Achter de schermen
Columnist Babah Tarawally wil niet met het vingertje naar de lezer wijzen
Hij hoopt een verzoenende stem te zijn in het steeds verder polariserende Nederland. Vanaf deze week maakt schrijver Babah Tarawally wekelijks een column voor Trouw. Hij vertelt wat we van die columns kunnen verwachten. ‘Mijn stem is nodig.’
In je columns beschrijf je jouw persoonlijke ervaringen en stip je onderwerpen als racisme en discriminatie aan. Wat hoop je daarmee te bereiken?
“Ik wil de lezers bewust laten worden van de gemarginaliseerde groepen in de samenleving. In die lagen van de bevolking gebeurt zo veel, maar is er geen aandacht voor. Ik probeer met mijn columns hun verhaal te vertellen. Op mijn eigen manier, met de nodige humor. Ook als het om moeilijke verhalen gaat. Want ik geloof dat humor geneest.
“Mijn bedoeling is dat mensen geleidelijk wakker geschud worden. Geleidelijk, want het is niet mijn bedoeling ze in de verdediging te laten schieten. Ik wil niet polariseren, ik wil mensen verbinden met elkaar. Op een hele prettige manier.”
Het racismedebat zorgt creëert ook veel verdeeldheid in Nederland. Hoe ga jij die verbinding opzoeken?
“In plaats van mijn mening direct te ventileren probeer ik eerst tot tien te tellen en alles te verwerken voordat ik het opschrijf. Ik wil niet dat mensen zich aangevallen voelen, dat is niet mijn bedoeling. Ik wil mensen over dingen na laten denken en hun mening laten bijstellen. Er is niemand die het absolute gelijk heeft. Je eigen mening bijstellen is ook een manier van beschaving.”
Veel mensen die racisme en discriminatie bespreekbaar proberen te maken, kunnen rekenen op boze reacties. Heb je nog getwijfeld over deze columns?
“Ik twijfelde, omdat ik geen zin heb in alle beledigingen – of bedreigingen – die columnisten krijgen als ze hun mening uiten. Daarnaast vraagt een column schrijven ook veel van je als persoon. Je bent er niet alleen mee bezig in die twee uur dat je schrijft, maar zo’n column blijft de hele week door je hoofd spoken.
“Uiteindelijk dacht ik: de maatschappij is zo aan het polariseren, mijn stem is nodig om die polarisering een halt toe te roepen. Door de manier waarop ik dingen verwoord, hoop ik dat mensen de andere kant gaan snappen, op een ongedwongen manier. Zodat ze op een andere manier gaan kijken naar de samenleving.
“Ik hoop uiteraard niet dat mijn columns zo’n negatieve reacties gaan krijgen. Puur omdat ik weet hoe ik schrijf. Ik ben een verhalenverteller, ik ben niet iemand die met de vinger wijst en vertelt wat mensen moeten doen. Het is aan de lezer om uiteindelijk de conclusie te trekken.”
Waarom reageren mensen zo heftig op dit onderwerp, denk je?
“We leven in een maatschappij waarin mensen het gevoel hebben dat ze hun mening moeten laten gelden. Twitter en Facebook zijn zo nadrukkelijk aanwezig. Iedereen heeft een mening en denkt dat die mening de waarheid is.
“Ik kijk bijna nooit op Twitter. Daar zit de oorlog. Iedereen kan elkaar daar gewoon afmaken en daar heb ik gewoon geen zin in. Mensen zijn zo overtuigd van hun eigen gelijk dat ze niet willen luisteren naar mensen met een andere mening. Dan schieten ze meteen in de verdediging, want hun mening is de enige juiste.”
Je bent gevlucht uit je geboorteland Sierra Leone en hebt vervolgens zeven jaar als asielzoeker in Nederland doorgebracht. Is dat ook de reden dat je zo begaan bent met dit onderwerp?
“Ik ben nu 23 jaar in Nederland en heb dit land ook op een hele andere manier meegemaakt. Mijn achtergrond is een onderdeel van mij en dat komt zeker terug in mijn columns. Maar ik wil niet ingedeeld worden in een hokje. Ik ben niet alleen het vluchtelingenverhaal, of het discriminatieverhaal. Ik maak dingen mee en die zet ik in mijn columns.”
Waar haal je nog meer inspiratie vandaan?
“Ik haal de kennis in mijn columns uit de filosofie van Ubuntu: Ik ben omdat wij zijn. Ik ben er heel erg van overtuigd dat je alleen mens bent door de mensen om je heen. Dat is een filosofie die mij leidt: hoe ik mijn leven inricht, hoe ik mij tot de ander verhoud en hoe ik verbinding maak. Die filosofie houdt mij wel scherp. Ik word niet snel boos op anderen en val mensen niet aan. Zo ben ik niet. Ik ben meer van de verbinding. Dat kun je ook zien in mijn columns.”
Wanneer ben je eigenlijk met schrijven begonnen? Wilde je altijd al schrijver worden?
“In Sierra Leone schreef ik als kind – ik was denk ik een jaar of 12 - brieven voor mensen die zelf niet konden schrijven. In ruil voor zakgeld. In die brieven zat veel emotie. Ze gingen over honger, over onrecht, over schuldeisers, of mensen die geld vroegen.
Ik merkte dat ik vaak werd gevraagd, vaker dan de jongeren die iets ouder waren. Een oude man zei me ooit: “Mijn zoon wil zijn brieven alleen door jou laten schrijven, want je schrijft zo mooi”. Ik schreef op een andere manier. Als iemand wilde zeggen dat hij honger had, beschreef ik die honger echt en legde ik uit hoe die persoon eruitzag. En aan het einde van die brieven schreef ik dan mijn naam, zodat mensen zagen dat ik die brief had geschreven.
“Tijdens de oorlog heb ik ook veel brieven geschreven, want er waren geen journalisten. Die brieven waren anoniem, want ik was bang dat ik anders gearresteerd zou worden. Toen ik naar Nederland vluchtte, leefde ik zeven jaar lang als asielzoeker en mocht ik niet werken en niks doen. In die periode ben ik ook gaan schrijven, om betekenis te geven aan mijn leven - en tijd te doden. Ik schreef in eerste instantie verhalen voor mezelf. Mijn eerste Nederlandse vriendin zei: ‘Babah je schrijft zoveel mooie dingen, waarom maak je daar niet één lang verhaal van?’
“Dat heb ik toen gedaan. Niet met de bedoeling om het uit te geven, maar mensen die het lazen reageerden enthousiast. Dus heb ik het naar het Nederlands Letterenfonds gestuurd. Mijn Nederlands was nog niet zo goed, dus moest ik vragen om subsidie zodat het boek gecorrigeerd kon worden. Dat verzoek werd gehonoreerd en zo is mijn eerste boek, ‘De God met Blauwe Ogen’, uitgekomen.”
Tot slot: wat hoop je de lezers mee te geven?
“Als je eenmaal uit je eigen land vertrekt, ben je niet meer hetzelfde. Je verandert. Je kan dan twee dingen doen: die verandering ontkennen, of accepteren als een toegevoegde waarde in je leven. Dat laatste heb ik gedaan. Ik ben uit mijn vaderland gevlucht en naar Nederland gekomen. En ik ben veranderd. Daar ben ik me bewust van. Mijn manier van kijken, hoe ik in het leven sta, is veranderd. Ik leef niet tussen verschillende culturen, ik leef met mijn verschillende culturen en dat beïnvloedt mij ook. Ik zie veel meer dan alleen zwart en wit. Ik verzamel de verhalen van alle mensen en culturen om mij heen. Ik zou graag willen dat Nederland gewoon een gezamenlijk verhaal heeft, waarin iedereen die in Nederland woont zichzelf gaat herkennen.”
Schrijver, journalist, filosoof, vluchteling
Babah Tarawally is schrijver en journalist. Hij vluchtte als 22-jarige uit zijn geboorteland Sierra Leone en bracht zeven jaar in een Nederlands asielzoekerscentrum door. Tarawally studeerde filosofie in Amsterdam en schreef drie boeken, ‘De god met de blauwe ogen’ (2010), ‘De verloren hand’ (2016) en ‘Gevangen in zwart-witdenken: En hoe we kunnen ontsnappen’ (2018). Hij werkt momenteel aan een vierde boek. Eerder was hij columnist voor One World. Naast zijn werk als schrijver en columnist, zet hij zich in voor onafhankelijke media in ontwikkelingslanden en helpt hij jongeren die net in Nederland zijn om hun weg te vinden door middel van trainingen.
Voor Trouw schrijft Babah Tarawally vanaf deze maand om de week een nieuwe column. U vindt zijn columns terug in dit dossier.
Lees ook:
Eerste column: Vliegen met Willem van Oranje
Laatst zat ik in een KLM-vliegtuig vanuit Sierra Leone, mijn moederland, naar Nederland, mijn vaderland. Ik zat naast een lange witte man met de uiterlijke kenmerken van Willem van Oranje.
Witte mensen zijn niet de vijand, vindt schrijver Babah Tarawally
Redacteur Leonie Breebaart sprak vorig jaar met Babah Tarawally naar aanleiding van zijn boek ‘Gevangen in zwart-witdenken’. “Ik probeer continu accentloos Nederlands te spreken en als dat niet lukt, vreet het aan mij als mens.”