Opinie
De beklemmende morele superioriteit van links
Wat is er eigenlijk zo hoogstaand aan de notie dat cultuur of ontwikkelingshulp worden gefinancierd door de overheid? Mensen kunnen immers zelf doneren.
Een beklemmende lucht van morele superioriteit stijgt op uit veel reacties van linkse partijen - en hun aanhangers - op de maatregelen van het kabinet. Als je de protestleuzen moet geloven, leiden de hervormingen van het cultuurbeleid en de ontwikkelingssamenwerking tot de teloorgang van de beschaving.
Dat mensen tot verschillende keuzes komen is eigen aan de democratie. Zichzelf op een voetstuk plaatsen vanwege zo'n keuze hoort daar wat mij betreft niet bij. Uitspraken als "dit is een aanslag op onze beschaving", van SP-fractievoorzitter Roemer of van fellow traveller en dichter des vaderlands Ramsey Nasr dat dit kabinet "ons terug naar het dierenrijk trekt" gaan niet over een politieke keuze, maar over het eigen superioriteitsgevoel.
Het wereldbeeld van linkse partijen is doordrenkt van de notie dat politici beter weten wat goed is voor mensen dan ze zelf weten. Daartegenover staat het liberale mensbeeld, dat ervan uitgaat dat politici mensen de mogelijkheid moeten bieden om zelf hun leven in te richten.
Wanneer een linkse politicus zegt dat er meer geld moet naar cultuur of ontwikkelingssamenwerking, is mijn eerste gedachte: "Wat houdt je tegen? Het rekeningnummer van de Novib of het Prinses Christina Concours staat gewoon op hun website". Wat kan er eigenlijk moreel hoogstaand zijn aan de notie dat iemand anders geld moet geven?
Het maakt een samenleving niet per se beschaafder als de overheid mensen verplicht om een bijdrage te leveren aan cultuur of ontwikkelingssamenwerking. Ik geef drie argumenten.
Allereerst is de keuze van linkse partijen gestoeld op een wantrouwend mensbeeld. Nederlanders zullen zelf wel niet bereid zijn om tijd en geld aan cultuur of ontwikkelingssamenwerking te besteden, dus moeten verlichte politici hen de weg wijzen.
Ten tweede wordt vaak niet het beoogde doel bereikt. Decennia cultuurbeleid hebben niet kunnen veranderen dat opera's vooral (en met subsidie) bezocht worden door hoogopgeleiden. Zestig jaar ontwikkelingssamenwerking heeft helaas geleerd dat de landen die veel Nederlands belastinggeld ontvingen er eigenlijk niets op vooruit zijn gegaan (Suriname!), terwijl tegelijkertijd in een groot deel van Azië en Zuid-Amerika honderden miljoenen mensen aan de armoede ontsnapten, omdat regeringen kozen voor de vrije markt.
Ten derde smoort een overheid die te veel taken op zich neemt het initiatief vanuit de samenleving. Culturele instellingen hebben zich steeds meer geconcentreerd op het voldoen aan subsidiecriteria, in plaats van op de wens van het publiek. Sinds kort ontdekken instellingen als het Boerhaave museum en Meermanno Westreenianum tot hun eigen verbazing, dat er vanuit de samenleving grote bereidheid bestaat om bij te dragen aan cultuur.
Zeker vóór de Tweede Wereldoorlog waren er grote problemen op het gebied van armoede, volkshuisvesting en ongelijke rechten tussen mannen en vrouwen. Verschillende politieke stromingen trokken zich die misstanden aan, zonder alle heil van de staat te verwachten. Het Concertgebouw en Natuurmonumenten, maar ook buurthuizen en woningcorporaties werden opgericht vanuit particulier initiatief.
Terwijl de bevolking welvarender en beter opgeleid raakte, bleef het linkse geloof bestaan dat de staat de burgers moest blijven voorgaan op weg naar het ware geluk. Daarbij claimden de linkse partijen zowel binnen als buiten het parlement nadrukkelijk de 'moral high ground'.
Liberalen zien juist de ongekende mogelijkheden van een samenleving waarin mensen zoveel mogelijk vrijheid, en de bijbehorende verantwoordelijkheid krijgen. Als de politiek de juiste voorwaarden schept - zoals goed onderwijs, toegang tot zorg, veiligheid en goede infrastructuur - grijpen mensen hun kansen.
Zowel vroeger als nu ontstonden vele particuliere initiatieven om minder bedeelden te helpen of cultuur te laten bloeien. Van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen uit 1784, via de De Bernard van Leer Stichting uit 1949 tot de Joop Van Den Ende Foundation uit 2001, Nederlanders blijken steeds, buiten de politiek om, bereid de samenleving te verbeteren.
De geschiedenis leert dat er geen reden is voor linkse morele superioriteit. De illusie van de maakbare samenleving heeft geleid tot een cultuur van afhankelijkheid die doorbroken moet worden. Zo'n heldere keuze biedt de overheid de mogelijkheid om de taken die zij echt moet doen, met volle inzet uit te voeren. Zo'n keuze biedt de samenleving de helderheid dat daar waar de overheid geen taak heeft, particuliere initiatieven alle ruimte krijgen.
De geschiedenis en de praktijk van alledag tonen dat vele Nederlanders dan bereid zijn met tijd, geld en energie bij te dragen aan een betere samenleving. Een overheid die keuzes oplegt is geen teken van beschaving. Het is juist andersom: een beschaafde samenleving laat haar burgers vrij om te kiezen.