De bedstee van Aafko Bakker verhuist naar Amerika
LEEUWARDEN - Zo'n 150 jaar geleden trok een groepje Noordnederlanders de oceaan over. Van hen stichtte dominee Van Raalte een dorpje in de Amerikaanse staat Michigan. Tegenwoordig is het dorpje Holland, Michigan uitgegroeid tot een welvarende stad aan de rand van het Meer van Michigan met zo'n 70 000 inwoners. Nog steeds hebben de vierde en vijfde generatie emigrant-Nederlanders grote binding met het moederland.
Om dat Nederlandse element te blijven koesteren, wordt in Holland, Michigan nu een volledig Noordnederlands terpdorp uit de vorige eeuw neergezet. Gebouwen uit Friesland, Groningen en Drenthe worden de komende jaren naar Amerika verscheept. Daar worden ze weer opgebouwd op 'Windmill Island', een eilandje vlak bij het Meer van Michigan.
Voor het project is een stichting in het leven geroepen, de stichting 'Dutch Heritage' en die rekent op miljoenen bezoekers per jaar. “Het is de bedoeling dat tussen de 15 en 25 woningen en gebouwen worden overgezet. Dat gaat niet van vandaag op morgen, we hebben daar zo'n 15 jaar voor uit getrokken. Daar zullen de woningen weer opgebouwd worden tot een soort openluchtmuseum,” vertelt Anne de Vries, één van de initiatiefnemers.
De Nederlandse achtergrond is goed in Holland terug te vinden. Veel mensen hebben nog een Nederlandse achternaam als Bakker, Bruinsma en De Vries. Op iedere hoek van de straat hangt wel een Nederlands uithangbord. Holland, Michigan bezit een oude Brabantse windmolen, die elk jaar door maar liefst 100 000 mensen wordt bezocht.
Zakelijk gezien gaat het Holland voor de wind, er wordt zelfs gesproken van de 'Magic Dutch Touch'. “Men is trots op zijn achtergrond en de handelsgeest van de oud-Nederlanders wordt nog steeds gekoesterd. Het houdt niet op bij de stadsgrens van Holland, in heel Michigan zijn veel mensen te vinden met Nederlandse roots”, vertelt Phil Meyer, één van de betrokken architecten.
De zoektocht naar huizen is inmiddels beloond. Het oude tolhuisje uit Burum, dat op de grens van Groningen en Friesland staat, wordt de komende tijd de oceaan overgebracht. Huizen die naar het toekomstige openluchtmuseum gaan, moeten alle in aanmerking komen voor sloop: zo blijft het idee betaalbaar en gaan er geen monumenten voor Nederland verloren. Alle gebouwen moeten immers van de vorige eeuw zijn.
Zo is het tolhuisje uit Burum in 1849 gebouwd om reizigers geld af te troggelen als zij de provinciegrens overstaken. Dit systeem bleef tot begin van deze eeuw in stand en het huis is daarna overgaan naar de familie Bakker, nog steeds eigenaar. “Wij hebben een nieuw huis, naast dit oude huisje gebouwd. Het was rijp voor de sloop, ik had de vergunning al aangevraagd. De stichting zorgt daar nu voor en wij hoeven de kosten van de sloop niet te betalen”, meent Aafko Bakker, de huidige eigenaar van het tolhuis.
In de woning is hij, net als zijn zeven broers en zussen, geboren in de enige bedstee. “In eerste instantie vond ik het een vreemd idee dat mijn geboortehuis voortaan in Amerika komt te staan. Aan de andere kant zit er ook een heel leuk aspect aan, want twee van mijn broers zijn naar Canada geemigreerd. Dat is maar zo'n zes uur rijden van Holland, Michigan. Mijn neefjes en nichtjes kunnen nu zonder al te veel moeite zien in welke bedstee hun vader is geboren.”
De eerste steen van het huis is inmiddels officieel aan de twee begeleidende Amerikaanse architecten overgedragen. Op het jaarlijkse 'Tulip Time Festival', een festival compleet met tulpen, klompen en klederdracht, zal de eerste steen aan de bevolking worden gepresenteerd. Dat is meteen het startsein voor het project. Beide architecten zijn momenteel in Nederland om onderzoek te doen. “We moeten natuurlijk bekijken hoe de bouwstijlen precies in elkaar steken. In het toekomstige terpdorp worden stijlen van verschillende plaatsen en tijden met elkaar gecombineerd. Dat vergt toch heel wat denk- en combinatiewerk. Het mooiste van deze ontdekkingsreis is eigenlijk nog dat de kennis die we nu opdoen, ook kunnen gebruiken voor de hedendaagse ontwerpen, en niet alleen voor het toekomstige museum”, meent Greg Holcombe in zijn Amerikaanse accent. Met collega's is hij bezig om het toekomstige openluchtmuseum in een groter planologisch verband te zetten. “Zo zijn bijvoorbeeld de Nederlandse brugconstructies uniek. Daar kunnen wij nog wat van leren.”
Het witte tolhuis is in slechte staat. Stenen brokkelen uit de muren, kozijnen zijn verrot en het behang bladdert van de muren. De woning heeft een triest aanzien en lijkt op instorten te staan. “Het wordt nog een hele toer om zo'n woning over te zetten. Het idee is om zo groot mogelijke brokken in containers op te slaan en het op die manier te verschepen”, aldus De Vries. Voordat het zover is moeten eerst verschillende methoden worden geprobeerd. De stichting krijgt hierbij hulp van het openluchtmuseum in Enkhuizen en de Technische Universiteit Delft.
Het oog van de initiatiefnemers is al op meer gebouwen gevallen, zoals twee boerderijen uit Groningen. Beide staan op de nominatie te worden gesloopt en lijken geschikt voor de plannen. De Vries: “Sinds het idee wat bekender is geworden, worden we overspoeld met telefoontjes. Mensen van wie het huis eigenlijk moet worden afgebroken, maar die dat eigenlijk zonde vinden, bellen ons.”
Het balletje van de ambitieuze plannen is aan het rollen geraakt door het bezoek van twee Nederlandse historici, Jan van Dijk en Willem Foorthuis, aan het Tulip Time Festival. Daar kwamen zij in contact met het gemeentebestuur dat graag het 'Windmill Island' wilde ontwikkelen. De historici opperden toen het idee van een origineel openluchtmuseum, waarop enthousiast werd gereageerd. Terug in Nederland werd om de tafel het idee verder uitgedacht en de stichting 'Dutch Heritage' opgericht, waarin inmiddels de vier initiatiefnemers, drie historici en één communicatie-adviseur zijn verenigd.
“Vorig najaar stond hier opeens een negen koppen tellende enthousiaste delegatie uit Michigan op de stoep en daarna is het heel hard gegaan”, vertelt De Vries, zelf communicatie-adviseur. Inmiddels is het zover dat de vier mannen zich daadwerkelijk in het avontuur hebben gestort. In Amerika is een bedrijf opgericht waarvan zij eigenaar zijn. Met het bedrijf gaan zij optreden als projectontwikkelaars en in de toekomst als exploitanten van het openluchtmuseum. Voor De Vries is het hele plan nog steeds in het stadium van één groot avontuur. “Eén van ons gaat daadwerkelijk in Holland wonen. Zo hebben we hier een contactpunt en daar ook. Hopelijk is het eindresultaat een grote American Dream.”