Zeelandbrug tussen Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland, gezien vanaf Colijnsplaat.

BoekrecensieGeschiedenis

Corine Nijenhuis zet koers naar de Zeeuwse delta, op zoek naar sporen van de Watersnoodramp

Zeelandbrug tussen Noord-Beveland en Schouwen-Duiveland, gezien vanaf Colijnsplaat.Beeld ANP

Corine Nijenhuis beschrijft hoe de Watersnoodramp van zeventig jaar geleden een moderner leven naar Zeeland bracht. En littekens achterliet.

Elias van der Plicht

Mosselvisser Bart Schot was zeventien jaar toen die zaterdagavond de eerste golven over de kaai van Zierikzee stroomden. ‘Het water kwam overal in. Het sleutelgat van de voordeur stond net als Manneken Pis van Brussel zo in de gang te piesen. Toen wisten we dat het mis was.’

In de uren die volgden redde Schot met zijn vader en broers een grote hoeveelheid mensen met de boot. Ze spraken nooit meer over wat ze hadden meegemaakt; uit bescheidenheid, uit schuldgevoel. Want waarom zat bij de familie Schot nog iedereen aan tafel en stond hun huis aan de kade nog overeind, terwijl zoveel anderen met onnoemelijk veel leed te maken hadden gekregen?

De beelden spookten. Het radeloze echtpaar op dat kleine stukje overgebleven dijk. Hun twee gestorven kinderen aan hun voeten. Het bootje dat al overvol zat. Vader die zei dat alleen de man en de vrouw mee konden. De twee dode slachtoffertjes moesten de volgende dag maar worden opgehaald. Schot deelde het met niemand.

Totdat hij de leeftijd bereikte waarop er steeds minder ooggetuigen overbleven. Vijftien jaar geleden begon hij te praten tegen zijn kleindochter Ann. ‘Dus als ik het straks ook niet meer kan vertellen, als ik er niet meer zou zijn, Ann, dan zou jij niet weten wat er zomaar gebeurd is. En nu weet je het.’

Sporen in het landschap

‘Er waren slachtoffers, er waren redders. En er zijn mensen die het beide zijn’, schrijft Corine Nijenhuis over Bart Schot in Een nieuwe tijd. Zeeland na de ramp. Net als hij was haar uit het Walcherse dorpje Sint Laurens afkomstige moeder niet aan het praten te krijgen over de Watersnoodramp, hoewel Walcheren amper werd getroffen tijdens de rampnacht. Ook hier eenzelfde soort sentiment waardoor de mond dicht bleef. Nijenhuis: ‘Het is alsof ze zich daarvoor schaamt’.

Maar: ‘Mijn moeder mag dan weinig over de Watersnoodramp willen spreken, over de uitwerking ervan op ‘haar Zeeland’ praten wij wel’.

De bruggen en de dammen van de Deltawerken ontsloten de geïsoleerde Zeeuwse eilanden. Via de nieuwe, kaarsrechte autowegen kwam een moderner leven Zeeland binnen. Wie goed keek, zag dat het water littekens had achtergelaten. In de hoofden en harten van mensen als Bart Schot en in het landschap. Geulen bij doorgebroken dijken werden kreken en tekenden de polders.

Door de gesprekken met haar moeder raakt Nijenhuis gefascineerd door de sporen die de Watersnoodramp naliet. In Een nieuwe tijd verhaalt ze over hoe het Zeeland in de zeven decennia na 1953 verging. Ze gooit de touwen los van haar oude woonschip Alfons Marie en zet vanuit de Amsterdamse thuishaven koers naar de Zeeuwse delta.

Een bruinvis als voorbode

Over de geschiedenis van dat vrachtschip schreef Nijenhuis eerder het goed ontvangen Een vrouw van staal. De Zeeuwse klipper uit 1901 had een eeuw lang dienstgedaan in de binnenvaart, was na de rampnacht ingezet bij het wegbrengen van evacués naar veiliger oorden en kwam in 2007 in handen van Nijenhuis en haar vriend, waarna die tot ­varende woonboot werd omgebouwd.

In Een nieuwe tijd krijgt het 33 meter lange vaartuig opnieuw een hoofdrol. Nijenhuis navigeert over de Zeeuwse wateren en vertelt over wat ze ziet en tegenkomt, waarna ze uitzoomt voor een groter verhaal.

Zo schrijft Nijenhuis over hoe de kranige Maria van Utrecht aan boord komt. De bijna negentigjarige is geboren en getogen op de Alfons Marie, haar vader was jarenlang de schipper. Als ze een rugvin uit het water van de Oosterschelde ziet opduiken, commandeert ze dat de regenjassen tevoorschijn moeten komen, want een bruinvis die vanuit open zee inlands zwemt, betekent onherroepelijk slecht weer. Niet veel later begint het te regenen.

Onder de vijf kilometer lange Zeelandbrug, de langste oeververbinding in Nederland, zegt Maria dat een van de 54 pijlers er staat dankzij de Alfons Marie. In het ruim kon precies genoeg cement voor de bouw van de staander. Nijenhuis onderzoekt die geschiedenis. Ze legt uit waarom de brug tussen Schouwen-Duiveland en Noord-Beveland niet tot het Deltaplan behoorde, maar toch alles met de Deltawerken te maken heeft.

Stortplaats vol scheepswrakken

Door het Deltaprogramma waren bijna alle (schier)eilanden in Zuidwest-Nederland met elkaar verbonden. Voor het oversteken van de Oosterschelde waren de Zeeuwen echter nog altijd aangewezen op een veerdienst. Een kering met asfaltweg zou er pas op zijn vroegst in 1978 zijn. Het werd zelfs nog acht jaar later. Volgens de provincie Zeeland dreigde de bevolking van Schouwen-Duiveland zich meer op Zuid-Holland en Brabant te richten in plaats van op de rest van Zeeland. De brug tussen Zierikzee en Colijnsplaat moest dat voorkomen.

Nadat koningin Juliana de Zeelandbrug in 1965 had geopend, werd er gretig gebruik van gemaakt. En niet alleen door Zeeuwen. Het toerisme groeide in sneltreinvaart. Een van de trekpleisters werd het gebied rond het Veerse Meer.

Met de aanleg van bruggen en dammen verloren de kleine havens hun functie. De oogst werd voortaan via vrachtwagens vervoerd. Het haventje bij Sirjansland, Schouwen-Duiveland, veranderde in een stortplaats vol scheeps- en autowrakken, puin van ingestorte huizen en afgebrokkelde stukken kademuur. Toen er niets meer bij kon, plantte Staatsbosbeheer er wat bomen op.

's-Gravendeel tijdens de ramp. Beeld ANP
's-Gravendeel tijdens de ramp.Beeld ANP

Bodemrot en vissterfte

Om te voorkomen dat de aanlegplaatsen van het kersverse Veerse Meer in soortgelijke vuilnisbelten transformeerden, nam Staatsbosbeheer in een vroegtijdig stadium het initiatief. Het gebied ging compleet op de schop. Er werd een nieuwe wereld geschapen met twee ankerpunten: recreatie en ­natuur. Drooggevallen zandplaten werden opgehoogd en bebost, er kwamen bosgordels en rijen bungalows langs de oever, de haventjes werden overgenomen door de ­pleziervaart.

Het contrast met de omliggende polders waar boeren op hun akkers ploeterden was groot en dat was precies wat de landschaps­architecten voor ogen hadden.

Tegenwoordig baart de ondermaatse waterkwaliteit van het Veerse Meer zorgen, net als die van het Grevelingenmeer. Er is overlast van bodemrot, vissterfte en een teveel aan algen, wieren en Japanse kruiskwallen. Rijkswaterstaat zal dit jaar een oplossing presenteren.

Een boot is geen huisdier of bakvis

Aan Nijenhuis’ schip gaat dat alles voorbij. Het ‘zwiert zoetjes als een dronkenman’ over het blauwe water. Even later ‘draait Alfons Marie haar kop van links naar rechts, kijkt naar de zeebeesten die langs haar glijden, mee met het wegstromende water dat slurpt en zuigt als in een leeglopend bad’. En Nijenhuis weet dat het vaartuig ‘verlangt naar het zilt van weleer’ en ‘hartendartelt’ met aangemeerde vissersboten.

Er is zeer weinig aan te merken op haar indrukwekkende en prachtig geschreven boek, maar bij deze passages – er zijn er meer – waar ze van de Alfons Marie een levend wezen maakt, verliest de schrijfster zich wat. Dat ze van haar schip houdt, is prachtig, maar een boot is geen huisdier of bakvis.

De Deltawerken brachten toerisme en meer welvaart, maar niet alles veranderde in goud. Nijenhuis heeft volop aandacht voor vissers die naar elders moeten uitwijken vanwege dammen die de weg naar oude visgronden blokkeren. Ze schrijft over bewoners van door het water weggevaagde dorpen die hun buurtschappen geen nieuw leven mogen inblazen, omdat de beleidsbepalers hun kans schoon zien en een stokje steken voor nieuwe gehuchten in hun polders.

Alsnog ten onder

Ze eindigt in Zeeuws-Vlaanderen, waar een in 1953 bijna door het water verzwolgen scheepswerf twintig jaar later alsnog ten onder gaat, omdat de nieuwe Deltadijk de doorgang naar zee dwarsboomt.

Bovenal maakt Een nieuwe tijd inzichtelijk hoe belangrijk de waterkeringen zijn. Toen de kleindochter van Bart Schot naar de middelbare school in Middelburg ging, vond ze het vreemd dat het daar op Walcheren zo weinig over de ramp ging. Waarom was er geen jaarlijkse herdenking, zoals op haar ­basisschool in Zierikzee? Schokkender was het toen in Amsterdam medestudenten haar vroegen waar al die bruggen in Zeeland voor dienden.

Ik denk dat ze hun dan vertelt over haar opa, Bart Schot, redder en slachtoffer ineen, de man die jaren en jaren na de ramp begon te vertellen over wat hij die winternacht in 1953 had gezien. En iedere keer eindigt ze met die laatste zin: ‘En nu weet je het’.

null Beeld

Corine Nijenhuis
Een nieuwe tijd. Zeeland na de ramp
Alfabet; 288 blz. € 22,99

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden