Commissie-De Winter gaat onderzoek geweld in jeugdzorg uitbreiden

Commissievoorzitter Micha de Winter. Beeld anp
Commissievoorzitter Micha de Winter.Beeld anp

De commissie-De Winter breidt haar onderzoek naar geweld in de jeugdzorg uit naar doven- en blindeninternaten. Daarvoor is voldoende materiaal beschikbaar, blijkt uit het vooronderzoek. Een onderzoek naar deze instituten is ook zeer wenselijk, zegt commissie-voorzitter Micha de Winter.

Maaike Bezemer en Kiki Kolman

De commissie-De Winter is afgelopen najaar al aan de slag gegaan. Ze kijkt heel breed naar de toepassing van psychisch en fysiek geweld, maar ook seksueel misbruik over een lange periode; van 1945 tot nu. Het gaat dan vooral om kinderen die onder Rijkstoezicht stonden.

Doven- en blindeninternaten waren geen Rijksinstelling, maar dat maakt het vraagstuk niet minder dringend, zegt commissievoorzitter Micha de Winter. “Het gaat om kinderen die vanwege hun handicap juist extra kwetsbaar zijn.”

Alleen al zoiets als in de hoek staan. Vroeger was dat heel normaal, maar voor een doof kind voelt het extra onveilig, omdat het niet hoort wat er achter hem gebeurt. Een tik tegen je hoofd van de onderwijzer komt dubbel zo hard aan, want die komt onverwacht.

In het vooronderzoek staan nog veel erger voorbeelden van slaan, knijpen en schoppen. Ook psychisch geweld: in een doveninstituut werden leerlingen uitgelachen om verkeerde uitspraak van woorden. In 2002 bleek dat er op grote schaal seksueel misbruik voorkwam in een doveninstituut, bij leerlingen en door leerlingen.

Ook van blindeninstituten zijn er meerdere aanwijzingen dat er geweld werd gebruikt. Drie gevallen van seksueel misbruik zijn algemeen bekend.

Aangrijpende verhalen

Oud-leerlingen spreken niet makkelijk over geweld. Soms dachten ze ook dat het onlosmakelijk verbonden was met hun beperking, schetst de commissie. Zo ging dat nu eenmaal, ze hadden gewoon pech.

Tot nu toe ontving het meldpunt van de commissie al zo’n 540 meldingen over de jeugdzorg. Aangrijpende verhalen, zegt De Winter. “Er is vaak sprake geweest van ernstig en langdurig geweld jegens kwetsbare kinderen.” Vijf meldingen hebben betrekking op doven- en blindeninternaten.

Voor dove en blinde kinderen speelde nog iets anders: er was eigenlijk geen alternatief voor het internaat. Onderwijs was verplicht en dat konden dove en blinde kinderen alleen daar volgen. Ze moesten al op jonge leeftijd en het was ver weg van huis.

De visie van dovenscholen was tot in de jaren negentig dat een doof kind klaargemaakt moest worden voor ‘de horende wereld’, en dat dit het beste kon gebeuren door het apart van de samenleving te onderwijzen en op te voeden. Pas als dit naar voldoende tevredenheid gelukt was, kon een doof kind ‘terugkeren’ in de samenleving. Deze bijzondere situatie maakte het voor de kinderen extra moeilijk misstanden aan te kaarten, ziet de commissie. Nu pas durven ze dat.

De onderzoekers hebben in een eerste inventarisatie al diverse meldingen van geweld gevonden bij de betrokken inspecties. Er zijn dossiers met goed gedocumenteerde beschrijvingen en verslagen. Er is ook voldoende literatuur om een algemeen historisch beeld te schetsen: hoe werd geweld door de jaren heen toegepast. Welke scholing kregen leerkrachten, was er überhaupt een veiligheidsbeleid?

De instellingsarchieven verschillen nogal: bij sommige instituten liggen alleen nog een paar dozen, of alleen stukken over statutenwijzigingen, fusies en vastgoed. Sommigen hebben krantenknipsels, foto’s, nieuwsbrieven én jaarverslagen, maar alleen vanaf 1975.

De commissie wil dan ook meer doen dan in de papieren duiken, schrijft ze in haar vooronderzoek. De instellingsarchieven geven vooral zicht op de voorgeschreven orde, oftewel: hoe het hoorde te gaan. Oud-leerlingen, hun ouders en oud-medewerkers kunnen de ‘geleefde ervaring’ aan het licht brengen.

--------

Saskia vertelt haar verhaal over misbruik: Dit moet bekend worden

Overal waar met kinderen wordt gewerkt, gaan dingen fout. Saskia is ervan overtuigd. Zelf was ze zes toen ze in de jaren tachtig naar een blindeninstituut ging. Ze werd daar slachtoffer van seksueel, psychisch en fysiek geweld. Het is voor haar een grote opluchting dat commissie-De Winter naar haar verhaal luistert.

Bewustwording is voor Saskia, inmiddels 38 jaar, namelijk van cruciaal belang. “Als medewerkers in een instelling denken ‘bij ons gebeurt dat niet’, dan gaat het mis.”

Niet voor niets heeft ze jaren gelobbyd om misbruik in álle jeugdinstellingen op de agenda te krijgen. “Eerder waren er de commissie-Samson en -Deetman. Maar hun opdrachten waren beperkt. De een deed alleen onderzoek naar jeugdzorg, de ander alleen naar de katholieke kerk. Met mijn verhaal konden ze niets.”

Nu doet ze haar verhaal thuis aan tafel. “Niet omdat ik zielig ben, maar om maatschappelijk besef te vergroten.” Ondertussen tast ze af en toe naar haar koffiemok om een paar slokken te nemen. Een enkele keer loopt ze naar de keuken om diezelfde mok bij te vullen.

Het startte toen Saskia na de kleuterschool moest leren lezen, braille in haar geval. Omdat het blindeninstituut te ver van huis was, woonde ze doordeweeks daar. “Vanaf de eerste dag voelde ik me niet thuis. Wie heimwee had, kreeg een draai om zijn oren. En als je ziek was, moest je gewoon naar de les.”

Biologieles

In het tweede jaar gaat het helemaal mis. De begeleidster van de groep naast Saskia’s eigen groep komt ’s nachts naar haar kamer. Ze neemt een stel oudere jongens mee. Voor biologieles. Omdat de leerlingen niet kunnen zien, moeten ze voelen hoe het lichaam van de andere sekse in elkaar zit. Ook de begeleidster zelf vergrijpt zich aan Saskia, twee jaar lang.

“Wat ik vooral niet begrijp, is dat destijds geen enkele begeleider iets aan me vroeg. Ze moeten iets hebben gezien. Het valt op als een begeleider zoveel interesse toont in een kind uit een andere groep.” Omdat ze een ‘moeilijk kind’ werd, moest Saskia naar de orthopedagoog. “Die vroeg nooit wat er aan de hand was, vertelde me alleen dat ik beter mijn best moest doen.”

Saskia zweeg lang over wat er is gebeurd. Pas tijdens haar studietijd, als ze weer in groepsvorm woont, komt alles naar boven. “Ik kreeg nachtmerries en concentratieproblemen.” Saskia praat eindelijk met haar vrienden, ouders en een therapeut. Een moeilijk verwerkingsproces volgt. Aangifte deed ze nooit. “Dat was te zwaar voor me. En bovendien: hoe moest ik dit bewijzen?”

Ze gaat wel nog een keer terug naar het instituut om haar verhaal te vertellen. Daar horen ze haar netjes aan, maar er wordt geen actie ondernomen. “Ik weet dat er over een langere periode meer lotgenoten naar de instelling zijn gestapt. Ik snap dat de mensen die er nu werken, geen schuld hebben. Maar ze hebben als instelling wel een verantwoordelijkheid om ons te steunen. Ik denk dat ze te bang zijn voor hun goede naam.”

Met de uitbreiding van de opdracht van de commissie-De Winter wordt haar getuigenis eindelijk meegenomen in onderzoek. Saskia hoopt dat lotgenoten, uit verschillende instellingen, zich ook melden. Desnoods anoniem. “Dit moet bekend worden. Ook als mensen zelf denken dat het meevalt, kan hun bijdrage belangrijk zijn. Voor kinderen van nu: zodat de onderzoekers kunnen kijken hoe het zo mis kon gaan.”

Saskia’s naam is gefingeerd. Haar echte naam is bij de redactie bekend.

Melding doen

Slachtoffers die melding willen doen, kunnen contact opnemen via het telefonisch meldpunt, 088 371 7500. Of via de digitale vragenlijst op www.commissiegeweldjeugdzorg.nl of via info@commissiegeweldjeugdzorg.nl.

Lees ook:

'Voor velen is erkenning het belangrijkst'

Hulpverleners waren druk met ouders, niet met Sharleyne

D66: Onderzoek geweld jeugdzorg moet breder

Wilt u iets delen met Trouw?

Tip hier onze journalisten

Op alle verhalen van Trouw rust uiteraard copyright.
Wil je tekst overnemen of een video(fragment), foto of illustratie gebruiken, mail dan naar copyright@trouw.nl.
© 2023 DPG Media B.V. - alle rechten voorbehouden