werk doen.”